ESP MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 394 of 875

•De SCBS R functioneert met behulp van ultrasonische sensoren (achter) welke obstakels
aan de achterzijde bespeuren door middel van het uitzenden van ultrasonische golven en
vervolgens de terugkerende golven die door de obstakels weerkaatst worden weer
opvangen.
•In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
•Lage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken.
•Hoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken.
•Kleine obstakels.
•Dunne obstakels, zoals wegwijzerpalen.
•Obstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
•De buitenste zijde van het obstakel bevindt zich niet verticaal ten opzichte van de auto.
•Zachte obstakels, zoals een hangend gordijn of een voertuig bedekt met sneeuw.
•Onregelmatig gevormde obstakels.
•Obstakels die zich uiterst dichtbij bevinden.
•In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) obstakels niet correct
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
•Er zit iets op de bumper in de buurt van een ultrasonische sensor (achter).
•Het stuurwiel wordt scherp gedraaid, of het rem- of gaspedaal wordt bediend.
•Nabij een obstakel bevindt zich een ander obstakel.
•Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•Hoge of lage vochtigheid.
•Hoge of lage temperaturen
•Harde wind.
•Het wegtraject is niet vlak.
•Wanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.
•Objecten zoals een draadloze antenne, mistlamp of verlichte kentekenplaat zijn in de
buurt van een ultrasonische sensor (achter) gemonteerd.
•De richting van een ultrasonische sensor (achter) wijkt af als gevolg van bijvoorbeeld
een botsing.
•De auto staat blootgesteld aan andere geluidsgolven, zoals die van de claxon,
motorgeluiden of de ultrasonische sensor van een ander voertuig.
•In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets
abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R
systeem in werking treedt.
•Rijden op een steile helling.
•Wielblokken.
•Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
•Bij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 396 of 875

6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
+HW6%6V\VWHHPZDDUVFKXZWGHEHVWXXUGHUYRRUHHQPRJHOLMNHERWVLQJGRRUPLGGHOYDQ
HHQGLVSOD\HQHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLGDOVELMULMVQHOKHGHQYDQRQJHYHHUNPKRIKRJHU
GHUDGDUVHQVRU YRRU HQGHYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDOHQGDWHUNDQVLVRSHHQERWVLQJ
PHWHHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJ%RYHQGLHQDOVGHUDGDUVHQVRU YRRU HQGHYRRUXLWULMFDPHUD
)6& EHSDOHQGDWHHQERWVLQJRQYHUPLMGHOLMNLVZRUGWGHDXWRPDWLVFKHUHPUHJHOLQJ
XLWJHYRHUGRPVFKDGHLQKHWJHYDOYDQHHQERWVLQJWHYHUPLQGHUHQ
:DQQHHUGHEHVWXXUGHUKHWUHPSHGDDOLQWUDSWZRUGHQGHUHPPHQDOVH[WUDKXOSKDUGHQVQHO
DDQJHWURNNHQ 5HPEHNUDFKWLJLQJ 6%6UHPEHNUDFKWLJLQJ
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het SBS systeem en rijd altijd voorzichtig:
Het SBS systeem is bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen, niet om
ongelukken te voorkomen. De mogelijkheid voor het bespeuren van een obstakel is beperkt
afhankelijk van het obstakel, weersomstandigheden of verkeerssituaties. Als dus het
gaspedaal of rempedaal per ongeluk wordt ingetrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl
u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
23*(/(7
Schakel in de volgende gevallen het systeem uit om abusievelijk functioneren te voorkomen:
¾De auto wordt gesleept of sleept een ander voertuig.
¾De auto staat op een rollenbank.
¾Bij het rijden op slechte wegen of op plaatsen met dicht gras of
off-road.
OPMERKING
•Het SBS systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•Het SBS systeem is ingeschakeld.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.
•De relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15 km/h
of hoger.
•De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet.
•Het SBS systeem functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden:
•Als u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 397 of 875

•De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
•Het gaspedaal ingetrapt wordt.
•Het rempedaal is ingedrukt.
•Het stuurwiel gedraaid wordt.
•De keuzehendel bediend wordt.
•De richtingaanwijzer gebruikt wordt.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
•Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
•Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen zijn,
is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat deze
obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
•Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).
•Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of het
maken van een bocht.
•Bij het rijden over een smalle brug.
•Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.
•Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.
•Tweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.
•Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-49.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 407 of 875

OPMERKING
•Wanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
•Ook wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
•Wanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
•(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
•4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat acht seconden is verstreken sinds
de 360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
•8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
•De 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
•De instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie “Gebruikersinstellingen” op pagina 9-13.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQZRUGWYROGDDQ
•+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
•9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 425 of 875

=LMFDPHUD
W
W
A:
B: Obstak
op schermObstak
op scherm Lijkt v
de werkLijkt dichterbij dan de
werk
A
A BB
$FKWHUFDPHUD
W
W
A:
B:
Obstak
Obstak
op scherm Lijkt v
de werkLijkt dichterbij dan de
werk A
A BB
OPMERKING
Als de auto op een helling staat, kunnen obstakels die door de camera worden bespeurd
verder weg of dichterbij lijken dan de werkelijke afstand tot de auto.

'ULHGLPHQVLRQDDOREMHFWDDQYRRURIDFKWHUNDQWYDQDXWR
$DQJH]LHQGHULFKWOLMQHQYRRUKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHDXWR ]LMFDPHUD RIGH
DIVWDQGVULFKWOLMQHQ DFKWHUFDPHUD JHWRRQGZRUGHQXLWJDDQGHYDQHHQSODWYODNEHVWDDWGH
NDQVGDWGHDIVWDQGQDDUKHWGULHGLPHQVLRQDOHREMHFWGDWRSKHWVFKHUPZRUGWJHWRRQG
YHUVFKLOWYDQGHZHUNHOLMNHDIVWDQG
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 427 of 875

9RRUXLWULMFDPHUD )6&
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQYRRUXLWULMFDPHUD )6& 'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& LVJHSODDWVW
QDELMGHELQQHQVSLHJHOHQZRUGWJHEUXLNWGRRUGHYROJHQGHV\VWHPHQ
•.RSODPSUHJHOV\VWHHP +%&
•$GDSWLHYH/('NRSODPSHQ $/+
•9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
•5LMVWURRNDVVLVWHQW /$6 HQULMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
•9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
•*HDYDQFHHUGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW $GYDQFHG6&%6
•6WDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW>9RRUXLW@ 6&%6)
•0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWUROPHW6WRS *RIXQFWLH 05&&PHW6WRS *RIXQFWLH
•6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
V
'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDDOWGHRPVWDQGLJKHGHQDDQGHYRRU]LMGHYDQGHDXWRELMKHW
ULMGHQLQKHWGRQNHUHQKHUNHQWULMVWURNHQ'HDIVWDQGZDDURYHUGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
REMHFWHQNDQKHUNHQQHQYDULHHUWDIKDQNHOLMNYDQGHRPJHYLQJVRPVWDQGLJKHGHQ
:$$56&+8:,1*
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
23*(/(7
¾Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 429 of 875

¾Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)
¾Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)
¾Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
¾Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)
¾Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
•In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
•De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
•U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
•De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
•Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
•IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
•Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
•Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
•De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
•Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
•Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
•In- of uitrijden van een tunnel.
•De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 431 of 875

•Als de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van hoge
temperaturen, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera
(FSC) tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een defect. Laat het gedeelte rondom de vooruitrijcamera (FSC) afkoelen
door bijvoorbeeld het inschakelen van de airconditioning.
•Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
•Adaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
•Waarschuwingsindicatie rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
•Waarschuwingsindicatie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC
met Stop & Go-functie)
•Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje (oranje) Smart Brake Support
remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
•Als de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is, worden de
systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk stopgezet en
gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
•Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
•Adaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
•Waarschuwingsindicatie rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
•Waarschuwingsindicatie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC
met Stop & Go-functie)
•Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje (oranje) Smart Brake Support
remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
•Als er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een officiële Mazda reparateur.
•(Met geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS))
•De vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
•De lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.
•Contouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 432 of 875

•In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:
•Er lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.
•Een voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.
•Een voetganger is gehurkt, zit of ligt.
•Een voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.
•Een voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
•Een voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk te
onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de kleur van
de achtergrond.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 434 of 875

¾Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het gebruik
van het systeem en laat de auto altijd door een
officiële Mazda reparateur inspecteren.
¾Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij
het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de radarsensor
(voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
¾De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een officiële Mazda reparateur.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
•Onder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
•De radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door
een canvaszeil is afgedekt, voertuigen
met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
•Voorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
•Het uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
•Wanneer de bagageruimte beladen is
met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
•IJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
•Tijdens slechte
weersomstandigheden, zoals regen,
sneeuw of zandstormen.
•Bij het rijden in de buurt van
faciliteiten of objecten die krachtige
radiogolven uitzenden.
•Onder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
•Het begin en het einde van een bocht.
•Continu bochtige wegen.
•Wegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
•Het voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
•Het voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
•Wegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
•Rijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 next >