tow MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 106 of 759

xU raakt tegelijkertijd het
detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portiervergrendeling en het
detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portierontgrendeling aan.
xU raakt het detectiegebied van de
aanraaksensor aan terwijl u
handschoenen draagt.
xVreemde bestanddelen zoals
sneeuw of ijs hebben zich aan het
detectiegebied van de
aanraaksensor vastgehecht.
xU trekt aan de portierkruk direct
nadat u het detectiegebied van de
aanraaksensor hebt aangeraakt.
xHet systeem kan in werking treden
wanneer de portierkruk aan de
buitenzijde of een voorportier wordt
bespat met water in een
autowasinstallatie of door regen
terwijl de zender binnen
werkingsbereik is.
xAls het systeem niet functioneert
terwijl u het detectiegebied van de
aanraaksensor goed hebt
aangeraakt, laat u de aanraaksensor
eenmaal los en raakt u na ongeveer
3 seconden het detectiegebied van
de aanraaksensor weer aan.
Vergrendelen
Raak het detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portiervergrendeling aan terwijl aan
alle onderstaande voorwaarden
voldaan is om te vergrendelen.
xHet contact is op OFF gezet.xAlle portieren zijn gesloten.xU draagt de zender bij u.
De volgende locaties worden
vergrendeld door het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portiervergrendeling aan te raken.
xAlle portierenxAfsluitklep van brandstoftankdopxAchterklep
Bij het vergrendelen gaan de
waarschuwingsknipperlichten eenmaal
branden.
(Behalve Europese modellen)
Er klinkt eenmaal een zoemtoon.
Ontgrendelen
Raak het detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portierontgrendeling aan terwijl aan
alle onderstaande voorwaarden
voldaan is om te ontgrendelen.
xHet contact is op OFF gezet.xHet bestuurdersportier is
vergrendeld.
xEr zijn 3 seconden of meer
verstreken sinds de portieren werden
vergrendeld.
xU draagt de zender bij u.
Ty p e A
(Ontgrendelen vanuit het
bestuurdersportier)
De volgende locaties worden
ontgrendeld door het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portierontgrendeling van het
bestuurdersportier aan te raken.
xBestuurdersportierxAfsluitklep van brandstoftankdop
OPMERKING
xDe te ontgrendelen locatie kan
worden gewijzigd.
Alvorens te gaan rijden
Portieren en sloten
3-16

Page 130 of 759

Niet verder bijtanken nadat het
mondstuk van de
brandstofpompslang automatisch is
gestopt:
Doorgaan met tanken nadat het
mondstuk van de brandstofpompslang
automatisch is gestopt is gevaarlijk,
aangezien het overmatig vullen van de
brandstoftank overstroming van
brandstof of lekkage kan veroorzaken.
Overstroming van brandstof en lekkage
kan het voertuig beschadigen en als de
brandstof ontvlamt kan dit brand en
ontploffing veroorzaken met ernstig of
dodelijk letsel als gevolg.
OPGELET
¾Gebruik altijd uitsluitend een
originele Mazda tankdop of een
gelijkwaardige voor uw auto
geschikte brandstoftankdop,
verkrijgbaar bij deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur). Een verkeerde
tankdop kan een ernstige storing in
het brandstofsysteem of het
uitlaatgasreinigingssysteem
veroorzaken.
¾Vergrendel het bestuurdersportier bij
gebruik van een automatische
autowasinstallatie of een hogedruk
autowasinstallatie. Anders kan de
afsluitklep van de brandstoftankdop
onverwacht openen en beschadigd
raken.
▼Ta n k e n
Sluit alle portieren, ruiten en de
achterklep en schakel het contact uit
voordat u gaat tanken.
1. Ontgrendel het bestuurdersportier
met een van de onderstaande
methoden.
xZender (pagina 3-18)xAanraaksensor (pagina 3-15)
xPortiervergrendelschakelaar
(pagina 3-18)
xAutomatische vergrendel-/
ontgrendelfunctie (pagina 3-21)
OPMERKING
xWanneer het bestuurdersportier
wordt vergrendeld/ontgrendeld,
wordt tegelijkertijd ook de
afsluitklep vergrendeld/
ontgrendeld.
xU kunt de tijd die nodig is om de
afsluitklep te vergrendelen nadat
het bestuurdersportier is
vergrendeld, wijzigen.
Zie de sectie Instellingen in het
Mazda Connect instructieboekje.
xAls u echter de tijd die nodig is
om de afsluitklep te vergrendelen
wijzigt, is het vergrendelen van de
afsluitklep met de volgende
functies niet van toepassing.
xAutomatische vergrendel-/
ontgrendelfunctie (pagina
3-21)
xAutomatische
hervergrendelfunctie (pagina
3-5) en (pagina 3-15)
2. Druk op de aangegeven locatie en
open de afsluitklep.

3. Draai voor het verwijderen van de
brandstoftankdop deze linksom.
Alvorens te gaan rijden
Brandstof en emissie
3-40

Page 149 of 759

xHet systeem wordt buiten
werking gesteld wanneer binnen
20 seconden na het indrukken
van de vergrendeltoets een van
de volgende handelingen wordt
uitgevoerd:
xOntgrendelen van een van de
portieren.
xOpenen van een van de
portieren.
xOpenen van de motorkap.xWanneer het contact op ON
wordt gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het
systeem, de procedure voor het
in staat van paraatheid brengen
nogmaals uitvoeren.
xWanneer de portieren
vergrendeld worden door het
indrukken van de vergrendeltoets
op de zender terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
▼Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor)
Als het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is wanneer er
sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het
alarm onnodig geactiveerd wordt.
xWanneer de auto wordt
achtergelaten terwijl er zich een
beweegbaar object, passagiers of
huisdieren in bevinden.
xWanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan
rollen, zoals bijvoorbeeld wanneer
de auto bij transport op een schuin
aflopende, onstabiele ondergrond
geplaatst wordt.
xWanneer kleine voorwerpen/
accessoires in de auto zijn
opgehangen, kleding aan een
kledinghaak is opgehangen of
andere voorwerpen zijn aangebracht
die gemakkelijk binnen in de auto
kunnen bewegen.
xBij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde
geluiden voordoen.
xBij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
xWanneer voortdurend schokken en
trillingen van hagel of donder en
bliksem op de auto worden
overgebracht.
xPortieren vergrendeld worden terwijl
een ruit of het schuifdak* is open
blijven staan.
xEen extra verwarming of apparaat
dat luchtstromen en trillingen
produceert in gebruik is, terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid gebracht is.
OPMERKING
Als een portier of de achterklep
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch hervergrendeld worden
en zal het
anti-diefstalbeveiligingssysteem in staat
van paraatheid gebracht worden zelfs
als een ruit en het schuifdak
* is open
blijven staan.
Voor het annuleren van de
inbraaksensor, de toets op de zender
binnen 20 seconden na het indrukken
van de vergrendeltoets indrukken.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen 3 maal knipperen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.3-59

Page 251 of 759

xAls de EPB gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt, wordt terwijl de
auto geparkeerd staat een
automatische inspectie van het
systeem uitgevoerd. Er is een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een probleem.
xWanneer de handrem wordt
aangetrokken en het contact uit
wordt gezet, is een werkingsgeluid
hoorbaar, dit duidt echter niet op
een probleem.
xHet is mogelijk dat het rempedaal
beweegt terwijl de handrem wordt
aangetrokken of vrijgezet, dit duidt
echter niet op een probleem.
xAls er een probleem is met het
remsysteem (voetrem) tijdens het
rijden, trek dan continu aan de EPB
schakelaar om de remmen aan te
trekken en af te remmen of de auto
tot stilstand te brengen. De zoemer
om u eraan te herinneren dat de
handrem is aangetrokken wordt
geactiveerd wanneer de rem wordt
aangetrokken. Wanneer de
schakelaar wordt losgelaten, wordt
de rem vrijgegeven en stopt de
zoemer.
xAls de handrem wordt aangetrokken
terwijl het contact uit staat of in
stand ACC staat, is het mogelijk dat
het EPB indicatielampje in de
instrumentengroep en het
indicatielampje in de schakelaar
gedurende 15 seconden gaan
branden.
xWanneer een automatische
autowasinstallatie wordt gebruikt
waarbij de voorbanden worden
vastgezet, moet de automatische
werking van de handrem worden
geannuleerd voordat de auto de
autowasinstallatie in gaat. Zie voor
bijzonderheden Annuleren van de
automatische werking van de
handrem.
Handbediening
De handrem handmatig aantrekken
Wanneer het rempedaal stevig wordt
ingetrapt en de EPB schakelaar
omhoog wordt getrokken, worden de
handrem aangetrokken, ongeacht de
stand van het contact. Wanneer de
handrem wordt aangetrokken, gaan
het EPB indicatielampje in de
instrumentengroep en het
indicatielampje van de EPB schakelaar
branden.
De handrem handmatig vrijzetten
Wanneer het rempedaal stevig wordt
ingetrapt en de EPB schakelaar wordt
ingedrukt terwijl het contact aan staat
of de motor draait, wordt de handrem
vrijgezet. Wanneer de handrem wordt
vrijgezet, gaan het EPB indicatielampje
in de instrumentengroep en het
Tijdens het rijden
Remmen
4-81

Page 338 of 759

Cruising & Traffic Support
(CTS)
*
▼Cruising & Traffic Support (CTS)
CTS is een systeem dat bestaat uit een
volgafstandregelingsfunctie en een
besturingshulpfunctie om
vermoeidheid bij de bestuurder tijdens
files op autowegen en autosnelwegen
te verminderen.
Dit systeem voert de
volgafstandregeling uit om een
constante afstand tussen uw voertuig
en een voorliggend voertuig te
bewaren bij een vooraf ingestelde
rijsnelheid, zonder dat u het gas- of
het rempedaal hoeft te gebruiken.
Daarnaast helpt de functie de
bestuurder, met de
besturingshulpfunctie en wanneer
rijstrookstrepen zijn gedetecteerd, om
het voertuig binnen de rijstrookstrepen
te houden. Wanneer er geen
rijstrookstrepen zijn gedetecteerd, dan
biedt de functie de bestuurder
stuurhulp om de rijrichting van het
voorliggende voertuig te volgen.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op het CTS
systeem:
¾Het CTS systeem is geen automatisch
rijsysteem. Daarnaast hebben de
functies beperkingen. Vertrouw niet
volledig op het systeem en blijf altijd
uw rijstrook aanhouden met behulp
van het stuurwiel.
¾Stel een rijsnelheid in binnen de
maximumsnelheid volgens de
omstandigheden op de weg en het
weer.
¾Het CTS systeem kan voorliggende
voertuigen mogelijk niet detecteren
afhankelijk van het soort
voorliggende voertuig en de conditie
ervan, de weersomstandigheden en
de verkeerssituatie. Verder is het
mogelijk dat het systeem niet in staat
is voldoende af te remmen als het
voorliggende voertuig plotseling
afremt, een ander voertuig in de
rijstrook snijdt of het verschil in
rijsnelheid tussen uw auto en het
voorliggende voertuig groter is,
waardoor een ongeluk veroorzaakt
kan worden. Controleer de
omgevingsomstandigheden en rijd
altijd voorzichtig terwijl u een veilige
afstand aanhoudt ten opzichte van
voorliggende voertuigen of
tegenliggers.

Met het oog op de veiligheid, het CTS
systeem uitschakelen wanneer dit niet
wordt gebruikt.
Het ingeschakeld laten van het CTS
systeem wanneer deze niet wordt
gebruikt is gevaarlijk, aangezien deze
onvoorzien in werking zou kunnen
treden wat een ongeluk kan
veroorzaken.

Gebruik het CTS systeem niet onder
de volgende omstandigheden. Anders
kan dit een ongeluk tot gevolg
hebben.
¾Andere wegen dan autowegen of
autosnelwegen (rijden onder deze
omstandigheden met gebruik van
het CTS systeem is niet mogelijk).
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-168*Bepaalde modellen.

Page 368 of 759

xAls er de kans bestaat van het
botsen tegen enkel een deel van
het voorliggende voertuig of
obstakel.
xU rijdt met dezelfde snelheid als
het voorliggende voertuig.
xWanneer de bestuurder
doelbewust
bestuurdershandelingen uitvoert
(bedienen gaspedaal, bedienen
stuurwiel).
xHet gaspedaal wordt abrupt
ingetrapt.
xHet rempedaal wordt ingetrapt.xHet stuurwiel wordt gedraaid.xDe keuzehendel wordt verzet.xDe richtingaanwijzerhendel wordt
bediend.
xWanneer waarschuwingen en
berichten, zoals die voor een vuile
voorruit, verband houdend met de
vooruitrijcamera (FSC) of voorste
radarsensor op de
multi-informatiedisplay worden
getoond.
xDe SBS kan onder de volgende
omstandigheden worden
geactiveerd.
xWanneer er een object op de weg
is bij de ingang van een bocht
(zoals vangrails en sneeuwbanken).
xPasseren van een naderend
voertuig bij het maken van een
bocht.
xBij het oversteken van een smalle
brug en het rijden door lage of
smalle poorten, autowasinstallaties
of tunnels.
xBij het rijden door een tolhek.xBij het inrijden van een
ondergrondse parkeergarage.
xWanneer er zich een metalen
voorwerp, hobbel of uitstekend
object op de weg bevindt.
xAls u plotseling dicht bij een
voorliggend voertuig komt.
xEr is een dier, muur of boom.xStelt de bestuurder met een
waarschuwingsindicatie op de
multi-informatiedisplay en de Active
Driving Display (modellen met
Active Driving Display) terwijl het
systeem in werking is.
xWanneer een storing wordt
gedetecteerd of het systeem de
functie tijdelijk stopt vanwege
vervuilde sensoren (zoals een
radarsensor of vooruitrijcamera
(FSC)), dan gaat de i-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/het
waarschuwingslampje branden en
wordt er een melding op de
multi-informatiedisplay getoond.
xBij een handgeschakelde auto stopt
de motor wanneer het
koppelingspedaal niet wordt
ingetrapt en de auto door het SBS tot
stilstand wordt gebracht.
xAls de auto door de remwerking van
het SBS tot stilstand is gebracht en
het rempedaal niet wordt ingetrapt,
wordt de SBS rem automatisch
vrijgezet na ongeveer 2 seconden.
▼Waarschuwing voor botsing
Wanneer er een kans bestaat op een
botsing met een voorliggend voertuig,
is onafgebroken het
botsingswaarschuwingsgeluid
hoorbaar en wordt een waarschuwing
getoond op de multi-informatiedisplay
en de Active Driving Display.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-198

Page 372 of 759

xZachte obstakels, zoals een
hangend gordijn of een voertuig
bedekt met sneeuw.
xOnregelmatig gevormde obstakels.xObstakels die zich uiterst dichtbij
bevinden.
xIn de volgende gevallen kunnen de
achterste ultrasonische sensor en
achtercamera obstakels niet goed
bespeuren en bestaat de kans dat de
SBS-R niet functioneert.
xEr zit iets op de bumper in de
buurt van een achterste
ultrasonische sensor.
xHet rem- of gaspedaal wordt
bediend.
xNabij een obstakel bevindt zich
een ander obstakel.
xTijdens slechte
weersomstandigheden, zoals
regen, mist en sneeuw.
xHoge of lage vochtigheid.xHoge of lage temperaturenxHarde wind.xHet wegtraject is niet vlak.xWanneer zware bagage in de
bagageruimte of op de
achterzitting is geplaatst.
xObjecten zoals een draadloze
antenne, mistlamp of verlichte
kentekenplaat zijn geïnstalleerd in
de buurt van een achterste
ultrasonische sensor.
xDe richting van een achterste
ultrasonische sensor wijkt af als
gevolg van bijvoorbeeld een
botsing.
xDe auto staat blootgesteld aan
andere geluidsgolven, zoals die van
de claxon, motorgeluiden of de
ultrasonische sensor van een ander
voertuig.
xIn de volgende gevallen is het
mogelijk dat een achterste
ultrasonische sensor en
achtercamera iets abusievelijk als
een doelobstakel bespeuren, wat tot
gevolg kan hebben dat het SBS-R
systeem in werking treedt.
xRijden op een steile helling.xWielblokken.xHangende gordijnen, poortpalen,
zoals bij tolpoorten en
spoorwegovergangen.
xBij het rijden nabij objecten zoals
gebladerte, geluidswanden,
voertuigen, muren en hekken langs
wegen.
xBij het offroad rijden op plaatsen
met gras en hooi.
xBij het rijden door lage poorten,
smalle poorten, autowasinstallaties
en tunnels.
xEr wordt een aanhanger getrokken.xEen heldere lichtbron, zoals
zonlicht, valt op de achtercamera.
xDe omgeving is donker.xWanneer u hulpuitrusting aan de
buitenzijde zoals een fietsdrager
hebt geïnstalleerd rondom de
achterste ultrasonische sensor.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de
SBS-R tot stilstand wordt gebracht en
het koppelingspedaal niet wordt
ingetrapt, stopt de motor.
xWanneer het systeem in werking is,
wordt de gebruiker op de hoogte
gesteld door de
multi-informatiedisplay.
xWanneer de SBS-R rem in werking is,
klinkt met tussenpozen de
botsingwaarschuwingszoemer.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-202

Page 377 of 759

xEen voertuig dat uit de
tegengestelde richting nadert op
een steile helling.
1. Uw auto

xDirect nadat het SBS-RC systeem
in werking is gesteld via de
gebruikersinstellingen.
xOntvangststoring door een
radarsensor op een voertuig dat
dichtbij is geparkeerd.
xSchakel het SBS-RC systeem uit
wanneer u een aanhanger trekt of
wanneer u hulpuitrusting zoals een
fietsdrager aan de achterzijde van de
auto hebt geïnstalleerd. Anders
zullen de radiogolven die door de
radar worden uitgezonden
geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal
functioneren.
xIn de volgende gevallen is het
mogelijk dat een achterste radar en
achtercamera iets abusievelijk als
een doelobstakel bespeuren, wat tot
gevolg kan hebben dat het SBS-RC
systeem in werking treedt.
xHangende gordijnen, poortpalen,
zoals bij tolpoorten en
spoorwegovergangen.
xBij het rijden nabij objecten zoals
gebladerte, geluidswanden,
voertuigen, muren en hekken langs
wegen.
xBij het offroad rijden op plaatsen
met gras en hooi.
xBij het rijden door lage poorten,
smalle poorten, autowasinstallaties
en tunnels.
xEr wordt een aanhanger getrokken.xEen heldere lichtbron, zoals
zonlicht, valt op de achtercamera.
xDe omgeving is donker.x(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van het
SBS-RC systeem tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal
niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
xWanneer het systeem in werking is,
wordt de gebruiker op de hoogte
gesteld door de
multi-informatiedisplay.
xWanneer het SBS-RC systeem rem in
werking is, klinkt met tussenpozen
de botsingwaarschuwingszoemer.
xAls de auto door de werking van het
SBS-RC systeem tot stilstand is
gebracht en het rempedaal niet
wordt ingetrapt, getoond in meter
“Noodremwerking geactiveerd. Trap
rempedaal in om stil te blijven
staan”, wordt het SBS-RC systeem
rem na ongeveer 2 seconden
automatisch vrijgezet.
xWanneer een originele Mazda
trekhaak wordt gebruikt, dan wordt
het SBS-RC systeem automatisch
uitgeschakeld.
▼Waarschuwing voor botsing
Wanneer er een kans bestaat op een
botsing , is onafgebroken het
botsingswaarschuwingsgeluid
hoorbaar en wordt een waarschuwing
getoond op de Active Driving Display
en de multi-informatiedisplay.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-207

Page 538 of 759

Ruitenwisserbladen
▼Ruitenwisserbladen
OPGELET
¾Het is gebleken dat een “hot wax”
behandeling, zoals in automatische
autowasinstallaties, een nadelige
invloed op de reinigende werking
van de ruitenwissers heeft.
¾Gebruik geen benzine, petroleum,
terpentijn of andere chemische
middelen in de nabijheid van of op
de ruitenwisserbladen om
beschadiging er van te voorkomen.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in
de AUTO stand staat en het contact
op ON wordt gezet, is het mogelijk
dat de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
¾Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt.
¾Als de voorruit boven de
regensensor met een doek wordt
afgeveegd.
¾Als met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
¾Als vanuit het interieur van de auto
met een hand of ander voorwerp
tegen de regensensor wordt
gestoten.
Let er op dat uw handen of vingers
niet beklemd raken, aangezien dit
letsel kan veroorzaken of de
ruitenwissers kan beschadigen. Zorg
er bij het wassen van of uitvoeren
van onderhoud aan uw auto voor dat
de ruitenwisserhendel in de OFF
stand staat.
¾Volg de procedure om de
ruitenwisserbladen van de voorruit te
verplaatsen voordat u de bladen van
de voorruit af tilt. Anders kan dit
beschadiging van een
ruitenwisserblad, ruitenwisserarm of
de motorkap veroorzaken.
Zie Vernieuwen van de
ruitenwisserbladen van de voorruit
(pagina 6-36) voor informatie over
hoe de ruitenwisserbladen van de
voorruit in de onderhoudsstand
kunnen worden gezet.
Verontreiniging van de voorruit of de
ruitenwisserbladen door bepaalde
substanties kan het effectief
functioneren van de
ruitenwisserbladen verminderen.
Bekende vormen van verontreiniging
zijn insecten, boomhars en de “hot
wax” behandeling welke door
sommige autowasinstallaties gebruikt
wordt.

Indien de wisserbladen niet goed
wissen, reinig dan zowel de voorruit
als de wisserbladen met een goed
schoonmaakmiddel of een zacht
reinigingsmiddel en spoel ze grondig
met schoon water af. Herhaal deze
procedure, indien nodig.
▼Vernieuwen van de
ruitenwisserbladen van de voorruit
Wanneer de ruitenwissers niet meer
goed wissen, zijn de
ruitenwisserbladen waarschijnlijk
versleten of ingescheurd.
Vervang ze in dat geval.
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
6-36

Page 565 of 759

xDe auto wordt gewassen in een
autowasinstallatie waarvan de
borstels vuil of te hard zijn.
xWanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die
polijstmiddelen bevat.
OPMERKING
xMazda stelt zich niet
verantwoordelijk voor krassen die
veroorzaakt worden door
automatische autowasinstallaties of
door een verkeerde manier van
wassen.
xKrassen zijn duidelijker
waarneembaar op auto's met
donkere kleuren.
Voor het minimaal houden van de kans
op het ontstaan van krassen op de
laklaag:
xAlvorens de auto te wassen, eerst
alle vuil of vreemde bestanddelen
afspoelen met behulp van lauw of
koud water.
xGebruik bij het wassen van de auto
een ruime hoeveelheid lauw of koud
water en een zachte doek. Gebruik
geen nylon doek.
xTijdens het wassen of drogen van de
auto de laklaag voorzichtig wrijven.
xBreng uw auto uitsluitend naar een
autowasinstallatie waarvan de
borstels in goede staat van
onderhoud zijn.
xGebruik geen sterke
reinigingsmiddelen of was die
polijstmiddelen bevat.
OPGELET
¾Gebruik geen staalwol,
schuurmiddelen of sterke
reinigingsmiddelen welke in hoge
mate alkali of bijtende bestanddelen
bevatten op onderdelen van chroom
of geanodiseerd aluminium. Dit kan
beschadiging van de beschermlaag
tot gevolg hebben alsmede
verkleuring of aantasting van de
laklaag.
Besteed speciale aandacht aan het
verwijderen van opeenhopingen van
zout, vuil, modder of andere
substanties van de onderzijde van de
spatborden. Let er op dat de
afvoergaten in de benedenranden van
de portieren en drempelkokers schoon
zijn.

Beschadiging van de lak kan
veroorzaakt worden door kleine
opeenhopingen van teer, industriële
neerslag , boomhars, insecten en
uitwerpselen van vogels, indien deze
substanties niet direct verwijderd
worden. Wanneer het onmiddellijk
afspoelen met enkel water geen effect
heeft, een zacht reinigingsmiddel
gebruiken dat speciaal bestemd is voor
auto's.

Na het wassen, de auto grondig met
lauw of koud water afspoelen. Laat de
zeep niet op het oppervlak van de kap
drogen.

Na het wassen de auto afdrogen met
een schone zeem om de vorming van
watervlekken te voorkomen.
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
6-63

Page:   1-10 11-20 next >