all MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 224 of 875

¾Plaats geen dranken in de buurt van de Active Driving Display. Als water of andere
vloeistoffen op de Active Driving Display worden gemorst, kan dit beschadiging
veroorzaken.
¾Plaats geen voorwerpen boven de Active Driving Display en plak geen stickers op de
stofdichte plaat/optische ontvanger aangezien deze storing zullen veroorzaken.
¾Er is een sensor ingebouwd die de helderheid van de display regelt. Als de optische
ontvanger wordt afgedekt, zal de displayhelderheid verminderen waardoor deze moeilijk
zichtbaar wordt.
¾Stel de optische ontvanger niet bloot aan sterke lichtinval. Anders kan dit beschadiging
veroorzaken.
OPMERKING
•Bij het dragen van een zonnebril met gepolariseerde glazen wordt de zichtbaarheid van de
Active Driving Display verminderd als gevolg van de eigenschappen van de display.
•Als de accu werd verwijderd en opnieuw is geïnstalleerd of de accuspanning laag is, kan
de afgestelde positie afwijken.
•Het is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt
ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en
temperatuur.
•Als de audio-installatie wordt verwijderd, kan de Active Driving Display niet worden
gebruikt.
'H$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\JHHIWGHYROJHQGHLQIRUPDWLH
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQGRGHKRHNPRQLWRU %60
=LH'RGHKRHNPRQLWRU %60 RSSDJLQD
•:DDUVFKXZLQJHQYDQDIVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566
=LH$IVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566 RSSDJLQD
•9HUNHHUVERUGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQYHUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
=LH9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765 RSSDJLQD
•%HGLHQLQJVYRRUZDDUGHQHQZDDUVFKXZLQJHQPHWEHWUHNNLQJWRW0D]GD5DGDU&UXLVH
&RQWUROPHW6WRS *RIXQFWLH 05&&PHW6WRS *RIXQFWLH
=LH0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWUROPHW6WRS *RIXQFWLH 05&&PHW6WRS *RIXQFWLH
RSSDJLQD
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQ0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&&
V\VWHHP
=LHKHW0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&& V\VWHHPRSSDJLQD
•%HGULMIVWRHVWDQGHQHQZDDUVFKXZLQJHQYDQULMVWURRNDVVLVWHQW /$6 HQ
ULMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 236 of 875

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
•Indien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
•(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
•Het bestuurdersportier geopend is.
•De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
•Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
•Het koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
•(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-
296.
▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHNR]HQVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde schakelstand Geschikte schakelstand
$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 244 of 875

$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
OPMERKING
Het GSI wordt op de volgende manieren
uitgeschakeld.
•De auto wordt stopgezet.
•De modus voor handbediende
overschakeling wordt geannuleerd.
▼+DQGEHGLHQGRSVFKDNHOHQ
2SVFKDNHOHQYDQGHYHUVQHOOLQJHQLV
PRJHOLMNPHWEHKXOSYDQGHNHX]HKHQGHO
0:0:0:0:0:0
9RRUKHWRSVFKDNHOHQQDDUHHQKRJHUH
YHUVQHOOLQJGHNHX]HKHQGHOHHQPDDOOLFKW
QDDUDFKWHUHQ
GXZHQ

OPMERKING
•Tijdens langzaam rijden is het mogelijk
dat de versnellingen niet automatisch
opgeschakeld worden.
•Laat tijdens het rijden in de
handbediende overschakelfunctie de
naald van de toerentalmeter niet in de
RODE ZONE komen. Verder zal bij het
volledig intrappen van het gaspedaal de
handbediende overschakelfunctie
overschakelen naar de automatische
overschakelfunctie.
Wanneer het TCS systeem is
uitgeschakeld, is deze functie
geannuleerd. Als echter continu met
hoge toerentallen wordt gereden, zal de
transmissie automatisch opschakelen om
de motor te beschermen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
$XWRPDWLVFKHWUDQVPLVVLH


Page 252 of 875

▼.RSODPSHQJURRWOLFKWGLPOLFKW
'HNRSODPSHQVFKDNHOHQRYHUWXVVHQ
JURRWOLFKWHQGLPOLFKWGRRUGHKHQGHOQDDU
YRUHQRIQDDUDFKWHUHQWHYHUSODDWVHQ

Grootlicht
Dimlicht
:DQQHHUKHWJURRWOLFKWYDQGHNRSODPSHQ
LVLQJHVFKDNHOGJDDWKHW
JURRWOLFKWLQGLFDWLHODPSMHYDQGH
NRSODPSHQEUDQGHQ

▼▼.RSODPSOLFKWVLJQDDO
.DQZRUGHQJHEUXLNWZDQQHHUKHWFRQWDFW
RS21JH]HWLV
9RRUKHWJHYHQYDQHHQOLFKWVLJQDDOPHWGH
NRSODPSHQGHKHQGHOYROOHGLJQDDUXWRH
WUHNNHQ GHNRSODPSVFKDNHODDUKRHIWQLHW
LQJHVFKDNHOGWH]LMQ 

UIT
Koplamplichtsignaal
+HWJURRWOLFKWLQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWWHJHOLMNHUWLMG
EUDQGHQ:DQQHHUXGHKHQGHOORVODDW]DO
GH]HQDDUGHQRUPDOHVWDQGWHUXJNHUHQ

▼▼7KXLVNRPVWYHUOLFKWLQJ
%LMEHGLHQLQJYDQGHKHQGHOVFKDNHOWGH
WKXLVNRPVWYHUOLFKWLQJGHNRSODPSHQ
GLPOLFKW LQ
,QVFKDNHOHQYDQGHYHUOLFKWLQJ
:DQQHHUDDQGHKHQGHOZRUGWJHWURNNHQ
WHUZLMOKHWFRQWDFWRS$&&RI2))VWDDW
ZRUGWKHWGLPOLFKWYDQGHNRSODPSHQ
LQJHVFKDNHOG
1DGDWGHSRUWLHUHQ]LMQJHVORWHQHQHUHHQ
EHSDDOGHWLMGLVYHUVWUHNHQJDDQGH
NRSODPSHQXLW
OPMERKING
•De tijd totdat de koplampen doven nadat
alle portieren gesloten zijn kan
gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
•Als gedurende 3 minuten na het trekken
aan de hendel geen verdere bediening
plaatsvindt, zullen de koplampen doven.
•De koplampen doven als nogmaals aan
de hendel wordt getrokken terwijl de
koplampen branden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 260 of 875

23*(/(7
¾De regensensor niet afdekken door een
sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de regensensor niet
correct functioneren.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
•Door de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
•Het is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85°C of hoger is.
•Als een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 263 of 875

.RSODPSVSURHLHU
'HPRWRUGLHQWJHVWDUWWH]LMQHQGH
NRSODPSHQGLHQHQLQJHVFKDNHOGWH]LMQ

$OVXGHNRSODPSVSURHLHUVZLOWJHEUXLNHQ
GHUXLWHQZLVVHUKHQGHOWZHHPDDOQDDUXWRH
WUHNNHQ

Ruitensproeier
OFF
OPMERKING
•Wanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier voor
de eerste keer wordt gebruikt, werken de
koplampsproeiers automatisch.
•Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
$FKWHUUXLWYHUZDUPLQJ
'HDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJRQWGRHWGH
DFKWHUUXLWYDQZDVHP

9RRUJHEUXLNYDQGHDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJ
PRHWKHWFRQWDFWRS21VWDDQ

'UXNRSGHVFKDNHODDURPGH
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJLQWHVFKDNHOHQ'H
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJIXQFWLRQHHUW
JHGXUHQGHRQJHYHHUPLQXWHQHQZRUGW
GDQDXWRPDWLVFKXLWJHVFKDNHOG
:DQQHHUGHDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJLQ
ZHUNLQJLVEUDQGWKHWLQGLFDWLHODPSMH

'UXNQRJPDDOVRSGHVFKDNHODDURPGH
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJXLWWHVFKDNHOHQ
DOYRUHQVGHPLQXWHQ]LMQYHUVWUHNHQ
+DQGEHGLHQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
Indicatielampje
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 267 of 875

OPMERKING
•De richtingaanwijzers kunnen niet
gebruikt worden wanneer de
waarschuwingsknipperlichten zijn
ingeschakeld.
•Controleer de plaatselijk geldende
bepalingen betreffende het gebruik van
de waarschuwingsknipperlichten bij het
slepen van de auto om na te gaan of er
geen inbreuk wordt gedaan op de
wettelijke bepalingen.
•Als het rempedaal tijdens het rijden op
gladde wegen wordt ingetrapt, kan het
noodstopsignaalsysteem in werking
treden waardoor alle richtingaanwijzers
en signalen voor rijbaanverandering
gaan knipperen. Zie
Noodstopsignaalsysteem op pagina 4-
102.
•Wanneer het noodstopsignaalsysteem in
werking is, gaan alle richtingaanwijzers
automatisch snel knipperen om de
bestuurder van het voertuig achter u te
waarschuwen voor een plotselinge
noodstopsituatie. Zie
Noodstopsignaalsysteem op pagina 4-
102.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 270 of 875

•Het is mogelijk dat het rempedaal
beweegt terwijl de handrem wordt
aangetrokken of vrijgezet, dit duidt
echter niet op een probleem.
•Als tijdens het rijden continu aan de
EPB schakelaar wordt getrokken, wordt
de handrem aangetrokken en wordt de
waarschuwingszoemer van de EPB
geactiveerd. Wanneer de schakelaar
wordt losgelaten, wordt de handrem
vrijgezet en stopt de zoemtoon.
•Als de handrem wordt aangetrokken
terwijl het contact uit staat of in stand
ACC staat, is het mogelijk dat het EPB
indicatielampje in de instrumentengroep
en het indicatielampje in de schakelaar
gedurende 15 seconden gaan branden.
•Wanneer u de auto door een
automatische autowasinstallatie laat
rijden, kan het nodig zijn het contact uit
te zetten en de handrem vrij te zetten,
afhankelijk van het type automatische
autowasinstallatie.
'HKDQGUHPDDQWUHNNHQ
'HKDQGUHPNDQZRUGHQDDQJHWURNNHQ
RQJHDFKWGHVWDQGYDQGH
FRQWDFWVFKDNHODDU
7UDSKHWUHPSHGDDOVWHYLJLQHQWUHNGH
(3%VFKDNHODDURPKRRJ
'HKDQGUHPZRUGWDDQJHWURNNHQHQKHW
(3%LQGLFDWLHODPSMHHQKHW
LQGLFDWLHODPSMHYDQGH(3%VFKDNHODDU
JDDQEUDQGHQ
=LH:DDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHVRS
SDJLQD
'HKDQGUHPYULMJHYHQ
'H(3%NDQYULMJH]HWZRUGHQWHUZLMOKHW
FRQWDFWRS21VWDDWRIGHPRWRUGUDDLW
:DQQHHUGHKDQGUHPZRUGWYULMJH]HWJDDQ
KHW(3%LQGLFDWLHODPSMHHQKHW
LQGLFDWLHODPSMHYDQGH(3%VFKDNHODDUXLW
+DQGPDWLJYULM]HWWHQYDQGHKDQGUHP
7UDSKHWUHPSHGDDOVWHYLJLQHQGUXNGH
(3%VFKDNHODDULQ
$OVGH(3%VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW
]RQGHUKHWUHPSHGDDOLQWHWUDSSHQ
ZDDUVFKXZWGHGLVSOD\LQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSGHEHVWXXUGHUGDWKHW
UHPSHGDDOQLHWLVLQJHWUDSW
7LMGHQVKHWULMGHQ
5HPPHQ


Page 273 of 875

$872+2/'
0HWGH$872+2/'IXQFWLHEOLMIWGHDXWRVWLOVWDDQ]HOIVDOVXXZYRHWYDQKHWUHPSHGDDO
KDDOW'H]HIXQFWLHNDQKHWEHVWHZRUGHQJHEUXLNWZDQQHHUXLQHHQILOHVWDDWRIELMHHQ
VWRSOLFKW+HWUHPSHGDDOZRUGWORVJHODWHQZDQQHHUKHWULMGHQZRUGWKHUYDWELMYRRUEHHOG
GRRUKHWYULMJHYHQYDQGHNRSSHOLQJVSHGDDOPHWGHYHUVQHOOLQJVKHQGHOLQHHQDQGHUHVWDQG
GDQGHQHXWUDDOVWDQG KDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN RIKHWLQWUDSSHQYDQKHWJDVSHGDDO
DXWRPDWLVFKHWUDQVPLVVLH 
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op de AUTOHOLD functie:
De AUTOHOLD functie is alleen bedoeld om de remmen te bekrachtigen terwijl de tot
stilstand wordt gebracht. De remmen niet gebruiken en overmatig vertrouwen op het
AUTOHOLD systeem is gevaarlijk en kan ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto
ineens toeneemt. Gebruik de remmen zoals gepast gezien de weg en
omgevingsomstandigheden.
Haal uw voet niet van het rempedaal terwijl de auto op een steile helling tot stilstand is
gebracht:
Er is altijd het risico dat de auto niet in stilstand kan worden gehouden door de AUTOHOLD
functie, waardoor de auto onverwacht kan gaan rijden en een ongeluk kan veroorzaken.
Gebruik de AUTOHOLD functie niet bij het rijden op gladde wegen zoals met ijs of sneeuw
bedekte wegen of onverharde wegen:
Zelfs als de auto in stilstand kan worden gehouden door de AUTOHOLD functie, kan de auto
toch onverwacht gaan rijden en een ongeluk veroorzaken. Bedien het gaspedaal, de remmen
of het stuurwiel zoals de omstandigheden voorschrijven.
Trap in de volgende gevallen direct het rempedaal in:
Omdat de AUTOHOLD functie geforceerd wordt geannuleerd, kan de auto toch onverwacht
gaan rijden en een ongeluk veroorzaken.
¾Het waarschuwingslampje rempedaalbediening vereist (rood) gaat knipperen en
tegelijkertijd wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd.
(Rood)
7LMGHQVKHWULMGHQ
5HPPHQ


Page 275 of 875

•De AUTOHOLD functie wordt geannuleerd wanneer de keuzehendel/versnellingshendel
naar stand R wordt verplaatst terwijl de auto op een horizontale ondergrond staat of met
de voorzijde naar een helling is gericht (zie hieronder).
Vlakke ondergrond : Achteruit rijden (keuzehendel/versnellingshendel in R)
Auto kantelt voorwaarts Auto kantelt achterwaarts
AUTOHOLD: Werkt AUTOHOLD:
Werkt niet, geannuleerd AUTOHOLD:
Werkt niet, geannuleerd
▼▼$872+2/'LVLQJHVFKDNHOG
'UXNRSGH$872+2/'VFKDNHODDU
ZDQQHHUKHWLQGLFDWLHODPSMH$872+2/'
VWDQGE\JDDWEUDQGHQZRUGWGH
$872+2/'IXQFWLHLQJHVFKDNHOG
Indicatielampje
AUTOHOLD stand-by
OPMERKING
Wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan, gaat het
indicatielampje AUTOHOLD stand-by
branden wanneer de AUTOHOLD
schakelaar wordt ingedrukt en wordt de
AUTOHOLD functie ingeschakeld.
•Het contact wordt op ON gezet (motor
draait of wordt gestopt door i-stop).
•De veiligheidsgordel van de bestuurder
is vastgemaakt.
•Het bestuurdersportier is gesloten.
•Er is geen probleem met de
AUTOHOLD functie.
$872+2/'LQVFKDNHOHQHQUHPPHQ
JHDFWLYHHUGKRXGHQ
 7UDSKHWUHPSHGDDOLQHQEUHQJGHDXWR
YROOHGLJWRWVWLOVWDQG
 +HWLQGLFDWLHODPSMH$872+2/'
DFWLHILQGHLQVWUXPHQWHQJURHSJDDW
EUDQGHQHQGHUHPPHQEOLMYHQ
JHDFWLYHHUG
 'HDXWREOLMIWLQGHVWLOVWDQGSRVLWLH
VWDDQ]HOIVZDQQHHUKHWUHPSHGDDO
ZRUGWORVJHODWHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
5HPPHQ


Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 170 next >