display MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 381 of 875

OPMERKING
Wanneer het systeem tijdelijk wordt geannuleerd door het volledig intrappen van het
gaspedaal, toont de ASL-display de annuleringsdisplay. Als de rijsnelheid de ingestelde
snelheid met ongeveer 5 km/h of meer overschrijdt terwijl de annuleringsdisplay wordt
getoond, gaat de ingestelde snelheid display knipperen maar wordt er geen
waarschuwingstoon gegeven.
▼$FWLYHULQJGHDFWLYHULQJ
OPMERKING
Wanneer het contact uit wordt gezet, wordt de systeemtoestand aangehouden die bestond
alvorens het werd uitgeschakeld.
Als bijvoorbeeld het contact uit wordt gezet terwijl de ASL in werking is, zal het systeem
gebruiksklaar zijn wanneer het contact de volgende keer op ON gezet wordt.
$FWLYHULQJ
'UXNRSGH02'(VFKDNHODDURPKHWV\VWHHPWHEHGLHQHQ+HW$6/VFKHUPZRUGW
ZHHUJHJHYHQHQGHKRRIGLQGLFDWLHYDQGH$6/OLFKWZLWRS
OPMERKING
Wanneer de kruissnelheidsregelaar, Mazda Radar Cruise Control (MRCC) of Mazda Radar
Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie) operationeel wordt
nadat op de MODE schakelaar is gedrukt, druk dan nogmaals op de MODE schakelaar om
naar ASL over te schakelen.
'HDFWLYHULQJ
9RHUGHYROJHQGHEHGLHQLQJXLWRPKHWV\VWHHPWHGHDFWLYHUHQ
:DQQHHUHHQNUXLVVQHOKHLGLVLQJHVWHOG $6/LQVWHOLQGLFDWLHOLFKWJURHQRS
+RXGGH2))&$1VFKDNHODDUODQJLQJHGUXNWRIGUXNPDDORSGH2))&$1VFKDNHODDU
+HW$6/VFKHUPZRUGWQLHWODQJHUJHWRRQGHQGH$6/LQVWHOLQGLFDWLH JURHQ LVXLW
:DQQHHUJHHQNUXLVVQHOKHLGLVLQJHVWHOG $6/KRRIGLQGLFDWLHOLFKWZLWRS
'UXNRSGH2))&$1VFKDNHODDU+HW$6/VFKHUPZRUGWQLHWODQJHUJHWRRQGHQGH$6/
KRRIGLQGLFDWLH ZLW LVXLW
OPMERKING
Wanneer de MODE schakelaar wordt ingedrukt terwijl ASL operationeel is, schakelt het
systeem over op kruissnelheidsregelaar, Mazda Radar Cruise Control (MRCC) of Mazda
Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie).
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 386 of 875

•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•2-wielers, dieren of bomen.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
5RRG
$OVKHW$GYDQFHG6&%6V\VWHHPLQ
ZHUNLQJLVJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH URRG
NQLSSHUHQ

▼:DDUVFKXZLQJYRRUERWVLQJ
$OVHUGHNDQVEHVWDDWRSHHQERWVLQJPHW
HHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJNOLQNWHU
RQDIJHEURNHQHHQ]RHPWRRQHQZRUGWHHQ
ZDDUVFKXZLQJDDQJHJHYHQLQGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\RIGH$FWLYH
'ULYLQJ'LVSOD\
Multi-informatiedisplay
Active Driving Display
OPMERKING
De werkingsafstand en het volume van de
botsingwaarschuwing kan veranderd
worden. Zie Gebruikersinstellingen op
pagina 9-13.
▼'LVSOD\YDQDXWRPDWLVFKH
UHPZHUNLQJ
1DGDWGHJHDYDQFHHUGH6&%6LQZHUNLQJ
LVJHVWHOGZRUGWGHGLVSOD\YDQGH
DXWRPDWLVFKHUHPZHUNLQJDDQJHJHYHQLQ
GHPXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 390 of 875

•Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijstrook
passeren.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Bij het rijden door een tolhek.
•Bij het rijden door lage of smalle poorten, autowasinstallaties of tunnels.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•2-wielers, voetgangers, dieren of bomen.
•Wanneer wordt gereden terwijl sommige van de banden buitengewoon versleten zijn.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
5RRG
$OVGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
LQZHUNLQJLVJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH
URRG NQLSSHUHQ

▼:DDUVFKXZLQJYRRUERWVLQJ
$OVHUGHNDQVEHVWDDWRSHHQERWVLQJPHW
HHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJNOLQNWHU
RQDIJHEURNHQHHQ]RHPWRRQHQZRUGWHHQ
ZDDUVFKXZLQJDDQJHJHYHQLQGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\RIGH$FWLYH
'ULYLQJ'LVSOD\
Multi-informatiedisplay
Active Driving Display
OPMERKING
De werkingsafstand en het volume van de
botsingwaarschuwing kan veranderd
worden. Zie Gebruikersinstellingen op
pagina 9-13.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 393 of 875

Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, bestaat de kans dat de SCBS R
niet juist functioneert omdat deze obstakels niet correct kan bespeuren.
Oefen geen grote kracht uit op de ultrasonische sensoren (achter):
Spuit bij het wassen van de auto geen water onder hoge druk tegen een ultrasonische sensor
(achter) en er niet met kracht over wrijven. Let er verder op bij het in- en uitladen van lading
niet met kracht tegen de achterbumper te stoten. Anders bestaat de kans dat de sensoren de
obstakels niet correct bespeuren, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk functioneert.
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of bladeren, wordt het aanbevolen het SCBS R
systeem uit te schakelen.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Anders bestaat de kans dat het
SCBS R systeem niet normaal functioneert.
¾Als zich een laag ijs of sneeuw op de ultrasonische sensoren (achter) heeft vastgezet,
bestaat de kans dat deze afhankelijk van de omstandigheden obstakels niet correct kunnen
bespeuren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat het systeem de regelingen niet correct
kan uitvoeren. Rijd altijd voorzichtig en let op de achterzijde van de auto.
OPMERKING
•De stand van de auto verandert afhankelijk van het gebruik van het gaspedaal, rempedaal
en stuurwiel, wat voor het systeem de herkenning van een obstakel kan bemoeilijken of
wat tot onnodige detectie kan leiden. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de SCBS R
niet functioneert.
•Het SCBS R systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
•Wanneer de motor draait.
•De versnellingshendel (voertuig met handgeschakelde versnellingsbak) of keuzehendel
(voertuig met automatische transmissie) staat in de stand R (achteruit).
•“Storing in SCBS achteruit” wordt niet getoond in de multi-informatiedisplay.
•Bij een rijsnelheid van ongeveer 2 tot 8 km/h.
•De SCBS R wordt niet uitgeschakeld.
•Het DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 395 of 875

•Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.
•Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.
•Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer
er een defect is in het systeem.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-51.
▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
5RRG
$OVGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
LQZHUNLQJLVJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH
URRG NQLSSHUHQ
▼'LVSOD\YDQDXWRPDWLVFKH
UHPZHUNLQJ
1DGDWGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW
6&%6 UHPLQZHUNLQJLVJHVWHOGZRUGW

Page 397 of 875

•De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
•Het gaspedaal ingetrapt wordt.
•Het rempedaal is ingedrukt.
•Het stuurwiel gedraaid wordt.
•De keuzehendel bediend wordt.
•De richtingaanwijzer gebruikt wordt.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
•Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
•Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen zijn,
is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat deze
obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
•Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).
•Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of het
maken van een bocht.
•Bij het rijden over een smalle brug.
•Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.
•Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.
•Tweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.
•Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-49.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 398 of 875

▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ6PDUW%UDNH
6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
5RRG
$OVKHW6%6LQZHUNLQJLVJDDWKHW
LQGLFDWLHODPSMH URRG NQLSSHUHQ

▼:DDUVFKXZLQJYRRUERWVLQJ
$OVHUGHNDQVEHVWDDWRSHHQERWVLQJPHW
HHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJNOLQNWHU
RQDIJHEURNHQHHQSLHSWRRQHQZRUGWHHQ
ZDDUVFKXZLQJDDQJHJHYHQRSGHGLVSOD\

Multi-informatiedisplay
Active Driving Display
▼6WRS]HWWHQYDQGHZHUNLQJYDQKHW
6PDUW%UDNH6XSSRUW
UHPKXOSV\VWHHP 6%6
+HW6%6V\VWHHPNDQWLMGHOLMNEXLWHQ
ZHUNLQJJHVWHOGZRUGHQ
=LH*HEUXLNHUVLQVWHOOLQJHQRSSDJLQD

:DQQHHUKHW6%6V\VWHHPZRUGW
XLWJHVFKDNHOGJDDWKHW6%62))
LQGLFDWLHODPSMHEUDQGHQ
+HWV\VWHHPZRUGWJHEUXLNVNODDU]RGUDGH
PRWRURSQLHXZJHVWDUWZRUGW
OPMERKING
Als de werking van het SBS systeem wordt
uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd de
werking van de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) uitgeschakeld.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 401 of 875

Het beeldbereik van de camera’s en het detectiebereik van de sensoren zijn beperkt. De
diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het beeld van de auto en de randen waar de
beelden van de camera’s samenkomen zijn blinde vlekken waar een obstakel bijvoorbeeld
mogelijk niet zichtbaar is. De verruimde voertuigbreedtelijnen en verwachte rijlijnen worden
alleen ter referentie gebruikt, en de beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke
omstandigheden.
23*(/(7
¾Gebruik de 360° rondomkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden.
¾Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.
¾Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
¾De voorportieren of de achterklep zijn niet volledig gesloten.
¾Wanneer de auto op een helling staat.
¾De portierspiegels zijn ingeklapt.
¾Stoot niet met kracht tegen de voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels. De
montagepositie of montagehoek van de camera kan daardoor verschuiven.
¾De camera’s hebben een waterdichte constructie. Demonteer, wijzig of verwijder de camera
niet.
¾De behuizing van de camera is van hard plastic, breng daarom geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings aan. Als een van dit soort middelen op de
behuizing komt, dit onmiddellijk met een zachte doek afvegen.
¾Veeg niet krachtig de lens van de camera en reinig deze niet met een schuurmiddel of harde
borstel. Anders kan de lens beschadigen en een negatieve invloed op de beelden hebben.
¾Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor reparatie, spuiten of vervangen van de
voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels.
¾Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat de 360° rondomkijkmonitor
normaal functioneert.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen.
¾Gebruik altijd velgen van het voorgeschreven type en formaat voor de voor- en
achterwielen. Raadpleeg voor het vervangen van de banden een officiële Mazda
reparateur.
¾Wanneer de display koud is, kunnen beelden strepen vertonen of kan het scherm donkerder
zijn dan normaal, waardoor de omgeving van de auto moeilijker te controleren is.
Inspecteer tijdens het rijden altijd visueel of de voorzijde en het gedeelte rondom de auto
veilig is.
¾De methode voor parkeren/stopzetten van de auto met behulp van de 360°
rondomkijkmonitor verschilt afhankelijk van de wegsituatie en de voertuigcondities.
Wanneer en hoe ver u het stuurwiel draait verschilt per situatie. Controleer daarom altijd de
omgeving van de auto rechtstreeks visueel bij gebruik van het systeem.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 407 of 875

OPMERKING
•Wanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
•Ook wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
•Wanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
•(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
•4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat acht seconden is verstreken sinds
de 360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
•8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
•De 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
•De instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie “Gebruikersinstellingen” op pagina 9-13.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQZRUGWYROGDDQ
•+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
•9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 410 of 875

▼%RYHQDDQ]LFKWYRRUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSXLWHHQSDUNHHUSODDWVRIYDQXLWVWLO]HWWHQKHW
ERYHQDDQ]LFKWYRRUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
•In het bovenaanzichtscherm zijn de diagonale lijnen aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
•Omdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
•Als een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
•Obstakels die worden weergegeven in het vooraanzicht worden mogelijk niet getoond in
het bovenaanzichtscherm.
•Als de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
•Strepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 80 next >