MAZDA MODEL CX-5 2013 Beknopte handleiding (in Dutch)

Page 1 of 16

1
2
5
13
14
Beknopte handleiding Beknopte handleiding
Het doel van deze Beknopte handleiding is een eenvoudige uitleg te geven van het gebruik
van bepaalde voorzieningen waarmee uw CX-5 is uitgerust.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Alvorens te gaan rijden
Tijdens het rijden
Interieurvoorzieningen
Onderhoud en verzorging
De betekenis van elk van de symbolen die in de Beknopte handleiding gebruikt worden is
als volgt:
Gedetailleerde verklaring ten aanzien van bepaalde informatie.
15 Als er zich een probleem voordoet
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 2 of 16

1
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Elektrische bediening
Hendel type
Regelknop
type
Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog
trekken.
Hoofdsteunen Gebruik van de zittingen
Voor de handbediende en elektrische zittingafstelling zijn onderstaande
zittingafstelfuncties beschikbaar.
Lengteverstelling
Afstelling van de hoogte
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 2, “Zittingen”.
Rugleuningverstelling
Afstellen van de hoogte van
de voorzijde van het
zitkussen (Bestuurdersstoel)
Afstelling van de lendesteun
(Bestuurdersstoel)
Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en
vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken.
Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden daarvan op gelijke hoogte is met de
bovenzijde van de oren van de passagier.
Buitenste zitting van
voorzitting Buitenste zitting van
achterzittingMiddelste zitting van
achterzitting
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 3 of 16

Verzoekschakelaar
Verzoekschakelaar Buitenantenne
Werkingsbereik 80 cm 80 cm
Ontgrendelhendel
Alvorens te gaan rijden
Werkingsbereik
Het geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingssysteem werkt uitsluitend
wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de
geavanceerde sleutel bij zich heeft.
Alle portieren en de achterklep kunnen vergrendeld/ontgrendeld worden door de
verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u
draagt.
De verzoekschakelaar op de achterklep kan alleen worden gebruikt voor het
vergrendelen van alle portieren en de achterklep.
Vergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar
Afstelling van het stuurwiel
1. Breng de auto tot stilstand en trek vervolgens de
ontgrendelhendel onder de stuurkolom naar beneden.
3. Probeer alvorens te gaan rijden het stuurwiel
omhoog en omlaag te duwen om te controleren of
dit vergrendeld is. 2. Verander de hoek van het stuurwiel en/of stel de
lengte van de stuurkolom af tot in de gewenste
posities en duw vervolgens de hendel omhoog om
de stuurkolom te vergrendelen.
2
Voorportieren
(Vergrendelen/Ontgrendelen)Achterklep (Alleen vergrendelen)
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 3, “Geavanceerd afstandbediend
portiervergrendelings- en startsysteem”, “Portieren en sloten” of “Stuurwiel”.
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 4 of 16

3
Alvorens te gaan rijden
ON/OFF toets Indikatielampje
Sluiten
OpenenRuit
linksachter
Ruit rechtsachterVoorpassagiersruit
Bestuurdersruit
Hoofdbedieningsschakelaars
Spiegelschakelaar
Middenpositie
Buitenspiegels
1. Draai de spiegelschakelaar naar links of
rechts voor het kiezen van de linker of
de rechter zijspiegel.
2. Druk de spiegelschakelaar in de
gewenste richting.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 3, “Spiegels” of “Ruiten”.
Binnenspiegel
Automatische dimspiegel
De automatische dimspiegel vermindert
automatisch verblinding door de koplampen van
achteropkomende voertuigen wanneer het contact
op ON staat.
Druk op de ON/OFF toets om de automatische
dimfunctie uit te schakelen. Het indikatielampje
gaat uit.
Druk voor het opnieuw inschakelen van de
automatische dimfunctie op de ON/OFF toets. Het
indikatielampje gaat branden.
Werking van de elektrische ruitbediening
Elke passagiersruit kan ook bediend worden via het gebruik van de
hoofdbedieningsschakelaars van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier.
Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag.
Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht
omhoog.
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 5 of 16

4
Alvorens te gaan rijden
Openen
Sluiten
Ontgrendeling voor afsluitklep
brandstoftankdop
Vereiste brandstof en Inhouden
Loodvrije super brandstof
(overeenkomstig EN 228
en binnen E10)
*1
Afsluitklep van brandstoftankdop
Trek aan de interieur-ontgrendelknop
voor de afsluitklep van de
brandstoftankdop om de afsluitklep te
openen. *1 Europa Brandstof
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 3, “Brandstof en emissie”.
Oktaangetal
(RON) Inhoud
95 of hoger
2WD : 56,0 liter
4WD : 58,0 liter
Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop
Brandstoftankdop
Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop
deze linksom.
Bevestig de verwijderde dop aan de
binnenzijde van de afsluitklep.
Draai voor het sluiten van de brandstoftankdop
deze rechtsom totdat u een klik hoort.SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5
Uw Mazda zal efficiënt functioneren op diesel
met specificatie EN590 of gelijkwaardig.
Bij het tanken altijd tenminste 10 liter brandstof bijvullen. Brandstof
Inhoud
2WD : 56,0 liter
4WD : 58,0 liter SKYACTIV-D 2.2
Normale loodvrije
brandstof 92 of hoger
90 of hoger (binnen E20)
*2
*2 Thailand
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 6 of 16

Tijdens het rijden
5
Indikatielampje
Starten van de motor
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Motor start/stop”.
(SKYACTIV-D 2.2)
• De startmotor draait niet rond totdat het voorgloei-indikatielampje is uitgegaan.
• Laat bij het starten van de motor het koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal (automatische transmissie) niet los totdat het
voorgloei-indikatielampje in de instrumentengroep uitgaat, na het indrukken van
de startdrukknop.
1. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is.
2. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de
motor volledig gestart is.
3. (Handgeschakelde versnellingsbak)
Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen
totdat de motor volledig gestart is.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de
motor moet starten wanneer de auto in beweging is,
dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten.
4. Druk op de startdrukknop nadat zowel het KEY
indikatielampje (groen) (indien voorzien) in de
instrumentengroep als het startdrukknopindikatielampje
(groen) zijn gaan branden.
• Als voor het starten van de motor het koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal (automatische transmissie) wordt losgelaten,
het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal
(automatische transmissie) nogmaals intrappen en de startdrukknop indrukken
om de motor te starten.
• Als u nadat de gloeibougies zijn opgewarmd het contact gedurende langere tijd
in de stand ON laat staan zonder dat de motor draait, worden de gloeibougies
mogelijk opnieuw opgewarmd en gaat het voorgloei-indikatielampje branden.
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 7 of 16

6
Tijdens het rijden
Motor stop
Opnieuw starten
Neutraalstand
(Handgeschakelde
versnellingsbak)
Automatische transmissieAutomatische transmissie
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Motor start/stop”.
Gebruik van de i-stop functie
De i-stop (stationair-stop) functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto
bij een verkeerslicht stil staat of in een file komt vast te zitten nadat de motor is
opgewarmd (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) of in andere gevallen waarbij
de motor niet koud is (SKYACTIV-D 2.2) en start vervolgens de motor automatisch
opnieuw om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd
brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het
stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
(Handgeschakelde versnellingsbak)
2. Trap het rempedaal in en vervolgens het koppelingspedaal en breng de auto
volledig tot stilstand.
3. Nadat de auto tot stilstand is gebracht, de keuzehendel in de neutraalstand
zetten en het koppelingspedaal intrappen. De motor wordt automatisch
stopgezet nadat het koppelingspedaal is losgelaten. Terwijl de i-stop functie in
werking is, brandt het i-stop indikatielampje (groen).
4. Voor het opnieuw starten van de motor, het koppelingspedaal intrappen (i-stop
indikatielampje (groen) gaat uit). 1.(Behalve Europees model)
Wanneer tijdens het rijden aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat
het i-stop indikatielampje (groen) branden.
Wanneer tijdens het rijden opnieuw aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan
gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden (behalve Europese modellen).
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 8 of 16

7
Tijdens het rijden
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Motor start/stop”.
i-stop OFF schakelaar
De i-stop functie kan uitgeschakeld worden
door het indrukken van de schakelaar totdat de
zoemtoon klinkt en het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep gaat branden.
De i-stop functie kan opnieuw ingeschakeld
worden door de schakelaar opnieuw in te
drukken totdat de zoemtoon klinkt en het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) uit gaat.
Gebruik van de i-stop functie
(Automatische transmissie)
1.(Behalve Europees model)
Wanneer tijdens het rijden aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat het
i-stop indikatielampje (groen) branden.
2. De i-stop functie werkt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt
ingetrapt (behalve bij achteruit rijden) en de auto tot stilstand wordt gebracht.
Terwijl de i-stop functie in werking is, brandt het i-stop indikatielampje
(groen) ook.
3. Wanneer het rempedaal wordt losgelaten terwijl de keuzehendel in de stand D/M
staat (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling), wordt de motor
automatisch opnieuw gestart en gaat het i-stop indikatielampje (groen) uit.
Wanneer tijdens het rijden opnieuw aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan
gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden (behalve Europese modellen)
Wanneer de keuzehendel in de stand N of P staat, zal de motor niet opnieuw
starten als het rempedaal wordt losgelaten. Als het rempedaal opnieuw wordt
ingetrapt, zal de motor opnieuw gestart worden.
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 9 of 16

8
Tijdens het rijden
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Instrumentengroep en display”.
Waarschuwings/indikatielampjes
Signaal Waarschuwings/indikatielampjes
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 Remwaarschuwingslampje Hoofdwaarschuwingslampje
Waarschuwingslampje van
anti-blokkeer remsysteem (ABS)
Laadsysteemwaarschuwingsindikatie
Motoroliewaarschuwingsindikatie
Motorwaarschuwingslampje
Waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood)
i-stop waarschuwingslampje
(Oranje)/indikatielampje (Groen)
Rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM) waarschuwingslampje
(Oranje)/indikatielampje (Groen)
11
12
13
14
15
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssys-
teem (LDWS) waarschuwingslampje
(Oranje)/indikatielampje (Groen)
4WD waarschuwingsindikatie
Waarschuwingsindikatie voor
automatische transmissie
Stuurbekrachtiging defect indikatie
16
Waarschuwingslampje voor systeem van
airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels
Waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil
17
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
18
20 22
23
24
30
31
32
33
Open-portier
waarschuwingsindikatie Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
KEY indikatie
Koplampregelsysteem (HBC)
waarschuwingslampje
(Oranje)/indikatielampje (Groen)
TCS/DSC indikatielampje
TCS OFF indikatielampje
AFS OFF indikatielampje
Indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw)
34
35
36
37
38 Schakelstandindikatie
Grootlichtindikatielampje
Richtingaanwijzers/Waarschuwings-
knipperlichten indikatielampjes
Beveiligingssysteemindikatielampje
39
Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar
(Oranje)/Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (Groen)
Verlichting-aan indikatielampje
40 Indikatielampje voor mistvoorlicht
Indikatielampje voor mistachterlicht Signaal Waarschuwings/indikatielampjes
Sommige waarschuwings/indikatielampjes worden in de instrumentengroep getoond.
Ga de betekenis van de waarschuwing na onder Waarschuwing (Displayaanduiding)
als een waarschuwings/indikatielampje in de instrumentengroep getoond wordt.
19 Open-achterklep
waarschuwingsindikatie Voorgloei-indikatielampje
Dieseldeeltjesfilterindikatie
Moersleutelindikatie
25
26
27
Rijsnelheidwaarschuwingsindikatie
28
29
Bezinkselwaarschuwingsindikatie
Waarschuwingsindikatie voor lage
omgevingstemperatuur 21
Waarschuwingsindikatie voor laag
sproeiervloeistofniveau
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page 10 of 16

9
Tijdens het rijden
Hogere
gevoeligheid
Minder
gevoeligheid
Schakelaar
Middenpositie
Vergrendelknop
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Transmissie” of “Schakelaars en regelaars”.
Bedieningsorganen van de automatische transmissie
Gebruik van de koplampen
Met automatische verlichtingsregeling
Gebruik van de voorruitenwissers
Met intervalruitenwisser Met automatische ruitenwisserregeling
Eén enkele wiscyclus (mist)
Intervalregeling (Met intervalruitenwisser)/ Automatische
regeling (Met automatische ruitenwisserregeling)
Lage snelheid
SchakelaarstandBediening van de
ruitenwissers
Hoge snelheid
Wanneer de
ruitenwisserhendel in de
stand staat, tast de
regensensor de
hoeveelheid regenval op
de voorruit af en schakelt
deze de ruitenwissers
automatisch in of uit.
Diverse blokkeringen:
Geeft aan dat u om over te kunnen
schakelen het rempedaal moet
intrappen en de vergrendelknop
ingedrukt moet houden (het
contact dient op ON te staan).
Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar
elke stand verplaatst kan worden.
Geeft aan dat u om over te kunnen
schakelen de vergrendelknop ingedrukt
moet houden.
Zonder automatische
verlichtingsregeling
$9@&+%/%@&EJUJPO@2VJDL(VJEFJOEC

Page:   1-10 11-20 next >