sensor MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 156 of 875

OPMERKING
•De achterklep kan niet worden geopend
terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ingeschakeld.
•Bij auto’s met elektrisch bediende
achterklep kan de achterklep zelfs
worden geopend wanneer het
anti-diefstal beveiligingssysteem is
ingeschakeld door op de knop voor de
elektrisch bediende achterklep op de
zender te drukken of op de schakelaar
van de elektrische achterklepopener
terwijl u de sleutel bij u draagt.
•Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in staat
van paraatheid is, zal de sirene/claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
▼,QVWDDWYDQSDUDDWKHLGEUHQJHQYDQ
KHWV\VWHHP
 'HUXLWHQHQKHWVFKXLIGDN
JRHG
VOXLWHQ
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
Ook als een ruit of het schuifdak
* is
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ruiten en het schuifdak
*
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het
alarm kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-63.
 =HWKHWFRQWDFWRS2))
 =RUJHUYRRUGDWGHPRWRUNDSGH
SRUWLHUHQHQGHDFKWHUNOHSJHVORWHQ
]LMQ
 'UXNRSGHYHUJUHQGHOWRHWVRSGH
]HQGHURIYHUJUHQGHOKHW
EHVWXXUGHUVSRUWLHUYDQDIGHEXLWHQ]LMGH
PHWGHKXOSVOHXWHO
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ
]XOOHQHHQPDDONQLSSHUHQ
0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
'UXNRSHHQYHU]RHNVFKDNHODDU

+HWYHLOLJKHLGVLQGLFDWLHODPSMHLQKHW
LQVWUXPHQWHQSDQHHOJDDWJHGXUHQGH
VHFRQGHQWZHHPDDOSHUVHFRQGH
NQLSSHUHQ

 1DVHFRQGHQLVKHWV\VWHHPYROOHGLJ
LQVWDDWYDQSDUDDWKHLG
OPMERKING
•Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het activeren
van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-5.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 158 of 875

OPMERKING
Als een portier of de achterklep gedurende
30 seconden gesloten blijft, zullen alle
portieren en de achterklep automatisch
hervergrendeld worden en zal het
anti-diefstalbeveiligingssysteem in staat
van paraatheid gebracht worden zelfs als
een ruit en het schuifdak
* is open blijven
staan.

9RRUKHWDQQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
GHWRHWVRSGH]HQGHUELQQHQVHFRQGHQ
QDKHWLQGUXNNHQYDQGHYHUJUHQGHOWRHWV
LQGUXNNHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
GULHPDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
•Voor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en dit
vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
•De inbraaksensor is in werking wanneer
het anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht. Voor
het annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de inbraaksensor
drukken wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht.
▼8LWVFKDNHOHQYDQHHQLQVWDDWYDQ
SDUDDWKHLGJHEUDFKWV\VWHHP
(HQV\VWHHPGDWLQVWDDWYDQSDUDDWKHLGLV
JHEUDFKWNDQXLWJHVFKDNHOGZRUGHQPHW
JHEUXLNYDQHHQYDQRQGHUVWDDQGH
PHWKRGHV
•'HRQWJUHQGHOWRHWVRSGH]HQGHU
LQJHGUXNWZRUGW
•6WDUWHQYDQGHPRWRUPHWGH
VWDUWGUXNNQRS
• 0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
•,QGUXNNHQYDQHHQYHU]RHNVFKDNHODDU
RSGHSRUWLHUHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
WZHHPDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld worden
door het indrukken van de ontgrendeltoets
op de zender terwijl het
anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten tweemaal
knipperen om aan te geven dat het systeem
uitgeschakeld is.
▼6WRS]HWWHQYDQKHW
ZDDUVFKXZLQJVDODUP
(HQJHDFWLYHHUGDODUPNDQXLWJHVFKDNHOG
ZRUGHQPHWJHEUXLNYDQHHQYDQ
RQGHUVWDDQGHPHWKRGHV
•'HRQWJUHQGHOWRHWVRSGH]HQGHU
LQJHGUXNWZRUGW
•6WDUWHQYDQGHPRWRUPHWGH
VWDUWGUXNNQRS
• 0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
•,QGUXNNHQYDQHHQYHU]RHNVFKDNHODDU
RSGHSRUWLHUHQ
•,QGUXNNHQYDQGHHOHNWULVFKH
DFKWHUNOHSRSHQHUZDQQHHUXGHVOHXWHO
PHHGUDDJW
•,QGUXNNHQYDQGHNQRSYDQGH
HOHNWULVFKEHGLHQGHDFKWHUNOHSRSGH
]HQGHU
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
WZHHPDDONQLSSHUHQ
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 206 of 875

•De display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
•De richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRIQLYHDX]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
=RQGHUDXWRPDWLVFKH
YHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG
0HWDXWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG:DQQHHUHFKWHUGHOLFKWVHQVRU
EHVSHXUWGDWGHRPJHYLQJKHOGHULV]RDOV
ZDQQHHUGHSRVLWLHODPSHQRYHUGDJZRUGHQ
LQJHVFKDNHOGGLPWGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-73.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 224 of 875

¾Plaats geen dranken in de buurt van de Active Driving Display. Als water of andere
vloeistoffen op de Active Driving Display worden gemorst, kan dit beschadiging
veroorzaken.
¾Plaats geen voorwerpen boven de Active Driving Display en plak geen stickers op de
stofdichte plaat/optische ontvanger aangezien deze storing zullen veroorzaken.
¾Er is een sensor ingebouwd die de helderheid van de display regelt. Als de optische
ontvanger wordt afgedekt, zal de displayhelderheid verminderen waardoor deze moeilijk
zichtbaar wordt.
¾Stel de optische ontvanger niet bloot aan sterke lichtinval. Anders kan dit beschadiging
veroorzaken.
OPMERKING
•Bij het dragen van een zonnebril met gepolariseerde glazen wordt de zichtbaarheid van de
Active Driving Display verminderd als gevolg van de eigenschappen van de display.
•Als de accu werd verwijderd en opnieuw is geïnstalleerd of de accuspanning laag is, kan
de afgestelde positie afwijken.
•Het is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt
ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en
temperatuur.
•Als de audio-installatie wordt verwijderd, kan de Active Driving Display niet worden
gebruikt.
'H$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\JHHIWGHYROJHQGHLQIRUPDWLH
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQGRGHKRHNPRQLWRU %60
=LH'RGHKRHNPRQLWRU %60 RSSDJLQD
•:DDUVFKXZLQJHQYDQDIVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566
=LH$IVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566 RSSDJLQD
•9HUNHHUVERUGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQYHUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
=LH9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765 RSSDJLQD
•%HGLHQLQJVYRRUZDDUGHQHQZDDUVFKXZLQJHQPHWEHWUHNNLQJWRW0D]GD5DGDU&UXLVH
&RQWUROPHW6WRS *RIXQFWLH 05&&PHW6WRS *RIXQFWLH
=LH0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWUROPHW6WRS *RIXQFWLH 05&&PHW6WRS *RIXQFWLH
RSSDJLQD
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQ0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&&
V\VWHHP
=LHKHW0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&& V\VWHHPRSSDJLQD
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQULMVWURRNDVVLVWHQW /$6 HQ
ULMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 236 of 875

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
•Indien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
•(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
•Het bestuurdersportier geopend is.
•De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
•Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
•Het koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
•(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-
296.
▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHNR]HQVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde schakelstand Geschikte schakelstand
$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 251 of 875

23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
OPMERKING
•De koplampen en overige buitenverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het
geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het
avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld
in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
•De gevoeligheid van de automatische verlichtingsregeling kan gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 260 of 875

23*(/(7
¾De regensensor niet afdekken door een
sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de regensensor niet
correct functioneren.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
•Door de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
•Het is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85°C of hoger is.
•Als een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 261 of 875

•Als vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
•Als u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat
staan, kunnen de ruitenwissers door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
•De regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
▼9RRUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
KHQGHOQDDUXWRHWUHNNHQHQYDVWKRXGHQ

Ruitensproeier
OFF
OPMERKING
Als de voorruitensproeier wordt gebruikt
terwijl de voorruitenwissers niet zijn
ingeschakeld, zullen de voorruitenwissers
enkele wisbewegingen maken.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GD
UHSDUDWHXU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 310 of 875

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
•De BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•Het BSM OFF indicatielampje in de instrumentengroep is uit.
•De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
•De BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
•De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
•De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in stand R gezet en de auto rijdt achteruit.
•Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
•In de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-reparateur inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
•Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 311 of 875

•Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
•Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
•Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
•Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
•Rijden op steile hellingen.
•Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
•Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
•Direct nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
•Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
•Het is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 60 next >