stop start MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 86 of 719

3–4
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
Afstandbediende
portiervergrendeling
Dit systeem maakt gebruik van de
sleuteltoetsen om op afstand de portieren
en de achterklep te vergrendelen en te
ontgrendelen.
Het systeem kan de motor starten zonder
dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak
hoeft te nemen.
Bediening van het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ook mogelijk bij
modellen die voorzien zijn van een anti-
diefstal beveiligingssysteem.

Systeemdefecten of waarschuwingen
worden aangegeven door de volgende
waarschuwingslampjes of pieptonen.
 


 KEY waarschuwingslampje (Rood)
 Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-41 .
 


 Waarschuwingszoemtoon voor niet-
uitgeschakeld contact (STOP)
  Zie Waarschuwingszoemtoon voor niet-
uitgeschakeld contact (STOP) op pagina
7-54 .
 


 Sleutel uit auto verwijderd
waarschuwingszoemtoon
  Zie Sleutel uit auto verwijderd
waarschuwingszoemtoon op pagina
7-55 .

In geval u problemen heeft met de
functies van de sleutel, raadpleegt u een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur.

Als uw sleutel verloren is geraakt of
gestolen is, zo spoedig mogelijk contact
opnemen met een of¿ ciële Mazda
reparateur voor een nieuwe sleutel en de
verloren of gestolen sleutel onbruikbaar
laten maken.
OPGELET
Zendapparatuur zoals deze zijn in
de Verenigde Staten onderhevig aan
wettelijke bepalingen.
Veranderingen of modi¿ caties die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de
partij die verantwoordelijk is voor de
compliantie kunnen de garantie op de
apparatuur ongeldig maken.
OPMERKING
  De werking van het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
kan als gevolg van plaatselijke
omstandigheden variëren.
  Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem is
volledig operationeel (portier/
achterklep vergrendelen/
ontgrendelen) wanneer het contact
uit gezet is. Het systeem functioneert
niet als het contact in een andere
stand dan uit wordt gezet.
  Indien de sleutel niet functioneert
wanneer u een toets indrukt of de
gebruiksafstand te klein wordt, is
de batterij mogelijk bijna uitgeput.
Zie voor het plaatsen van een
nieuwe batterij Vernieuwen van de
sleutelbatterij (pagina 6-41 ).


Page 90 of 719

3–8
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  (Automatische
hervergrendelfunctie)
 Na het ontgrendelen met behulp van
de sleutel, zullen alle portieren en de
achterklep automatisch vergrendeld
worden als een van de volgende
handelingen niet binnen ongeveer
30 seconden wordt uitgevoerd. Als
uw auto uitgerust is met een anti-
diefstal beveiligingssysteem, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
knipperen bij wijze van bevestiging.
 De tijd die nodig is om de portieren
automatisch te vergrendelen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
 Een portier of de achterklep wordt
geopend.
 


 Het contact in een andere stand dan
uit wordt gezet.





 (Met anti-diefstal
beveiligingssysteem)
 Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de sleutel terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
tweemaal knipperen om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
Annuleertoets van inbraaksensor *
Druk voor het annuleren van de
inbraaksensor (onderdeel van het anti-
diefstal beveiligingssysteem) binnen
20 seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets op de annuleertoets van de
inbraaksensor en de waarschuwingslichten
zullen driemaal knipperen.
Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem op
pagina 3-50 .


Werkingsbereik
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Starten van de motor
OPMERKING
  De kans bestaat dat de motor gestart
kan worden als de sleutel zich buiten
de auto bevindt en buitengewoon
dichtbij een portier of raam wordt
gehouden, echter de motor altijd
vanaf de bestuurdersstoel starten.
 Als de auto gestart wordt en de
sleutel bevindt zich niet in de auto,
zal de auto niet opnieuw starten
nadat deze is stopgezet en wordt het
contact op uit gezet.
  De bagageruimte valt buiten het
verzekerde werkingsbereik, echter
als bediening van de sleutel (zender)
mogelijk is kan de motor gestart
worden.


Page 114 of 719

3–32
Alvorens te gaan rijden
Brandstof en emissie
Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-G 2.0)
Deze auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel
van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de
uitstoot van uitlaatgassen.
WAARSCHUWING
Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen:
Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk. Ook wanneer
de motor is stopgezet, blijft het uitlaatsysteem na normaal gebruik bijzonder heet en kan
dit alles wat brandbaar is tot ontbranding brengen. Eventueel hierdoor veroorzaakte
brand kan ernstig letsel mogelijk met dodelijke aÀ oop veroorzaken.
OPGELET
Indien de volgende gebruiksvoorschriften niet in acht worden genomen, kan zich lood
in de katalysator verzamelen of kan de katalysator zeer heet worden. Beide condities
resulteren in beschadiging van de katalysator en inferieure prestaties.
 
 GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. 
 Gebruik uw Mazda niet wanneer er tekenen van motorstoring zijn. 
 Vermijd freewheelen met het contact uitgeschakeld. 
 Vermijd afrijden van steile hellingen met ingeschakelde versnelling en het contact
uitgeschakeld.
  Laat de motor niet gedurende 2 minuten of langer met een hoog stationair toerental
draaien.
  Voer niet zelf reparaties uit aan het uitlaatgasreinigingssysteem. Alle inspecties en
afstellingen moeten door een deskundige monteur worden uitgevoerd.
  Uw auto niet door aanduwen of aanslepen proberen te starten.


Page 115 of 719

3–33
Alvorens te gaan rijden
Brandstof en emissie
Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 1.5)
Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel
van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de
uitstoot van uitlaatgassen.
WAARSCHUWING
Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen:
Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk. Ook wanneer
de motor is stopgezet, blijft het uitlaatsysteem na normaal gebruik bijzonder heet en kan
dit alles wat brandbaar is tot ontbranding brengen. Eventueel hierdoor veroorzaakte
brand kan ernstig letsel mogelijk met dodelijke aÀ oop veroorzaken.
OPGELET
Indien de volgende gebruiksvoorschriften niet in acht worden genomen, kan zich lood
in de katalysator verzamelen of kan de katalysator zeer heet worden. Beide condities
resulteren in beschadiging van de katalysator en inferieure prestaties.
 
 Gebruik uw Mazda niet wanneer er tekenen van motorstoring zijn. 
 Vermijd freewheelen met het contact uitgeschakeld. 
 Vermijd afrijden van steile hellingen met ingeschakelde versnelling en het contact
uitgeschakeld.
  Laat de motor niet gedurende 2 minuten of langer met een hoog stationair toerental
draaien.
  Voer niet zelf reparaties uit aan het uitlaatgasreinigingssysteem. Alle inspecties en
afstellingen moeten door een deskundige monteur worden uitgevoerd.
  Uw auto niet door aanduwen of aanslepen proberen te starten.


Page 132 of 719

3–50
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een of¿ ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
  Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een of¿ ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indicatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
  Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een of¿ ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste
wijze toegang probeert te krijgen tot de
auto of als de inbraaksensor beweging
binnen in de auto bespeurt, hetgeen tot
gevolg kan hebben dat de auto (met
inbraaksensor) of de inhoud er van wordt
gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene/
claxon en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.

Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
*
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.

De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.


Page 137 of 719

3–55
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
 


 De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
 


 Starten van de motor met de
startdrukknop.
 


 (Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)



 
 Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.
 

 
 Indrukken van de elektrische
achterklepopener wanneer u de sleutel
meedraagt.


De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
Waarschuwingslabels voor anti-
diefstal beveiligingssysteem

De handschoenenkast van uw auto bevat
een waarschuwingslabel voor het anti-
diefstal beveiligingssysteem.

Het wordt door Mazda aanbevolen dit
label aan te brengen op de achterste
benedenhoek van een voorportierruit.


Page 146 of 719

3–64
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 1.5)
OPGELET
  Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30
seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans
op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair
draaien onnodig.
  Wanneer het motortoerental wordt opgejaagd of te hoog wordt opgevoerd, vooral nadat
de motor pas gestart is, kan de turbolader beschadigd worden.
  Om beschadiging van de motor te voorkomen, is deze zodanig ontworpen dat hoog
opvoeren van het motortoerental vlak nadat de motor in buitengewoon koud weer
gestart is niet mogelijk is.
De turbolader vermeerdert in hoge mate het motorvermogen. De geavanceerde constructie
zorgt voor een verbeterde werking en een vermindering van onderhoud.

Neem de volgende punten in acht om de turbolader optimaal te kunnen laten functioneren.

1. Ververs de motorolie en vernieuw het olie¿ lter overeenkomstig het schema van
Periodieke Onderhoudsbeurten (pagina 6-3 ).
2. Gebruik uitsluitend de aanbevolen motorolie (pagina 6-23 ). Extra toevoegingen
worden NIET aanbevolen.



Page 155 of 719

3–73
Alvorens te gaan rijden
Slepen
R i j d e n
 




 Uw Mazda zal zich tijdens het trekken van een aanhanger anders gedragen dan normaal,
oefen dus het maken van bochten, het achteruit rijden en parkeren op een plaats zonder
verkeer.
 


 Neem de tijd om gewend te raken aan het extra gewicht en de lengte.



 Bij het trekken van een aanhanger nooit harder rijden dan 100 km/h. Als de plaatselijke
wettelijk toegestane maximum snelheid bij het trekken van een aanhanger minder is dan
100 km/h, de wettelijk toegestane snelheid niet overschrijden.
OPGELET
Als u bij het trekken van een aanhanger sneller rijdt dan 100 km/h, bestaat de kans dat uw
auto beschadigd wordt.
 


 Schakel bij het oprijden van een helling in een lagere versnelling om de kans op
overbelasting of oververhitting van de motor, of beide, te verminderen.
 


 Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de
motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed
voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig
is. Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot
oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden.

Parkeren
Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen. Als dit niet anders kan,
onderstaande instructies volgen.
Parkeren op een helling
1. Trek de handrem aan en druk de voetrem in.
2. Laat iemand de wielen blokkeren van de auto en de aanhangwagen, terwijl u de remmen
aangetrokken houdt.
3. Nadat de wielen geblokkeerd zijn, langzaam de handrem vrijzetten en de voetrem
loslaten en de wielblokken het gewicht laten dragen.
4. Trek de handrem stevig aan.
5. Als de auto een automatische transmissie heeft, de keuzehendel in stand P zetten. Bij een
handgeschakelde versnellingsbak, de versnellingshendel in stand 1 of R zetten.

Starten op een helling
1. Start de motor (pagina 4-6 ).
2. Laat de handrem los en rijd langzaam een korte afstand van de wielblokken vandaan.
3. Stop op het dichtstbijzijnde horizontale weggedeelte, trek de handrem aan en raap de
wielblokken op.




Page 157 of 719

4–1*Bepaalde modellen.4–1
4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen

Motor start/stop................................... 4-4
Contactschakelaar .......................... 4-4
Starten van de motor ...................... 4-6
Stopzetten van de motor ............... 4-13
i-stop
* ........................................... 4-14

Instrumentengroep en display ......... 4-25
Meters en tellers ........................... 4-25
Actief rijden display
* .................... 4-38
Waarschuwings/indicatielampjes ... 4-41

Transmissie ........................................ 4-48
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ............................ 4-48
Bedieningsorganen van de
automatische transmissie ............. 4-51

Schakelaars en regelaars .................. 4-65
Verlichtingsregelaar ..................... 4-65
Voormistlichten
* ........................... 4-73
Achtermistlicht * ............................ 4-74
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering ....................... 4-76
Voorruitenwissers en
ruitensproeier ............................... 4-78
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
* .............................. 4-82
Koplampsproeier * ......................... 4-83
Achterruitverwarming .................. 4-84
Claxon .......................................... 4-85
Waarschuwingsknipperlichten ..... 4-86
Remmen ............................................. 4-87
Remsysteem ................................. 4-87
Noodstopsignaalsysteem .............. 4-90
Hellingwegrijsysteem (HLA)
* ..... 4-91

ABS/TCS/DSC ................................... 4-93
Anti-blokkeer remsysteem
(ABS) ........................................... 4-93
Anti-wielspin regeling (TCS) ...... 4-94
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC) ........................................... 4-96

i-ELOOP ............................................ 4-98
i-ELOOP
* ..................................... 4-98

Brandstofverbruikmonitor ............. 4-101
Brandstofverbruikmonitor
* ........ 4-101

Drive-selectie ................................... 4-107
Drive-selectie
* ............................ 4-107

i-ACTIV AWD ................................. 4-109
i-ACTIV AWD werking
* ............ 4-109

Stuurbekrachtiging .......................... 4-111
Stuurbekrachtiging ..................... 4-111



Page 160 of 719

4–4
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Contactschakelaar
Startdrukknop-posities
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Telkens wanneer de startdrukknop wordt
ingedrukt, schakelt het contact over in
de volgorde van uit, ACC en ON. Door
vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te
drukken wordt het contact uit gezet.

StartdrukknopIndicatielampje

OPMERKING
  De motor start door het indrukken
van de startdrukknop en daarbij het
koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal
(automatische transmissie)
ingetrapt te houden. Druk voor het
overschakelen van de contactstand de
startdrukknop in zonder het pedaal in
te trappen.
  Laat het contact niet op ON staan
wanneer de motor niet draait. Dit
kan tot gevolg hebben dat de accu
uitgeput raakt. Als het contact
op ACC is blijven staan (bij een
automatische transmissie staat de
keuzehendel in de stand P en het
contact op ACC), wordt het contact
na ongeveer 25 minuten automatisch
uitgeschakeld.
U i t
De stroomvoorziening naar de elektrische
apparatuur wordt uitgeschakeld en het
startdrukknopindicatielampje (oranje) gaat
eveneens uit.
In deze stand is het stuurwiel vergrendeld.


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 50 next >