display MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 194 of 759

Dit kan ernstige motorschade tot
gevolg hebben.

1. GESTREEPTE ZONE*1
2. RODE ZONE*1
*1 Het bereik varieert afhankelijk van het type
meter.
OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller
in de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden
alvorens de naald in de RODE ZONE
komt.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-24

Page 195 of 759

▼Multi-informatiedisplay
1. Multi-informatiedisplay
2. INFO schakelaar

De multi-informatiedisplay toont de volgende informatie.
xSnelheidsmeterxKilometertellerxDagtellerxBuitentemperatuurxAfstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegdxGemiddeld brandstofverbruikxHuidige brandstofverbruikxRemregeneratielaaddisplay (M Hybrid)xi-ACTIVSENSE displayxRijsnelheidsalarm*
xOpen-portier/open-achterklep waarschuwingsindicatie*1
xBerichtendisplay
*1 Wordt getoond bij het openen van portier/achterklep.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.4-25

Page 196 of 759

Telkens wanneer op de INFO schakelaar wordt gedrukt veranderen de gegevens op
het scherm.
1. Basisdisplay
2. Rij-informatiedisplay
3. i-ACTIVSENSE display
4. Berichtendisplay
*1
*1 Wordt alleen tijdens een waarschuwing weergegeven.

Het type weergave van brandstofverbruik en maximum rijafstand kan worden
gewijzigd.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-26

Page 197 of 759

▼Kilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Met de TRIP schakelaar kan worden
geschakeld tussen weergave van de
kilometerteller en de dagteller.

1. TRIP schakelaar
2. Weergave kilometerteller
3. Weergave dagteller A
4. Weergave dagteller B
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door
de auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De rijafstand voor een opgegeven
tussenafstand wordt aangegeven. Voor
elk van beide kunnen twee typen (TRIP
A, TRIP B) tussenafstand en het
gemiddelde brandstofverbruik worden
gemeten.

Dagteller A bijvoorbeeld kan de
afstand vanaf het punt van vertrek
registreren en dagteller B kan het punt
registreren waar de brandstoftank
gevuld is.

Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display.
Wanneer dagteller B wordt gekozen,
verschijnt TRIP B.

De dagteller en het gemiddelde
brandstofverbruik kunnen gereset
worden door in elk van de standen de
TRIP schakelaar gedurende
1,5 seconde of langer ingedrukt te
houden.
OPMERKING
xEnkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
xDe registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
xDe stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
xDe gereden afstand 9.999,9 km
overschrijdt.
▼Motorkoelvloeistoftemperatuurme
ter
Toont de
motorkoelvloeistoftemperatuur. Het
blauwe bereik van de meter geeft aan
dat de motorkoelvloeistoftemperatuur
laag is en het rode bereik van de meter
geeft aan dat de
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-27

Page 198 of 759

motorkoelvloeistoftemperatuur hoog is
en dat de motor oververhit is.

OPGELET
Wanneer de indicator van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
zich in het rode gebied bevindt, is de
motorkoelvloeistoftemperatuur
buitengewoon hoog. Rijd langzaam
om de motorbelasting te verminderen.
Als de indicator van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
zich in het rode gebied bevindt,
bestaat de mogelijkheid dat de motor
oververhit is. Parkeer de auto
onmiddellijk op een veilige plaats en
neem de juiste maatregelen.
Zie Oververhitting op pagina 7-51.
OPMERKING
xAls de motor- of de
motorkoelvloeistoftemperatuur hoog
of laag is, kan het motorvermogen
worden beperkt om de motor te
beschermen.
xTijdens normaal rijden stabiliseert de
motorkoelvloeistoftemperatuur bij
100 °C of lager en geeft de meter
een bereik aan van minder dan 100
°C.
▼Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij
benadering de in de brandstoftank
resterende hoeveelheid brandstof aan
wanneer het contact op ON wordt
gezet. Het wordt aanbevolen de tank
voor meer dan 1/4 gevuld te houden.

1. Vol
2. 1/4 Vol
3. Leeg

Als het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Als de motor onregelmatig gaat
draaien of afslaat als gevolg van een
laag brandstofpeil, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter
brandstof bijvullen.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje laag
brandstofpeil op pagina 7-68.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-28

Page 199 of 759

OPMERKING
xNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indicator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
xDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
▼Dashboardverlichting
(Zonder automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
Wanneer de lichtsensor echter
bespeurt dat de omgeving helder is,
zoals wanneer de verlichting overdag
wordt ingeschakeld, dimt de
dashboardverlichting niet.
OPMERKING
x(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege
avond of bij schemering in de stand
ON wordt gezet, wordt de
dashboardverlichting gedurende
enkele seconden gedimd totdat de
lichtsensor de helderheid van de
omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van
de helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het
verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-62.
De helderheid van de
instrumentenpaneel- en
dashboardverlichtingen kunnen
afgesteld worden door het indrukken
van de
dashboardverlichtingsschakelaar terwijl
de dashboardverlichting is gedimd.
xDruk op de + schakelaar om de
helderheid te vergroten.
xDruk op de - schakelaar om de
helderheid te verminderen. Wanneer
op de - schakelaar wordt gedrukt
terwijl de instrumentengroep
maximaal is gedimd, wordt een
geluid geactiveerd om u erop te
wijzen dat de huidige
dimmerinstelling de maximale
instelling is.

1. Helder
2. Gedimd
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
De verlichtingsdimmer kan
uitgeschakeld worden door het
indrukken van de + schakelaar terwijl
de instrumentengroep maximaal is
gedimd en het contact in wordt
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-29

Page 200 of 759

geschakeld. Wanneer op de +
schakelaar wordt gedrukt terwijl de
verlichtingsdimmer is geannuleerd,
wordt een geluid geactiveerd om u
erop te wijzen dat deze is geannuleerd.
Als de zichtbaarheid van de
instrumentengroep als gevolg van
lichtinval van buiten is verminderd, de
verlichtingsdimmer uitschakelen.
OPMERKING
xWanneer de verlichtingsdimmer is
uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd
worden, zelfs niet als de verlichting is
ingeschakeld.
xWanneer de verlichtingsdimmer
wordt uitgeschakeld, schakelt het
scherm in de middendisplay over
naar de constante weergave van het
dagscherm.
▼Buitentemperatuurdisplay
Wanneer het contact op ON wordt
gezet, wordt de buitentemperatuur
getoond.

OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden
kan de getoonde buitentemperatuur
afwijken van de werkelijke
buitentemperatuur, afhankelijk van
de directe omgeving en de
omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
xBeduidend lage of hoge
temperaturen.
xPlotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
xDe auto staat geparkeerd.xTijdens het rijden met lage
snelheden.
Wijzigen van de temperatuureenheid
van de buitentemperatuurdisplay
De buitentemperatuureenheid kan
overgeschakeld worden tussen Celsius
en Fahrenheit.
Instellingen kunnen worden gewijzigd
door bediening van het
middendisplayscherm.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda
Connect instructieboekje.
OPMERKING
Wanneer de temperatuureenheid die
wordt aangegeven op de
buitentemperatuurdisplay wordt
gewijzigd, verandert de
temperatuureenheid die wordt
aangegeven op de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
dienovereenkomstig.
Buitentemperatuurwaarschuwing
*
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indicatie knipperen en klinkt er
een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid
van gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer 3
seconden knipperen en wordt er
eenmaal een pieptoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is
dan -20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-30*Bepaalde modellen.

Page 201 of 759

▼Afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Dit toont de afstand bij benadering die
u met de voorradige brandstof kunt
afleggen, gebaseerd op het
brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.

OPMERKING
xAlhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd met
de voorradige brandstof een
voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
xDe indicatie verandert alleen
wanneer u meer dan ongeveer 9 liter
brandstof tankt.
xDe afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met
de auto gereden kan worden totdat
alle maatstrepen in de
brandstofmeter die de resterende
brandstofvoorraad aangeven
verdwijnen.
xAls er geen historische
brandstofverbruiksgegevens zijn,
bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist
heeft aangeschaft of de gegevens als
gevolg van het losmaken van de
accukabels zijn gewist, is het
mogelijk dat de feitelijke afstand die
met de voorradige brandstof kan
worden afgelegd van de aangegeven
hoeveelheid verschilt.
▼Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt elke minuut berekend aan de
hand van de totaal afgelegde afstand
op de dagteller en het totale
brandstofverbruik, en het gemiddelde
brandstofverbruik voor een van de
rij-informatiedisplays wordt
weergegeven.
Het gemiddelde brandstofverbruik
voor TRIP A wordt aangegeven door
een rode pijl in de weergave van
actueel brandstofverbruik.

Het gemiddelde brandstofverbruik en
de dagtellers kunnen gereset worden
door in elk van de standen de INFO
schakelaar gedurende 1,5 seconde of
langer ingedrukt te houden. Wanneer
de gegevens zijn gewist, wordt het
brandstofverbruik opnieuw berekend
en wordt de - - - L/100 km van 1
minuut ervoor weergegeven zoals
aangegeven.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-31

Page 202 of 759

▼Huidige brandstofverbruik
Dit toont het huidige
brandstofverbruik, berekend op basis
van de hoeveelheid verbruikte
brandstof en de afgelegde afstand.

M Hybrid
Behalve M Hybrid
OPMERKING
xGeeft de 0 stand aan wanneer de
rijsnelheid ongeveer 5 km/h of lager
is.
xDe rode pijl op de schaal geeft het
gemiddelde brandstofverbruik aan.
▼Remregeneratielaaddisplay (M
Hybrid)
Toont de status van de lading
geproduceerd door remregeneratie.
Zie M Hybrid op pagina 4-98.
▼Rijsnelheidsalarm*
In deze modus wordt de huidige
instelling voor het rijsnelheidsalarm
getoond. U kunt de instelling van de
rijsnelheid waarbij de waarschuwing
wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm
wordt gelijktijdig geactiveerd met het
klinken van de pieptoon.
1. De melding “Snelheids-
waarschuwing” wordt weergegeven

Het rijsnelheidsalarm kan worden
ingesteld met behulp van de
middendisplay.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda
Connect instructieboekje.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-32*Bepaalde modellen.

Page 203 of 759

OPMERKING
Stel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van het
land/de stad waarin de auto wordt
gebruikt. Controleer daarnaast altijd
de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
▼i-ACTIVSENSE display
Toont de systeemstatus.

xZie
Rijstrookafwijkingswaarschuwingssyst
eem (LDWS) op pagina 4-120.
xZie Dodehoekmonitor (BSM) op
pagina 4-124.
xZie Verkeersbordherkenningsysteem
(TSR) op pagina 4-130.
xZie Distance & Speed Alert (DSA) op
pagina 4-135.
xZie Vermoeidheidswaarschuwing
(DAA) op pagina 4-137.
xZie Driver Monitoring (DM) op
pagina 4-139.
xZie Vooruitrijwaarschuwingssysteem
(FCTA) op pagina 4-140.
xZie het Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem op pagina 4-149.
xZie Mazda Radar Cruise Control met
Stop & Go-functie (MRCC met Stop
& Go-functie) op pagina 4-160.
xZie Cruising & Traffic Support (CTS)
op pagina 4-172.
xZie Rijstrookassistent (LAS) op
pagina 4-186.
xZie Afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL) op pagina 4-187.
xZie “Intelligente
snelheidsondersteuning (ISA)” op
pagina 4-191.
xZie Smart Brake Support (SBS)
remhulpsysteem op pagina 4-198.
xZie Smart Brake Support [Rear]
(SBS-R) remhulpsysteem op pagina
4-203.
xZie Smart Brake Support [Rear
Crossing] (SBS-RC) remhulpsysteem
op pagina 4-207.
xZie Kruissnelheidsregelaar op pagina
4-254.
▼Berichtendisplay
Er verschijnt een bericht dat
bijvoorbeeld de bedrijfstoestand van
het systeem, een defect of een
afwijking aangeeft.
Waarschuwings-/indicatielampje in
instrumentengroep gaat aan/knippert
of symbool wordt op het display
aangegeven tegelijkertijd met het
bericht.
Controleer de informatie met
betrekking tot het waarschuwings-/
indicatielampje of het aangegeven
symbool.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampjes op pagina
4-35.
Zie Indicatie/indicatielampjes op
pagina 4-37.
Alleen bericht wordt op display
getoond
Volg de instructies die op de display
worden aangegeven. Zie de volgende
pagina voor informatie over de inhoud
op de display.
Zie Berichten die verschijnen op de
multi-informatiedisplay op pagina
7-73.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-33

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 170 next >