dashboard MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 193 of 759

Instrumentengroep en
display
▼Instrumentengroep en display

ƒInstrumentengroep....... pagina 4-23
„Active Driving Display.....................
................................... pagina 4-43
Instrumentengroep
▼Instrumentengroep

ƒToerenteller................. pagina 4-23
„Multi-informatiedisplay ..................
................................... pagina 4-25
…Motorkoelvloeistoftemperatuurmet
er................................ pagina 4-27
†Brandstofmeter............ pagina 4-28
‡Dashboardverlichtingsschakelaar.....
................................... pagina 4-29
ˆSnelheidsmeter............ pagina 4-23
‰TRIP Schakelaar............ pagina 4-27
▼Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de auto aan.
▼Toerenteller
De toerenteller geeft het
motortoerental in duizenden
omwentelingen per minuut (omw/
min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van
de toerenteller in de RODE ZONE
draaien.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-23

Page 199 of 759

OPMERKING
xNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indicator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
xDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
▼Dashboardverlichting
(Zonder automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
Wanneer de lichtsensor echter
bespeurt dat de omgeving helder is,
zoals wanneer de verlichting overdag
wordt ingeschakeld, dimt de
dashboardverlichting niet.
OPMERKING
x(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege
avond of bij schemering in de stand
ON wordt gezet, wordt de
dashboardverlichting gedurende
enkele seconden gedimd totdat de
lichtsensor de helderheid van de
omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van
de helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het
verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-62.
De helderheid van de
instrumentenpaneel- en
dashboardverlichtingen kunnen
afgesteld worden door het indrukken
van de
dashboardverlichtingsschakelaar terwijl
de dashboardverlichting is gedimd.
xDruk op de + schakelaar om de
helderheid te vergroten.
xDruk op de - schakelaar om de
helderheid te verminderen. Wanneer
op de - schakelaar wordt gedrukt
terwijl de instrumentengroep
maximaal is gedimd, wordt een
geluid geactiveerd om u erop te
wijzen dat de huidige
dimmerinstelling de maximale
instelling is.

1. Helder
2. Gedimd
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
De verlichtingsdimmer kan
uitgeschakeld worden door het
indrukken van de + schakelaar terwijl
de instrumentengroep maximaal is
gedimd en het contact in wordt
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-29

Page 223 of 759

Modus voor
handbediende
overschakeling
▼Modus voor handbediende
overschakeling
De modus voor handbediende
overschakeling geeft u het gevoel met
een auto met handgeschakelde
versnellingsbak te rijden doordat u de
keuzehendel handmatig kunt
bedienen. Dit maakt dat u het
motortoerental en het koppel naar de
aangedreven wielen kunt regelen,
precies zoals bij een handgeschakelde
versnellingsbak, in het geval meer
controle gewenst is.
Voor het overschakelen naar de modus
voor handbediende overschakeling , de
keuzehendel van D naar M
verplaatsen.

OPMERKING
xDoor tijdens het rijden te veranderen
naar de modus voor handbediende
wordt de transmissie niet
beschadigd.
xAls u overgaat naar de modus voor
handbediende overschakeling
wanneer de auto tot stilstand is
gebracht, zal de versnelling
overschakelen naar M1.
xAls u bij het rijden in bereik D, 5e
versnelling/6e versnelling, overgaat
naar de modus voor handbediende
overschakeling zonder het gaspedaal
in te trappen, zal de versnelling
overschakelen naar M4/M5.
Om terug te keren naar de
automatische overschakelfunctie, de
hendel van M naar D verplaatsen.
▼Indicatielampjes
1. Indicatie voor handbediende
overschakeling
2. Versnellingspositie-indicatie
Indicatie voor handbediende
overschakeling
In de modus voor handbediende
overschakeling gaat de “M” van het
schakelstandindicatielampje in het
dashboard branden.
Versnellingspositie-indicatie
Het nummer voor de gekozen
versnelling gaat branden.

OPMERKING
xAls tijdens het rijden met hoge
snelheden de versnellingen niet
teruggeschakeld kunnen worden,
gaat de versnellingspositie-indicatie
tweemaal knipperen om aan te
geven dat de versnellingen niet
teruggeschakeld kunnen worden (om
de transmissie te beschermen).
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
4-53

Page 295 of 759

BSM waarschuwingsindicatielampjes
De BSM
waarschuwingsindicatielampjes zijn
aangebracht op de linker- en
rechterportierspiegels. De
waarschuwingsindicatielampjes gaan
branden wanneer een voertuig wordt
bespeurd dat op een naastgelegen
rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt
gezet, gaat het
waarschuwingsindicatielampje
kortstondig branden en vervolgens na
enkele seconden uit.
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes gaan
branden wanneer de positielampen
zijn ingeschakeld, wordt de helderheid
van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
gedimd.
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
moeilijk te zien zijn als gevolg van
verblinding door het licht van de
omgeving bij het rijden op met sneeuw
bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de
dimmer uit te schakelen en de
helderheid van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes te
vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Dashboardverlichting op pagina
4-29.
Display-indicator
Het gedetecteerde naderende voertuig
en de waarschuwing worden in de
multi-informatiedisplay en Active
Driving Display getoond (modellen
met Active Driving Display).
Multi-informatiedisplay
Active Driving Display (modellen met
Active Driving Display)
Wanneer een naderend voertuig wordt
gedetecteerd, wordt de gedetecteerde
richting getoond met behulp van een
detectie-indicator (wit). Bovendien, als
een voertuig is gedetecteerd en de
richtingaanwijzerhendel wordt
bediend om een rijstrookverandering
aan te geven, verandert de
waarschuwingsindicator op de display
van kleur (oranje).
BSM waarschuwingszoemer
De BSM waarschuwingszoemer wordt
geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een BSM
waarschuwingsindicatielampje.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-125

Page 314 of 759

WAARSCHUWING
Controleer altijd visueel de directe
omgeving alvorens daadwerkelijk uw
auto in de achteruit te zetten:
Het systeem is enkel bedoeld om u bij
het achteruitrijden te helpen op
achteropkomende voertuigen te
controleren. Als gevolg van bepaalde
beperkingen ten aanzien van de
werking van dit systeem, bestaat de
kans dat de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampjes niet of
met vertraging knipperen alhoewel er
zich een voertuig achter uw auto
bevindt. Neem het als bestuurder altijd
tot uw verantwoordelijkheid te
controleren op achteropkomend
verkeer.
Bediening van het
achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA)
1. Het
achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) functioneert wanneer de
versnellingshendel
(Handgeschakelde versnellingsbak)
of de keuzehendel (Automatische
transmissie) in de achteruitstand (R)
gezet wordt.
2. Als er de kans bestaat op een
botsing met een naderend voertuig,
gaan de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampjes
knipperen en wordt tegelijkertijd de
waarschuwingszoemer geactiveerd.
Achteruitkijkmonitor (modellen
met achteruitkijkmonitor)
De waarschuwingsindicatie van het
achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) in de achteruitkijkmonitor
werkt ook synchroon met het
dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampje op
de portierspiegels.
360° rondomkijkmonitor
(modellen met 360°
rondomkijkmonitor)
De waarschuwingsindicatie van het
achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) in de 360°
rondomkijkmonitor werkt ook
synchroon met het
dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampje op
de portierspiegels.
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes gaan
branden wanneer de positielampen
zijn ingeschakeld, wordt de helderheid
van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
gedimd.
Als de BSM
waarschuwingsindicatielampjes
moeilijk te zien zijn als gevolg van
verblinding door het licht van de
omgeving bij het rijden op met sneeuw
bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de
dimmer uit te schakelen en de
helderheid van de BSM
waarschuwingsindicatielampjes te
vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Dashboardverlichting op pagina
4-29.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-144

Page 462 of 759

Afstelling van de luchtstroomrichting
1. Knop

Achterste luchtroosters
*
Luchtrooster open/dicht
1. Regelknop
2. Openen
3. Sluiten

Afstelling van de luchtstroomrichting
1. Knop
▼Kiezen van de luchtstroomfunctie
Dashboardluchtroosters
1. Met achterste luchtroosters

Dashboard- en vloerluchtroosters
1. Met achterste luchtroosters

Vloerluchtroosters
1. Met achterste luchtroosters

Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-4*Bepaalde modellen.

Page 500 of 759

Opbergvakken
▼Opbergvakken
WAARSCHUWING
Houd tijdens het rijden de
opbergvakken gesloten:
Rijden met geopende opbergvakken is
gevaarlijk. Ter vermindering van de
kans op letsel tijdens ongevallen of een
plotselinge stop, de opbergvakken
tijdens het rijden gesloten houden.
Plaats geen voorwerpen in
opbergruimten die geen deksel
hebben:
Het plaatsen van voorwerpen in
opbergruimten die geen deksel
hebben is gevaarlijk aangezien deze
tijdens plotseling remmen,
manoeuvreren of accelereren door het
interieur geslingerd kunnen worden.
Dit kan afhankelijk van hoe het
voorwerp is opgeborgen een ongeval
veroorzaken.
OPGELET
Laat wanneer u in de zon parkeert
geen brillen of aanstekers in de
opbergvakken liggen. Door de hoge
temperaturen kan een aansteker tot
ontploffing komen of kan het plastic
materiaal van een bril vervormen of
barsten.
▼Dakconsole*
Dit consolevak is geschikt voor het
opbergen van een bril of overige
accessoires.
Dit openen door indrukken en
loslaten.
▼Opbergzakje
Voor gebruik het deksel openen.
▼Dashboardkastje
Voor het openen van het
dashboardkastje de vergrendeling naar
u toe trekken.
Voor het sluiten van het
dashboardkastje, de klep van het
dashboardkastje in het midden stevig
aandrukken.
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
5-42*Bepaalde modellen.

Page 745 of 759

Index
Actieve aangepaste overschakeling
(AAS)................................... 4-52
Handbediende stand............ 4-60
Modus voor handbediende
overschakeling...................... 4-53
Regeling van automatische
transmissie........................... 4-49
Rijtips.................................. 4-61
Schakelblokkeersysteem........ 4-50
Transmissiestanden............... 4-51
B
Bagageruimte............................ 5-43
Onderste
laadcompartiment................ 5-43
Bagageruimteverlichting............. 5-35
Banden..................................... 6-46
Bandenspanning................... 6-47
Lekke band.......................... 7-28
Onderling verwisselen van de
banden................................ 6-47
Sneeuwkettingen.................. 3-66
Technische gegevens............. 9-11
Vervangen van een band....... 6-48
Vervangen van een wiel.........6-49
Winterbanden...................... 3-65
Bandenspanningscontrolesysteem......
.............................................. 4-258
Bekerhouder............................. 5-39
Benzinedeeltjesfilter................ 4-262
Berichten die verschijnen op de
multi-informatiedisplay.............. 7-73
Beveiligingssysteem
Anti-diefstal
beveiligingssysteem...............3-56
Start-blokkeersysteem........... 3-54
Bevestigingsriem voor
gevarendriehoek........................7-27
Binnenspiegel............................3-45
Brake Override
waarschuwingszoemer............... 7-80
Brake Override-systeem............. 4-84
Brandstof
Tankinhoud............................ 9-8
Tankklep en -dop................. 3-39
Ve re i s te n
(SKYACTIV-D 1.8).. 3-37
Ve re i s te n
(SKYACTIV-G 2.0,
SKYACTIV-G 2.5. SKYACTIV-X
2.0)..................................... 3-34
Brandstofbesparing en
milieubescherming.................... 3-61
Buitenspiegels........................... 3-42
C
Cilinderdeactivering...................4-22
Claxon......................................4-77
Contactschakelaar....................... 4-4
Controle van het
motorkoelvloeistofniveau........... 6-31
Controle van het motoroliepeil... 6-29
Controle van het niveau van de rem/
koppelingsvloeistof.................... 6-33
Controle van het
sproeiervloeistofniveau.............. 6-34
Cruising & Traffic Support
(CTS)...................................... 4-168
Displayindicatie.................. 4-172
Instellen van het systeem..... 4-175
In-stilstandpositie-
houdenregeling.................. 4-182
Waarschuwing voor korte
volgafstand.........................4-173
Weergave van verzoek
opschakelen/
terugschakelen................... 4-182
D
Dakconsole............................... 5-42
Dashboardkastje....................... 5-42
10-3

Page 746 of 759

Index
Display..................................... 4-23
Distance & Speed Alert (DSA).. 4-134
Indicatie op display............ 4-135
Dodehoekmonitor (BSM).........4-121
Dodehoekmonitor (BSM) buiten
werking stellen................... 4-126
Doorwaden van water............... 3-68
Drie-knipperingen-
richtingaanwijzer....................... 4-69
Driver Monitoring (DM)...........4-138
Driver Monitoring-camera........4-252
Drive-selectie.......................... 4-103
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC)....................................... 4-95
TCS/DSC indicatielampje..... 4-95
E
Elektrische handrem (EPB)......... 4-80
Elektrische handrem (EPB)
waarschuwingszoemer............... 7-81
Elektrische Ruitbediening........... 3-47
Elektrisch bediende achterklep... 3-26
Essentiële Informatie................... 6-2
F
Fleshouder................................ 5-40
Front Cross Traffic Alert (FCTA)
waarschuwingszoemer............... 7-82
G
Garantie
Registratie van de auto in het
buitenland............................. 8-2
Geavanceerde sleutel
Geavanceerd afstandbediend
portiervergrendelingssysteem ........
........................................... 3-10
Werkingsbereik..................... 3-11
Geavanceerd afstandbediend
portiervergrendelingssysteem..... 3-10
Gloeilamp
Vervangen............................ 6-50
Gloeilampen
Technische gegevens............. 9-10
H
Handrem.................................. 4-80
Hellingwegrijsysteem (HLA)........4-90
Hoofdsteun...............................2-17
I
Inhouden.................................... 9-8
Inrijden..................................... 3-61
Installatie van niet-originele
onderdelen en accessoires........... 8-2
Instapverlichtingssysteem........... 5-37
Instrumentengroep.................... 4-23
Afstand die met de voorradige
brandstof kan worden
afgelegd............................... 4-31
Berichtendisplay................... 4-33
Berichten die verschijnen op de
multi-informatiedisplay......... 7-73
Brandstofmeter..................... 4-28
Buitentemperatuurdisplay......4-30
Dagteller.............................. 4-27
Dashboardverlichting............ 4-29
Gemiddeld
brandstofverbruik................. 4-31
Huidig brandstofverbruik....... 4-32
Indicatie/indicatielampjes.....4-37
i-ACTIVSENSE display........... 4-33
Kilometerteller......................4-27
Motorkoelvloeistoftemperatuurme
ter....................................... 4-27
Multi-informatiedisplay......... 4-25
Remregeneratieladingdisplay ........
........................................... 4-32
Rijsnelheidsalarm..................4-32
Snelheidsmeter.....................4-23
10-4

Page 749 of 759

Index
Basishandelingen Mazda
Connect............................... 5-18
Bijlage..................................5-27
Mazda
ERA-GLONASS............... 7-14
Mazda Radar Cruise Control met
Stop & Go-functie (MRCC met Stop
& Go-functie)......................... 4-157
Displayindicatie.................. 4-160
Instellen van het systeem..... 4-162
In-stilstandpositie-
houdenregeling.................. 4-166
Waarschuwing voor korte
volgafstand.........................4-160
Mazda Radar Cruise Control
(MRCC).................................. 4-147
Displayindicatie.................. 4-149
Instellen van het systeem..... 4-152
Waarschuwing voor korte
volgafstand.........................4-150
Weergave van verzoek
opschakelen/
terugschakelen................... 4-156
Meters...................................... 4-23
Middenconsole......................... 5-43
Mistachterlicht.......................... 4-67
Mistlichten
Achter..................................4-67
Mobiele telefoons....................... 8-4
Moeilijke rijomstandigheden...... 3-62
Motor
Koelvloeistof........................ 6-31
Motorkapontgrendeling........ 6-19
Olie..................................... 6-26
Overzicht van de
motorruimte.........................6-21
Starten................................... 4-6
Uitlaatgas............................. 3-38
Motorkapontgrendeling............. 6-19
Motor starten..............................4-6
Multi-informatiedisplay..............4-25
M Hybrid.................................. 4-98N
Noodoproepsysteem................... 7-2
Noodstopsignaalsysteem............4-90
O
Off-Road Traction Assist............ 4-96
Off-Road Traction Assist
indicatielampje.....................4-97
Off-Road Traction Assist
schakelaar............................ 4-97
Onderhoudspunt
Informatie.............................. 6-2
Periodiek................................6-3
Opbergplaats voor
gereedschap............................. 7-28
Opbergvakken...........................5-42
Bagageruimte....................... 5-43
Dakconsole.......................... 5-42
Dashboardkastje.................. 5-42
Middenconsole.................... 5-43
Opbergzakje........................ 5-42
Opbergzakje............................. 5-42
Op eigen kracht lostrekken van de
auto......................................... 3-64
Oververhitting........................... 7-51
P
Parkeersensorsysteem.............. 4-279
Gebruik van
parkeerhulpsensorsysteem...4-283
Sensordetectiebereik...........4-281
Periodieke onderhoudsbeurten.... 6-3
Plafondlampen..........................5-35
Portiersloten............................. 3-12
Probleem
Accu is uitgeput....................7-46
Lekke band.......................... 7-28
Oververhitting...................... 7-51
Parkeren in noodgevallen...... 7-26
10-7

Page:   < prev 1-10 11-20