sensor MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 318 of 875

+HW765V\VWHHPNDQWHJHOLMNHUWLMGHHQSDVVHHUYHUERGVERUGHQHHQPD[LPXPVQHOKHLGVERUG
ZHHUJHYHQ
$OVGHYRRUXLWULMFDPHUD )6& WLMGHQVKHWULMGHQHHQYHUNHHUVERUGQLHWJRHGNDQKHUNHQQHQ
ZRUGWKHWYROJHQGHVFKHUPJHWRRQG
OPMERKING
Maximumsnelheidsborden (inclusief onderborden)
•Wanneer aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt bij rijsnelheden van
ongeveer 1 km/h of hoger het maximumsnelheidbord getoond.
•De vooruitrijcamera (FSC) herkent een maximumsnelheidbord als een bord dat op uw
auto van toepassing is en de auto rijdt er aan voorbij.
•Het maximumsnelheidbord dat in het navigatiesysteem is opgeslagen wordt afgelezen
(als de vooruitrijcamera (FSC) geen maximumsnelheidbord herkent).
•Wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, worden
maximumsnelheidborden voor slecht weer getoond.
•De rijsnelheid is ongeveer 1 km/h of hoger.
•De vooruitrijcamera (FSC) herkent een maximumsnelheidbord slechte
weersomstandigheden als een bord dat op uw auto van toepassing is en de auto rijdt er
aan voorbij.
•Het maximumsnelheidbord voor slecht weer is lager dan het huidige weergegeven
maximumsnelheidbord.
•De ruitenwissers zijn in werking.
•De weergave van het maximumsnelheidbord stopt in de volgende gevallen.
•De vooruitrijcamera (FSC) herkent het maximumsnelheidbord en de auto rijdt na het
passeren van het bord over een bepaalde afstand.
•De sensoren bepalen dat de auto van rijrichting is veranderd. (De weergave van een
maximumsnelheidbord stopt niet als de auto van rijstrook verandert en er een “ZONE”
onderbord wordt weergegeven.)
•De vooruitrijcamera (FSC) herkent een nieuw maximumsnelheidbord dat verschilt van
het vorige (geeft het nieuwe maximumsnelheidbord weer).
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 330 of 875

•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter).
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg van
het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
•De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 15 km/h of hoger.
•Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur
of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
•Er nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
•De auto staat op een helling geparkeerd.
Uw auto
•Direct nadat het dodehoekmonitorsysteem (BSM) in werking is gesteld via de
gebruikersinstellingen.
•Ontvangststoring door een radarsensor op een voertuig dat dichtbij is geparkeerd.
•In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingsindicatielampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien
branden/knipperen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 392 of 875

6WDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW>$FKWHUXLW@ 6&%65
6&%65LVHHQV\VWHHPGDWEHVWHPGLVRPVFKDGHLQKHWJHYDOYDQHHQERWVLQJWHEHSHUNHQ
GRRUKHWLQZHUNLQJVWHOOHQYDQGHUHPEHVWXULQJ 6&%6UHP ZDQQHHUGHXOWUDVRQLVFKH
VHQVRUHQYDQKHWV\VWHHPHHQKLQGHUQLVDDQGHDFKWHU]LMGHYDQKHWYRHUWXLJEHVSHXUHQELM
HHQULMVQHOKHLGWXVVHQRQJHYHHUWRWNPKHQKHWV\VWHHPEHSDDOWGDWHHQERWVLQJQLHWWH
YHUPLMGHQLV
T
Ultrasonische sensor \(achter\)
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op het SCBS R systeem:
¾Het SCBS R systeem is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te
verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal
of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
¾Neem voor de juiste werking van de SCBS R de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan op de ultrasonische sensoren (achter) (inclusief doorzichtige
stickers). Anders bestaat de kans dat de ultrasonische sensor (achter) voertuigen of
obstakels niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾De ultrasonische sensoren (achter) niet demonteren.
¾Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt van een
ultrasonische sensor (achter) zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van de SCBS R
stoppen en uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur, laten inspecteren. Als u met barsten of krassen in de buurt van een
ultrasonische sensor met de auto blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem
abusievelijk in werking treedt en een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie Stopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) op
pagina 4-219.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda-reparateur, voor
het vervangen van de achterbumper.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 393 of 875

Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, bestaat de kans dat de SCBS R
niet juist functioneert omdat deze obstakels niet correct kan bespeuren.
Oefen geen grote kracht uit op de ultrasonische sensoren (achter):
Spuit bij het wassen van de auto geen water onder hoge druk tegen een ultrasonische sensor
(achter) en er niet met kracht over wrijven. Let er verder op bij het in- en uitladen van lading
niet met kracht tegen de achterbumper te stoten. Anders bestaat de kans dat de sensoren de
obstakels niet correct bespeuren, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk functioneert.
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of bladeren, wordt het aanbevolen het SCBS R
systeem uit te schakelen.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Anders bestaat de kans dat het
SCBS R systeem niet normaal functioneert.
¾Als zich een laag ijs of sneeuw op de ultrasonische sensoren (achter) heeft vastgezet,
bestaat de kans dat deze afhankelijk van de omstandigheden obstakels niet correct kunnen
bespeuren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat het systeem de regelingen niet correct
kan uitvoeren. Rijd altijd voorzichtig en let op de achterzijde van de auto.
OPMERKING
•De stand van de auto verandert afhankelijk van het gebruik van het gaspedaal, rempedaal
en stuurwiel, wat voor het systeem de herkenning van een obstakel kan bemoeilijken of
wat tot onnodige detectie kan leiden. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de SCBS R
niet functioneert.
•Het SCBS R systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
•Wanneer de motor draait.
•De versnellingshendel (voertuig met handgeschakelde versnellingsbak) of keuzehendel
(voertuig met automatische transmissie) staat in de stand R (achteruit).
•“Storing in SCBS achteruit” wordt niet getoond in de multi-informatiedisplay.
•Bij een rijsnelheid van ongeveer 2 tot 8 km/h.
•De SCBS R wordt niet uitgeschakeld.
•Het DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 394 of 875

•De SCBS R functioneert met behulp van ultrasonische sensoren (achter) welke obstakels
aan de achterzijde bespeuren door middel van het uitzenden van ultrasonische golven en
vervolgens de terugkerende golven die door de obstakels weerkaatst worden weer
opvangen.
•In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
•Lage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken.
•Hoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken.
•Kleine obstakels.
•Dunne obstakels, zoals wegwijzerpalen.
•Obstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
•De buitenste zijde van het obstakel bevindt zich niet verticaal ten opzichte van de auto.
•Zachte obstakels, zoals een hangend gordijn of een voertuig bedekt met sneeuw.
•Onregelmatig gevormde obstakels.
•Obstakels die zich uiterst dichtbij bevinden.
•In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) obstakels niet correct
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
•Er zit iets op de bumper in de buurt van een ultrasonische sensor (achter).
•Het stuurwiel wordt scherp gedraaid, of het rem- of gaspedaal wordt bediend.
•Nabij een obstakel bevindt zich een ander obstakel.
•Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•Hoge of lage vochtigheid.
•Hoge of lage temperaturen
•Harde wind.
•Het wegtraject is niet vlak.
•Wanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.
•Objecten zoals een draadloze antenne, mistlamp of verlichte kentekenplaat zijn in de
buurt van een ultrasonische sensor (achter) gemonteerd.
•De richting van een ultrasonische sensor (achter) wijkt af als gevolg van bijvoorbeeld
een botsing.
•De auto staat blootgesteld aan andere geluidsgolven, zoals die van de claxon,
motorgeluiden of de ultrasonische sensor van een ander voertuig.
•In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets
abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R
systeem in werking treedt.
•Rijden op een steile helling.
•Wielblokken.
•Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
•Bij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 397 of 875

•De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
•Het gaspedaal ingetrapt wordt.
•Het rempedaal is ingedrukt.
•Het stuurwiel gedraaid wordt.
•De keuzehendel bediend wordt.
•De richtingaanwijzer gebruikt wordt.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
•Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
•Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen zijn,
is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat deze
obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
•Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).
•Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of het
maken van een bocht.
•Bij het rijden over een smalle brug.
•Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.
•Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.
•Tweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.
•Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-49.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 401 of 875

Het beeldbereik van de camera’s en het detectiebereik van de sensoren zijn beperkt. De
diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het beeld van de auto en de randen waar de
beelden van de camera’s samenkomen zijn blinde vlekken waar een obstakel bijvoorbeeld
mogelijk niet zichtbaar is. De verruimde voertuigbreedtelijnen en verwachte rijlijnen worden
alleen ter referentie gebruikt, en de beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke
omstandigheden.
23*(/(7
¾Gebruik de 360° rondomkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden.
¾Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.
¾Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
¾De voorportieren of de achterklep zijn niet volledig gesloten.
¾Wanneer de auto op een helling staat.
¾De portierspiegels zijn ingeklapt.
¾Stoot niet met kracht tegen de voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels. De
montagepositie of montagehoek van de camera kan daardoor verschuiven.
¾De camera’s hebben een waterdichte constructie. Demonteer, wijzig of verwijder de camera
niet.
¾De behuizing van de camera is van hard plastic, breng daarom geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings aan. Als een van dit soort middelen op de
behuizing komt, dit onmiddellijk met een zachte doek afvegen.
¾Veeg niet krachtig de lens van de camera en reinig deze niet met een schuurmiddel of harde
borstel. Anders kan de lens beschadigen en een negatieve invloed op de beelden hebben.
¾Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor reparatie, spuiten of vervangen van de
voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels.
¾Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat de 360° rondomkijkmonitor
normaal functioneert.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen.
¾Gebruik altijd velgen van het voorgeschreven type en formaat voor de voor- en
achterwielen. Raadpleeg voor het vervangen van de banden een officiële Mazda
reparateur.
¾Wanneer de display koud is, kunnen beelden strepen vertonen of kan het scherm donkerder
zijn dan normaal, waardoor de omgeving van de auto moeilijker te controleren is.
Inspecteer tijdens het rijden altijd visueel of de voorzijde en het gedeelte rondom de auto
veilig is.
¾De methode voor parkeren/stopzetten van de auto met behulp van de 360°
rondomkijkmonitor verschilt afhankelijk van de wegsituatie en de voertuigcondities.
Wanneer en hoe ver u het stuurwiel draait verschilt per situatie. Controleer daarom altijd de
omgeving van de auto rechtstreeks visueel bij gebruik van het systeem.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 407 of 875

OPMERKING
•Wanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
•Ook wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
•Wanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
•(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
•4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat acht seconden is verstreken sinds
de 360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
•8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
•De 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
•De instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie “Gebruikersinstellingen” op pagina 9-13.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQZRUGWYROGDDQ
•+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
•9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 412 of 875

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
$IVWDQGVULFKWOLMQHQYHUZDFKWHULMOLMQ
URRGRUDQMH *HHIWGHDIVWDQGDDQ YDQDIYRRUVWHXLWHLQGHYDQEXPSHU DDQ
GHYRRU]LMGHYDQGHDXWR
•'HURGHOLMQJHHIWKHWSXQWDDQRQJHYHHUPYDQDIKHW
YRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
•'HRUDQMHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQP
YDQDIKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
23*(/(7
Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd. Controleer
tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie “Parkeersensorsysteem” op pagina 4-296.
OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden getoond.
Zie “Gebruikersinstellingen” op pagina 9-13.
*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
\(W\(Sc
&RQWUROHHURI]LFKELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQJHHQREVWDNHOVEHYLQGHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 414 of 875

6FKHUPDDQ]LFKW

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
9HUUXLPGHYRHUWXLJEUHHGWHOLMQHQHQDI
VWDQGVULFKWOLMQHQ URRGEODXZ *HHIWELMEHQDGHULQJGHEUHHGWHYDQGHDXWRHQGHDIVWDQG
YDQDIYRRUVWHXLWHLQGHYDQEXPSHU DDQGHYRRU]LMGHYDQGH
DXWRDDQ
•'HURGHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPYDQDIKHW
YRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
•'HEODXZHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQWRW
PYDQDIKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
OPMERKING
•De hindernisdetectieaanduiding van de parkeersensor wordt niet getoond. Schakel de
schermweergave over naar bovenaanzicht/vooraanzicht of zijaanzicht als de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor wordt geactiveerd.
•Het scherm met het groothoekvooraanzicht toont het beeld voor de auto in een brede hoek
en corrigeert het beeld om van de zijkant aankomende obstakels te detecteren. Er is dus
verschil met het werkelijke beeld.
▼▼=LMDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSKHWSDUNHUHQRIKHWVWLO]HWWHQYDQGHDXWRKHW
]LMDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
:HHUJDYHEHUHLN
\(W\(Sc
Doelobject
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 60 next >