ESP MAZDA MODEL CX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 43 of 875

Instructies voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag
om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te
worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan aanzienlijk minder
bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie en
chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen het
veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de gordels
als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een ernstige
botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet duidelijk
waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is gevaarlijk
een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands schoot zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht die
verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels strakker kunnen
aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker strakker kunnen worden
afgesteld.
23*(/(7
Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de
gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer bijzonderheden
betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels “Onderhoud van de veiligheidsgordels”
(pagina 6-73).

Ring
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 45 of 875

9HLOLJKHLGVJRUGHOV
▼9DVWPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
3ODDWVGHKHXSJRUGHO]RODDJPRJHOLMN
QLHWRSGHRQGHUEXLNHQVWHOYHUYROJHQVGH
VFKRXGHUJRUGHO]RGDQLJDIGDWGH]H
QDXZVOXLWHQGRPXZOLFKDDPSDVW
Laag om de
heupen houden
Te hoog
Aantrekken
▼▼/RVPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
'UXNGHNQRSRSGHYHLOLJKHLGVJRUGHOJHVS
LQ$OVGHJRUGHOQLHWYROOHGLJZRUGW
RSJHUROGGH]HQDDUEXLWHQWUHNNHQHQRS
YHUGUDDLLQJHQNQLNNHQLQVSHFWHUHQ.LMN
YHUYROJHQVRIELMKHWRSUROOHQGHJRUGHO
RQYHUGUDDLGEOLMIW
Toets
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en knikken
inspecteren. Als de gordel dan nog steeds
niet correct wordt opgerold, deze door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur laten
inspecteren.
▼▼9RRUVWHVFKRXGHUJRUGHODIVWHOOHU
Hoger zetten Lager zetten
/HWHURSGDWGHDIVWHOOHUYHUJUHQGHOGLV
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 73 of 875

Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat eventuele schade herstellen. Laat een
beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zij-impactsensor
welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten worden geboord in
een voorportier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd, of een beschadigd portier
niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig beïnvloed worden zodat deze de
druk van de impact van een zijdelingse botsing niet meer correct kan bespeuren. Als een
sensor een zijdelingse botsing niet correct kan bespeuren, bestaat de kans dat de zij- en
gordijn-airbags en de voorspanner van de voorste veiligheidsgordel niet normaal
functioneren waardoor de inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.
Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend
beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik
stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder
vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Hieronder valt ook het installeren van extra elektrische apparatuur op of nabij de onderdelen
en de bedrading van het systeem. Een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur kan de speciale aandacht besteden die bij het uitbouwen en inbouwen van de
voorzittingen nodig is. Het is van belang de bedrading en de aansluitingen van de airbag te
beschermen om er voor te zorgen dat de airbags niet per ongeluk in werking treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet beschadigd wordt en de airbag-aansluiting van de
zittingen onbeschadigd blijft.
Plaatsen geen bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen:
Het plaatsen van bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen is gevaarlijk. De kans
bestaat dat onderdelen die essentieel zijn voor de werking van het aanvullend
beveiligingssysteem beschadigd worden en in het geval van een botsing aan de zijkant is het
mogelijk dat de bijbehorende airbags niet geactiveerd worden, hetgeen ernstig of dodelijk
letsel tot gevolg kan hebben. Om beschadiging van onderdelen die essentieel zijn voor de
werking van het aanvullend beveiligingssysteem te voorkomen, geen bagage of andere
voorwerpen onder de voorzittingen plaatsen.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 89 of 875

'HJRUGLMQDLUEDJLVNODDUYRRUDFWLYHULQJRQJHDFKWZDWLVDDQJHJHYHQLVGHWDEHOYRRUGH
DDQXLWFRQGLWLHYDQGHDLUEDJXLWJHVFKDNHOGLQGLFDWLHODPSMHYDQGHYRRUSDVVDJLHUVDLUEDJ
$OVEHLGHDLUEDJXLWJHVFKDNHOGLQGLFDWLHODPSMHVYDQGHYRRUSDVVDJLHUVDLUEDJQLHWJHGXUHQGH
HHQEHSDDOGHWLMGJDDQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWRIDOVGH]HQLHWJDDQ
EUDQGHQ]RDOVDDQJHJHYHQLQGHWDEHOYRRUGHDDQXLWFRQGLWLHYDQKHWDLUEDJXLWJHVFKDNHOG
LQGLFDWLHODPSMHYDQGHYRRUSDVVDJLHUVDLUEDJQLHWWRHVWDDQGDWHHQLQ]LWWHQGHRSGH
YRRUSDVVDJLHUV]LWWLQJSODDWVQHHPWHQ]RVSRHGLJPRJHOLMNFRQWDFWRSQHPHQPHWHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU'HNDQVEHVWDDWGDWKHWV\VWHHPLQKHWJHYDOYDQHHQDDQULMGLQJQLHW
FRUUHFWZHUNW
:$$56&+8:,1*
Laat niet een inzittende op de voorpassagiersstoel plaatsnemen in een houding die het voor
de inzittende voorpassagier detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te detecteren:
Zitten op de voorpassagiersstoel in een houding die het voor de inzittende voorpassagier
detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te bespeuren is gevaarlijk. Als de
inzittende voorpassagier detectiesensor de inzittende die zich op de voorpassagiersstoel
bevindt niet correct kan bespeuren, is het mogelijk dat de voor- en zij-airbags van de
voorpassagiersstoel en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner niet in werking
treden (niet-geactiveerd worden) of dat deze abusievelijk in werking treden (geactiveerd
worden). De voorpassagier heeft dan niet de aanvullende beveiliging van de airbags, of het
abusievelijk in werking treden (activeren) van de airbags zou ernstig of dodelijk letsel kunnen
veroorzaken.
Onder de volgende condities kan de inzittende voorpassagier detectiesensor een passagier
die zich op de voorpassagiersstoel bevindt niet correct bespeuren en kan de activering/
niet-activering van de airbags niet geregeld worden zoals aangegeven in de tabel voor de
aan/uit conditie van het airbag-uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag.
Bijvoorbeeld:
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 121 of 875

•De elektrisch bediende achterklep gaat
mogelijk niet elektrisch open/dicht
wanneer de auto op een helling is
geparkeerd, bij harde wind of als er veel
sneeuw op de achterklep ligt.
•Als de zekering van de elektrisch
bediende achterklep is gesprongen, kan
de achterklep niet worden geopend met
de schakelaar van de elektrisch
bediende achterklep of de elektrische
achterklepopener. Gebruik de
noodontgrendelhendel om de achterklep
te openen.
•Sluit de elektrisch bediende achterklep
volledig alvorens de accu van de auto
los te koppelen. Als de accu wordt
losgekoppeld terwijl de achterklep open
staat, kan deze niet automatisch
geopend of gesloten worden nadat de
accu weer is aangekoppeld. In dat geval
moet de achterklep handmatig volledig
worden gesloten om het automatisch
volledig openen/sluiten weer mogelijk te
maken.
•Als het systeem gewicht detecteert,
bijvoorbeeld een met veel sneeuw
bedekte achterklep, wanneer deze
elektrisch wordt geopend, is driemaal
een pieptoon hoorbaar en stopt de
bediening van de achterklep.
•Als de elektrisch bediende achterklep
bedekt is met veel sneeuw, eerst de
sneeuw verwijderen voordat de
achterklep wordt bediend.
%HGLHQLQJPHWEHKXOSYDQGH]HQGHU
+RXGGHVFKDNHODDUYDQGHHOHNWULVFK
EHGLHQGHDFKWHUNOHSJHGXUHQGHppQ
VHFRQGHRIODQJHULQJHGUXNW'H
ZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
WZHHPDDONQLSSHUHQHQGHDFKWHUNOHS
RSHQWVOXLWQDGDWGHSLHSWRQHQKHEEHQ
JHNORQNHQ
=LH=HQGHURSSDJLQD
OPMERKING
•Wanneer het contact op ON wordt gezet,
werkt de zender niet.
•Wanneer de achterklep wordt geopend
door op de knop voor de elektrisch
bediende achterklep op de zender te
drukken, kan de achterklep zelfs worden
geopend wanneer deze is vergrendeld.
•Als de knop voor de elektrisch bediende
achterklep op de zender wordt ingedrukt
terwijl de achterklep elektrisch wordt
geopend/gesloten, is een pieptoon
hoorbaar en stopt de achterklep met
bewegen. Wanneer nogmaals op de knop
voor de elektrisch bediende achterklep
wordt gedrukt, beweegt de achterklep
zich in omgekeerde richting.
%HGLHQLQJPHWHONHVFKDNHODDU
%HGLHQLQJVYRRUZDDUGHQ
2SHQHQYDQGHDFKWHUNOHS
$OVGHDXWRDDQDOOHRQGHUVWDDQGH
EHGLHQLQJVYRRUZDDUGHQKHHIWYROGDDQNDQ
GHHOHNWULVFKEHGLHQGHDFKWHUNOHSJHRSHQG
ZRUGHQYLDHOHNWULVFKHEHGLHQLQJ
•$OOHSRUWLHUHQHQGHDFKWHUNOHS]LMQ
RQWJUHQGHOG
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
3RUWLHUHQHQVORWHQ


Page 124 of 875

'HVWDQGZLM]LJHQ
 6WRSGHDFKWHUNOHSLQGHJHZHQVWH
VWDQG
 'UXNJHGXUHQGHRQJHYHHUGULH
VHFRQGHQRSGHVFKDNHODDUYRRUKHW
VOXLWHQYDQGHHOHNWULVFKEHGLHQGH
DFKWHUNOHS
(ULVWZHHPDDOHHQSLHSWRRQKRRUEDDU
RPDDQWHJHYHQGDWGHVWDQGZLM]LJLQJ
LVXLWJHYRHUG
OPMERKING
Stel de gewenste volledig geopende stand
van de achterklep in op de stand waarbij
deze voor meer dan halverwege is
geopend. Er kan geen stand worden
ingesteld waarbij de achterklep minder
dan halverwege is geopend.
5HVHWWHQ
 2SHQGHDFKWHUNOHS
 'UXNJHGXUHQGHRQJHYHHU]HYHQ
VHFRQGHQRSGHVFKDNHODDUYRRUKHW
VOXLWHQYDQGHHOHNWULVFKEHGLHQGH
DFKWHUNOHS
(ULVGULHPDDOHHQSLHSWRRQKRRUEDDU
RPDDQWHJHYHQGDWGHUHVHWLV
XLWJHYRHUG
OPMERKING
Nadat ongeveer 3 seconden zijn verstreken
nadat op de schakelaar is gedrukt, is 2
maal een pieptoon hoorbaar om aan te
geven dat de volledig geopende stand van
de achterklep is gewijzigd. Blijf gedurende
ongeveer 7 seconden op de schakelaar
drukken om de reset te voltooien.
%ORNNHHUEHYHLOLJLQJVIXQFWLH
$OVWLMGHQVKHWHOHNWULVFKRSHQHQVOXLWHQ
YDQGHHOHNWULVFKEHGLHQGHDFKWHUNOHSGRRU
KHWV\VWHHPHHQSHUVRRQRIHHQYRRUZHUS
LQKHWSDGYDQGHDFKWHUNOHSEHVSHXUG
ZRUGW]DOGHDFKWHUNOHS]LFKDXWRPDWLVFK
LQGHRPJHNHHUGHULFKWLQJEHZHJHQ
:$$56&+8:,1*
Controleer altijd de ruimte rondom de
elektrisch bediende achterklep alvorens
deze te openen/sluiten:
Niet controleren of er zich mogelijk
inzittenden en voorwerpen in de ruimte
rondom de elektrisch bediende achterklep
bevinden alvorens dit te openen/sluiten is
gevaarlijk. De blokkeerbeveiligingsfunctie
is bestemd om blokkeren te voorkomen in
het geval er een obstakel in het pad van de
achterklep wordt aangetroffen. Het
systeem detecteert bepaalde voorwerpen
die de achterklep blokkeren mogelijk niet,
afhankelijk van de manier waarop deze
zijn gepositioneerd en de vorm ervan. Als
de blokkeerbeveiligingsfunctie echter een
obstakel bespeurt en de a in omgekeerde
richting beweegt, bestaat de kans dat een
inzittende die zich in het pad van de
achterklep bevindt ernstig letsel oploopt.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
3RUWLHUHQHQVORWHQ


Page 164 of 875

*HEUXLNZLQWHUEDQGHQRSDOOHYLHU
ZLHOHQ
'HPD[LPXPWRHJHVWDQHVQHOKHLGYRRUXZ
ZLQWHUEDQGHQRIGHZHWWHOLMNEHSDDOGH
VQHOKHLGVEHSHUNLQJHQQLHWRYHUVFKULMGHQ
(XURSD
.LHVZDQQHHUXVQHHXZEDQGHQJDDW
JHEUXLNHQGHYRRUJHVFKUHYHQPDDWHQ
EDQGHQVSDQQLQJ SDJLQD 
▼6QHHXZNHWWLQJHQ
,QIRUPHHUQDDUGHSODDWVHOLMNHEHSDOLQJHQ
DOYRUHQVVQHHXZNHWWLQJHQWHJDDQ
JHEUXLNHQ
23*(/(7
¾Het gebruik van sneeuwkettingen kan de
bestuurbaarheid van de auto nadelig
beïnvloeden.
¾Rijd nooit sneller dan 50 km/h of de door
de kettingfabrikant aanbevolen snelheid,
naargelang welke snelheid lager is.
¾Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden
en gaten in het wegdek en het maken
van scherpe bochten.
¾Voorkom het blokkeren van de wielen
door te sterk afremmen.
¾Probeer nooit een sneeuwketting aan te
brengen op het noodreservewiel,
aangezien dit beschadiging van de auto
en de band tot gevolg kan hebben.
Bij bepaalde modellen is de auto niet
uitgerust met een van fabriekswege
uitgerust noodreservewiel.
¾Gebruik geen sneeuwkettingen op
wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs.
Hierdoor kunnen de banden en de
sneeuwkettingen beschadigd worden.
¾Aluminium velgen kunnen door het
gebruik van sneeuwkettingen bekrast of
anderszins beschadigd worden.
OPMERKING
Als uw auto uitgerust is met een
bandenspanningscontrolesysteem, bestaat
de kans dat bij het gebruik van
sneeuwkettingen het systeem niet correct
functioneert.
%UHQJGHVQHHXZNHWWLQJHQHQNHORSGH
YRRUEDQGHQDDQ
*HEUXLNJHHQVQHHXZNHWWLQJHQRSGH
DFKWHUEDQGHQ
.LH]HQYDQGHMXLVWHVQHHXZNHWWLQJHQ
(XURSD
0D]GDJHHIWGHYRRUNHXUDDQKHWJHEUXLN
YDQNHWWLQJHQPHW]HVKRHNLJHVWDOHQ
VSDQULQJHQ.LHVKHWMXLVWHW\SH
RYHUHHQNRPVWLJXZEDQGHQPDDW
%DQGHQPDDW 6QHHXZNHWWLQJ
5 =HVKRHNLJW\SH
5 =HVKRHNLJW\SH
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het
gebruik van kettingen met zeshoekige
stalen spanringen, mogen alle soorten
kettingen worden gebruikt die binnen de
aangegeven montagespecificaties vallen.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
5LMWLSV


Page 189 of 875

6WRS]HWWHQYDQGHPRWRU
:$$56&+8:,1*
De motor niet tijdens het rijden stopzetten:
Het tijdens het rijden stopzetten van de
motor om een andere reden dan in een
noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de motor
tijdens het rijden wordt stopgezet heeft dit
door het verlies van de rembekrachtiging
een vermindering van remvermogen tot
gevolg wat een ongeluk en ernstig letsel
kan veroorzaken.
 %UHQJGHDXWRYROOHGLJWRWVWLOVWDQG
 +DQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN
6FKDNHORYHUQDDUGHQHXWUDDOVWDQGHQ
WUHNGHKDQGUHPKHQGHODDQ
$XWRPDWLVFKHWUDQVPLVVLH
=HWGHNHX]HKHQGHOLQGHVWDQG3HQ
WUHNGHKDQGUHPKHQGHODDQ
 'UXNRSGHVWDUWGUXNNQRSRPGHPRWRU
VWRSWH]HWWHQ'HFRQWDFWVWDQGLVXLW
23*(/(7
¾Zorg er voor dat wanneer u de auto
verlaat de startdrukknop is uitgezet.
¾(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor bij herhaling wordt gestart
en gestopt voordat deze is opgewarmd,
kan de motor versnellen terwijl de auto is
gestopt om de motor intern te reinigen.
Zet de motor pas uit wanneer de motor
op normale snelheid draait.
OPMERKING
•(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5)
Het is mogelijk dat de koelventilator in de
motorruimte gedurende enkele minuten
nadat het contact vanuit ON op OFF gezet
is gaat draaien, ongeacht of de
airconditioning aan of uit is, voor het snel
koelen van de motorruimte.
•Als het systeem bespeurt dat de resterende
batterijcapaciteit van de sleutel laag is
wanneer het contact van ON op ACC of
OFF wordt gezet, wordt het volgende
aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar wordt.
Zie Vervangen van de sleutelbatterij op
pagina 6-43.
(Voertuig uitgerust met type A
instrumentengroep)
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
(Voertuig uitgerust met type B
instrumentengroep)
Het KEY indicatielampje (groen) knippert
gedurende ongeveer 30 seconden.
Zie Waarschuwings-/indicatielampjes op
pagina 4-50.
•(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
keuzehendel in een andere stand dan P
staat, zal het contact overschakelen naar
ACC.
▼0RWRUQRRGVWRS
:DQQHHUWHUZLMOGHPRWRUGUDDLWRIWLMGHQV
KHWULMGHQGHVWDUWGUXNNQRSFRQWLQX
LQJHGUXNWZRUGWJHKRXGHQRIHHQDDQWDO
PDOHQDFKWHUHHQVQHOZRUGWLQJHGUXNW]DO
GHPRWRURQPLGGHOOLMNZRUGHQVWRSJH]HW
+HWFRQWDFWVFKDNHOWRYHUQDDU$&&
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 206 of 875

•De display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
•De richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRIQLYHDX]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
=RQGHUDXWRPDWLVFKH
YHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG
0HWDXWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG:DQQHHUHFKWHUGHOLFKWVHQVRU
EHVSHXUWGDWGHRPJHYLQJKHOGHULV]RDOV
ZDQQHHUGHSRVLWLHODPSHQRYHUGDJZRUGHQ
LQJHVFKDNHOGGLPWGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-73.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 258 of 875

9RRUUXLWHQZLVVHUVHQ
UXLWHQVSURHLHU
9RRUJHEUXLNYDQGHUXLWHQZLVVHUVPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
:$$56&+8:,1*
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in plaats
van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op
de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan een
ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend ruitensproeiervloeistof
gemengd met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt is
gevaarlijk, aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan belemmeren
waardoor een ongeluk veroorzaakt kan
worden. Zorg er bovendien voor dat de
voorruit voldoende is opgewarmd met
behulp van de voorruitontwaseming
alvorens ruitensproeiervloeistof te
sproeien.
OPMERKING
Als de voorruitenwissers tijdens koude
weersomstandigheden of sneeuwval
worden gebruikt, is het mogelijk deze als
gevolg van opeenhoping van sneeuw op de
voorruit stoppen. Als de voorruitenwissers
als gevolg van opeenhoping van sneeuw
op de voorruit stoppen, de auto op een
veilige plaats tot stilstand brengen, de
ruitenwisserschakelaar uitzetten en
vervolgens de opeengehoopte sneeuw
verwijderen. Als de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF wordt gezet, zullen de
ruitenwissers gaan werken. Raadpleeg zo
spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, als de ruitenwissers
niet werken terwijl de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF is gezet.
▼9RRUUXLWHQZLVVHUV
6FKDNHOGHUXLWHQZLVVHUVLQGRRUGHKHQGHO
RPKRRJRIRPODDJWHGUXNNHQ
0HWLQWHUYDOUXLWHQZLVVHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 60 next >