ECO mode MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 207 of 759

Signaal Waarschuwing Zie
Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje veiligheidsgordel
(voorzitting)7-69
(Rood)Waarschuwingslampje veiligheidsgordel (achterzitting) 7-69
*Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje voor laag sproeier-
vloeistofniveau7-70
Open-portier waarschuwingsindicatie 7-70
Open-achterklep waarschuwingsindicatie 7-70
Open-portier waarschuwingslampje 7-70
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat
enkele seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of
blijft branden, laat de auto dan nakijken door een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur).
▼Indicatie/indicatielampjes
Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de
bedrijfstoestand van het systeem of om een systeemdefect te melden.
Signaal Indicatie Zie
(Groen)Veiligheidsgordelindicatielampje (Achterzitting) 2-28
*Airbag-uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag2-59
BeveiligingssysteemindicatielampjeStart-blokkeer-
systeem
3-55
Anti-diefstal
beveiligingssys-
teem
3-58
Defect
7-65
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.4-37

Page 210 of 759

Signaal Indicatie Zie
(Wit)
*Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met
Stop & Go-functie) standby-indicatie4-162
*Cruising & Traffic Support (CTS) standby-indicatie4-175
(Groen)
*Mazda Radar Cruise Control (MRCC) instelindicatie4-152
*Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met
Stop & Go-functie) instelindicatie4-162
*Cruising & Traffic Support (CTS) instelindicatie4-175
*Smart Brake Support (SBS) OFF indicatielampje*1
Smart Brake
Support (SBS)
4-199
Smart Brake
Support [Rear]
(SBS-R)
4-203
Smart Brake
Support [Rear
Crossing]
(SBS-RC)
4-208
(Wit)
*Intelligente snelheidsondersteuning (ISA) standby-indicatie4-193
*Afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL) standby-indicatie4-188
(Groen)
*Intelligente snelheidsondersteuning (ISA) instelindicatie4-193
*Afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL) instelindicatie4-188
(Wit)
*Standby-indicatie van kruissnelheidsregelaar4-254
(Groen)
*Instelindicatie van kruissnelheidsregelaar4-254
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een
werkingscontrole en gaat enkele seconden later uit of wanneer de motor gestart
wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, laat de auto dan
nakijken door een deskundige reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur).
*2 Wanneer de handrem wordt aangetrokken blijft het lampje continu branden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-40*Bepaalde modellen.

Page 236 of 759

xDe koplampen doven als nogmaals
aan de hendel wordt getrokken
terwijl de koplampen branden.
▼Vertrekverlichting
De vertrekverlichting schakelt de
verlichting in wanneer op afstand van
de auto de ontgrendeltoets van de
zender wordt ingedrukt.
Wanneer de vertrekverlichting wordt
ingeschakeld, gaat de volgende
verlichting branden.
Dimlichten, positielampen,
achterlichten,
kentekenplaatverlichting.
Inschakelen van de verlichting
Wanneer de contactschakelaar en de
koplampschakelaar in de volgende
standen staan, gaan de koplampen
branden wanneer de ontgrendeltoets
op de zender wordt ingedrukt en de
auto het zendersignaal ontvangt.
Nadat er een bepaalde tijd is
verstreken gaan de koplampen uit (30
seconden).
xContactschakelaar: uit
xKoplampschakelaar: AUTO, of
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
OPMERKING
xDe functie van de vertrekverlichting
kan in- of uitgeschakeld worden.
Zie de sectie Instellingen in het
Mazda Connect instructieboekje.
xWanneer de vergrendeltoets van de
zender wordt ingedrukt en de auto
het zendersignaal ontvangt, gaan de
koplampen uit.
xWanneer de koplampschakelaar naar
de OFF stand wordt gedraaid, gaan
de koplampen uit.
▼Koplamphoogteverstelling
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het
aantal passagiers in de auto en het
gewicht van de lading in de
bagageruimte.
Bij inschakeling van de koplampen
wordt de hoek van de koplampen
automatisch afgesteld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie buitenverlichting
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje op pagina
7-68.
▼Dagverlichting*
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting
(dagverlichting) rijden.

De dagverlichting gaat automatisch
aan en uit.

OPMERKING
(Behalve landen waar dit bij de wet
verboden is)
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-66*Bepaalde modellen.

Page 258 of 759

automatisch vrijgezet en gaat het
indicatielampje AUTOHOLD actief uit.
x(Model met handgeschakelde
versnellingsbak)
Geef het koppelingspedaal vrij met
de versnellingshendel in een andere
stand dan de neutraalstand.
x(Model met automatische
transmissie)
xHet gaspedaal wordt ingetrapt.xDe auto kantelt achterwaarts of de
keuzehendel wordt verplaatst naar
de stand R op een horizontale
ondergrond.
OPMERKING
xAls de schakelaar van de elektrische
handrem (EPB) wordt aangetrokken
terwijl de AUTOHOLD functie actief
is, wordt de handrem aangetrokken
en de AUTOHOLD functie
vrijgegeven. Als de handrem onder
deze omstandigheden wordt
vrijgezet, houdt de AUTOHOLD
functie de remmen geactiveerd.
xOnder de volgende omstandigheden
wordt de handrem automatisch
aangetrokken en wordt de
AUTOHOLD functie vrijgegeven. De
AUTOHOLD functie wordt weer
geactiveerd wanneer de
omstandigheden voorafgaand aan
vrijgave van de AUTOHOLD functie
weer van toepassing zijn.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt.
xHet bestuurdersportier is open.
xWanneer ongeveer 10 minuten of
meer zijn verstreken sinds de
AUTOHOLD functie werd
geactiveerd, wordt de handrem
automatisch aangetrokken.
Aangezien de AUTOHOLD functie
opnieuw wordt geactiveerd wanneer
de handrem wordt vrijgezet, worden
de remmen weer door de
AUTOHOLD functie geactiveerd.
x(Model met handgeschakelde
versnellingsbak)
Wanneer u de auto op een
aflopende helling vooruit of achteruit
rijdt, koppelingspedaal intrappen, de
versnellingshendel naar de gepaste
stand voor het rijden in de gewenste
richting verplaatsen en vervolgens
het gaspedaal intrappen om de
AUTOHOLD-functie vrij te geven.
xDe AUTOHOLD functie kan
geforceerd worden geannuleerd
door het gaspedaal 1 seconde of
langer volledig in te trappen terwijl
AUTOHOLD actief is. Annuleer de
AUTOHOLD functie alleen
geforceerd wanneer het niet normaal
kan worden geannuleerd als gevolg
van een systeemstoring of wanneer
het moet worden geannuleerd in een
noodgeval.
▼AUTOHOLD systeem is
uitgeschakeld
Trap het rempedaal in en druk
vervolgens de AUTOHOLD schakelaar
in. De AUTOHOLD functie wordt
Tijdens het rijden
Remmen
4-88

Page 264 of 759

▼TCS OFF indicatielampje*
Dit indicatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer
op de TCS OFF schakelaar wordt
gedrukt en het TCS systeem wordt
uitgeschakeld.
Zie de TCS OFF schakelaar op pagina
4-94.

Als het lampje blijft branden wanneer
het TCS systeem niet is uitgeschakeld,
uw auto naar een deskundige
reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) brengen. Er is
mogelijk een defect in het DSC
systeem.
▼TCS OFF schakelaar*
Druk op de TCS OFF schakelaar om
het TCS systeem uit te schakelen. Het
TCS OFF indicatielampje in de
instrumentengroep en het TSC OFF
schakelaarindicatielampje gaan
branden.
1. TSC OFF schakelaarindicatielampje

Druk nogmaals op de schakelaar om
het TCS systeem opnieuw in te
schakelen. Het TCS OFF
indicatielampje en het TSC OFF
schakelaarindicatielampje gaan uit.
OPMERKING
xWanneer het TCS systeem is
ingeschakeld en u probeert de auto
vrij te krijgen wanneer deze vast is
komen te zitten, of wanneer u
probeert uit vers gevallen sneeuw
weg te rijden, zal het TCS systeem
(onderdeel van het DSC systeem)
geactiveerd worden. Door het
indrukken van het gaspedaal zal het
motorvermogen niet toenemen
zodat het moeilijk kan zijn de auto
vrij te krijgen. Schakel in dit geval het
TCS systeem uit.
xAls het TCS systeem uitgeschakeld is
wanneer de motor wordt stopgezet,
zal dit automatisch geactiveerd
worden wanneer het contact op ON
wordt gezet.
xDoor het TCS systeem ingeschakeld
te laten wordt de beste
aandrijfkracht verkregen.
xAls de TCS OFF schakelaar
gedurende 10 seconden of langer
ingedrukt wordt gehouden, treedt de
defectbeveiligingsfunctie van de TCS
OFF schakelaar in werking en wordt
het TCS systeem automatisch
geactiveerd. Het TCS OFF
indicatielampje gaat uit zodra het
TCS systeem geactiveerd wordt.
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC/Off-Road Traction Assist
4-94*Bepaalde modellen.

Page 295 of 759

BSM waarschuwingsindicatielampjes
De BSM
waarschuwingsindicatielampjes zijn
aangebracht op de linker- en
rechterportierspiegels. De
waarschuwingsindicatielampjes gaan
branden wanneer een voertuig wordt
bespeurd dat op een naastgelegen
rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt
gezet, gaat het
waarschuwingsindicatielampje
kortstondig branden en vervolgens na
enkele seconden uit.
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes gaan
branden wanneer de positielampen
zijn ingeschakeld, wordt de helderheid
van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
gedimd.
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
moeilijk te zien zijn als gevolg van
verblinding door het licht van de
omgeving bij het rijden op met sneeuw
bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de
dimmer uit te schakelen en de
helderheid van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes te
vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Dashboardverlichting op pagina
4-29.
Display-indicator
Het gedetecteerde naderende voertuig
en de waarschuwing worden in de
multi-informatiedisplay en Active
Driving Display getoond (modellen
met Active Driving Display).
Multi-informatiedisplay
Active Driving Display (modellen met
Active Driving Display)
Wanneer een naderend voertuig wordt
gedetecteerd, wordt de gedetecteerde
richting getoond met behulp van een
detectie-indicator (wit). Bovendien, als
een voertuig is gedetecteerd en de
richtingaanwijzerhendel wordt
bediend om een rijstrookverandering
aan te geven, verandert de
waarschuwingsindicator op de display
van kleur (oranje).
BSM waarschuwingszoemer
De BSM waarschuwingszoemer wordt
geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een BSM
waarschuwingsindicatielampje.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-125

Page 332 of 759

▼Instellen van het systeem
MRCC met Stop & Go-functie functioneert wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan.
xDe rijsnelheid is als volgt:
x(Europese modellen)
Ongeveer 0 km/h tot 200 km/h
x(Behalve Europese modellen)
Ongeveer 0 km/h tot 145 km/h
xMRCC met Stop & Go-functie is ingeschakeld.xHet rempedaal is niet ingedrukt.xDe handrem wordt vrijgezet (indicatielampje elektrische handrem (EPB) gaat uit).xEr is geen probleem met de DSC.xAlle portieren zijn gesloten.xDe veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.xDe keuzehendel staat in de stand D (rijden) of de stand M (handmatig)
(handgeschakelde modus).
OPMERKING
xIn de volgende gevallen wordt het MRCC systeem met Stop & Go-functie
geannuleerd wanneer de auto met een snelheid van 30 km/h of lager rijdt en in
de multi-informatiedisplay “Mazda Radar Cruise Control uitgeschakeld onder 30
km/h (20mph)” wordt weergegeven.
xDe vooruitrijcamera (FSC) kan doelobjecten niet detecteren (er is een probleem
met de vooruitrijcamera (FSC) of de voorruit is vuil).
xEr is een probleem met de in-stilstandpositie-houdenregeling.xEr is een probleem met de elektrische handrem (EPB).xWanneer het MRCC systeem met Stop & Go-functie is geactiveerd, gaan de
Distance & Speed Alert (DSA) en Smart Brake Support (SBS) systemen
automatisch ook aan.
xHet is wellicht niet mogelijk MRCC met Stop & Go-functie direct na het starten
van de motor in te stellen terwijl de werking van de DSC wordt gecontroleerd.
Het systeem inschakelen
1. CANCEL schakelaar
2. RES schakelaar
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-162

Page 353 of 759

OPMERKING
xWanneer u het rijden hervat door de
RES schakelaar in te drukken, gaat de
auto pas rijden wanneer de afstand
tussen uw auto en het voorliggende
voertuig de opgegeven afstand of
langer bedraagt.
xDe motor start automatisch wanneer
een van de acties om het rijden te
hervatten worden uitgevoerd terwijl
i-stop operationeel is.
xAls het CTS systeem tijdelijk is
geannuleerd terwijl de
in-stilstandpositie-houdenregeling
actief was, kunt u het rijden niet
hervatten door te drukken op de RES
schakelaar wanneer er geen
voertuigen voor u zijn. Trap het
gaspedaal in en hervat het rijden.
xAls het voorliggende voertuig gaat
rijden binnen 3 seconden nadat uw
auto door de
in-stilstandpositie-houdenregeling is
gestopt, wordt de
volgafstandregeling hervat zelfs als u
niet verder rijdt, bijvoorbeeld door
het gaspedaal in te trappen.

Vertrekinformatie van het voertuig
Als u het rijden niet binnen enkele
seconden hervat nadat het
voorliggende voertuig gaat rijden
tijdens de
in-stilstandpositie-houdenregeling,
knippert de indicatie voorliggend
voertuig in de multi-informatiedisplay
om de bestuurder te informeren dat
deze het rijden moet hervatten.
Wanneer u niet verder stuurt nadat het
indicatielampje knippert, dan wordt
een geluid geactiveerd om u aan te
sporen het sturen hervatten.
Rijstrookassistent (LAS)*
▼Rijstrookassistent (LAS)
Het LAS systeem biedt assistentie bij
de besturing om de bestuurder te
helpen binnen de rijstroken te blijven
wanneer de kans bestaat dat de auto
van zijn rijstrook afwijkt.
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt de
witte strepen (gele strepen) van de
rijstrook waarin de auto zich op dat
moment bevindt en als het systeem
bepaalt dat de auto mogelijk van zijn
rijstrook afwijkt wordt de elektrische
stuurbekrachtiging geactiveerd om de
bestuurder bij de besturing te
assisteren. Het systeem waarschuwt de
bestuurder ook door een
waarschuwing weer te geven op de
multi-informatiedisplay en de Active
Driving Display. Gebruik het systeem
bij het rijden op wegen met witte
(gele) strepen, zoals snelwegen of
hoofdwegen.
1. Vooruitrijcamera (FSC)
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.4-183

Page 368 of 759

xAls er de kans bestaat van het
botsen tegen enkel een deel van
het voorliggende voertuig of
obstakel.
xU rijdt met dezelfde snelheid als
het voorliggende voertuig.
xWanneer de bestuurder
doelbewust
bestuurdershandelingen uitvoert
(bedienen gaspedaal, bedienen
stuurwiel).
xHet gaspedaal wordt abrupt
ingetrapt.
xHet rempedaal wordt ingetrapt.xHet stuurwiel wordt gedraaid.xDe keuzehendel wordt verzet.xDe richtingaanwijzerhendel wordt
bediend.
xWanneer waarschuwingen en
berichten, zoals die voor een vuile
voorruit, verband houdend met de
vooruitrijcamera (FSC) of voorste
radarsensor op de
multi-informatiedisplay worden
getoond.
xDe SBS kan onder de volgende
omstandigheden worden
geactiveerd.
xWanneer er een object op de weg
is bij de ingang van een bocht
(zoals vangrails en sneeuwbanken).
xPasseren van een naderend
voertuig bij het maken van een
bocht.
xBij het oversteken van een smalle
brug en het rijden door lage of
smalle poorten, autowasinstallaties
of tunnels.
xBij het rijden door een tolhek.xBij het inrijden van een
ondergrondse parkeergarage.
xWanneer er zich een metalen
voorwerp, hobbel of uitstekend
object op de weg bevindt.
xAls u plotseling dicht bij een
voorliggend voertuig komt.
xEr is een dier, muur of boom.xStelt de bestuurder met een
waarschuwingsindicatie op de
multi-informatiedisplay en de Active
Driving Display (modellen met
Active Driving Display) terwijl het
systeem in werking is.
xWanneer een storing wordt
gedetecteerd of het systeem de
functie tijdelijk stopt vanwege
vervuilde sensoren (zoals een
radarsensor of vooruitrijcamera
(FSC)), dan gaat de i-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/het
waarschuwingslampje branden en
wordt er een melding op de
multi-informatiedisplay getoond.
xBij een handgeschakelde auto stopt
de motor wanneer het
koppelingspedaal niet wordt
ingetrapt en de auto door het SBS tot
stilstand wordt gebracht.
xAls de auto door de remwerking van
het SBS tot stilstand is gebracht en
het rempedaal niet wordt ingetrapt,
wordt de SBS rem automatisch
vrijgezet na ongeveer 2 seconden.
▼Waarschuwing voor botsing
Wanneer er een kans bestaat op een
botsing met een voorliggend voertuig,
is onafgebroken het
botsingswaarschuwingsgeluid
hoorbaar en wordt een waarschuwing
getoond op de multi-informatiedisplay
en de Active Driving Display.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-198

Page 428 of 759

Bandenspanningscontrol
esysteem (TPMS)
*
▼Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
De TPMS controleert de
bandenspanning van elke band en
wanneer deze onder de
voorgeschreven waarde komt,
waarschuwt het systeem de bestuurder
door het TPMS waarschuwingslampje
in de instrumentengroep in te
schakelen en een melding weer te
geven op de multi-informatiedisplay.
Voor de TPMS worden de
bandenspanningsgegevens, die via
radiosignaal worden verzonden vanaf
de op elk wiel geïnstalleerde
bandenspanningssensoren, ontvangen
door de ontvanger in de auto om de
bandenspanning te controleren.
1. Bandenspanningssensoren

Daarnaast kunnen de huidige
bandenspanningen worden
gecontroleerd met de middendisplay.
Zie de sectie Voertuigstatusmonitor in
het Mazda Connect instructieboekje.
OPMERKING
xWanneer de omgevingstemperatuur
laag is, daalt ook de
bandentemperatuur. Als de
bandentemperatuur daalt, neemt de
luchtdruk in de banden ook af
waardoor het TPMS
waarschuwingslampje kan gaan
branden.
xControleer de banden visueel op
afwijkingen voordat u gaat rijden.
Inspecteer de bandenspanning
bovendien maandelijks. Het gebruik
van een digitale
bandenspanningsmeter voor het
inspecteren van de bandenspanning
wordt aanbevolen.
Het TPMS is geen vervanging voor uw
eigen periodieke controle van de
banden. Controleer de banden
regelmatig.
OPGELET
¾Elke band, inclusief het reservewiel
(indien voorzien), dient maandelijks
in koude toestand gecontroleerd te
worden en op de bandenspanning
gebracht te worden welke wordt
aanbevolen door de autofabrikant
op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto
banden van een verschillende maat
heeft dan de maat die op het
voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel staat
aangegeven, dient u de juiste
bandenspanning voor deze banden
te bepalen.)
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
4-258*Bepaalde modellen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 next >