sensor MAZDA MODEL MX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 631

•Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in staat
van paraatheid is, zal de sirene/claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
▼,QVWDDWYDQSDUDDWKHLGEUHQJHQYDQ
KHWV\VWHHP
 'HUXLWHQHQKHWYRXZGDNJRHGVOXLWHQ
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
De functie van de inbraaksensor kan
alleen in staat van paraatheid worden
gebracht wanneer het vouwdak
gesloten is.
Ook als een raam is open blijven
staan, kan het systeem in staat van
paraatheid gebracht worden, echter
zelfs het gedeeltelijk open laten staan
van de ramen kan een uitnodiging zijn
tot diefstal, en wind die in de auto
blaast zou het alarm kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-54.
 =HWKHWFRQWDFWRS2))
 =RUJHUYRRUGDWGHPRWRUNDSKHW
YRXZGDNGHSRUWLHUHQHQKHW
NRIIHUGHNVHOJHVORWHQ]LMQ
 'UXNRSGHYHUJUHQGHOWRHWVRSGH
]HQGHURIYHUJUHQGHOKHW
EHVWXXUGHUVSRUWLHUYDQDIGHEXLWHQ]LMGH
PHWGHKXOSVOHXWHO
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ
]XOOHQHHQPDDONQLSSHUHQ
0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
'UXNRSHHQYHU]RHNVFKDNHODDU

+HWYHLOLJKHLGVLQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWJHGXUHQGH
VHFRQGHQWZHHPDDOSHUVHFRQGH
NQLSSHUHQ

 1DVHFRQGHQLVKHWV\VWHHPYROOHGLJ
LQVWDDWYDQSDUDDWKHLG
OPMERKING
•Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het activeren
van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, het kofferdeksel en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-4.
•Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20 seconden
na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
•Ontgrendelen van een van de
portieren.
•Openen van een van de portieren.
•Openen van de motorkap.
•Wanneer het contact op ON wordt
gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat van
paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 132 of 631

•Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender of het
gebruik van de hulpsleutel terwijl
het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te geven
dat het systeem in staat van
paraatheid is.
▼$QQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
0HWLQEUDDNVHQVRU
$OVKHWDQWLGLHIVWDOEHYHLOLJLQJVV\VWHHP
LQVWDDWYDQSDUDDWKHLGJHEUDFKWLVZDQQHHU
HUVSUDNHLVYDQHHQYDQRQGHUVWDDQGH
RPVWDQGLJKHGHQGHLQEUDDNVHQVRU
DQQXOHUHQRPWHYRRUNRPHQGDWKHWDODUP
RQQRGLJJHDFWLYHHUGZRUGW
•:DQQHHUGHDXWRZRUGWDFKWHUJHODWHQ
WHUZLMOHU]LFKHHQEHZHHJEDDUREMHFW
SDVVDJLHUVRIKXLVGLHUHQLQEHYLQGHQ
•:DQQHHUXHHQYRRUZHUSLQGHDXWR
DFKWHUODDWGDWKHHQHQZHHUNDQUROOHQ
]RDOVELMYRRUEHHOGZDQQHHUGHDXWRELM
WUDQVSRUWRSHHQVFKXLQDIORSHQGH
RQVWDELHOHRQGHUJURQGJHSODDWVWZRUGW
•:DQQHHUNOHLQHYRRUZHUSHQDFFHVVRLUHV
LQGHDXWR]LMQRSJHKDQJHQRIDQGHUH
YRRUZHUSHQ]LMQDDQJHEUDFKWGLH
JHPDNNHOLMNELQQHQLQGHDXWRNXQQHQ
EHZHJHQ
•%LMKHWSDUNHUHQRSHHQSODDWVZDDU]LFK
VWHUNHWULOOLQJHQRIKDUGHJHOXLGHQ
YRRUGRHQ
•%LMKHWJHEUXLNYDQHHQKRJHGUXNRI
DXWRPDWLVFKHDXWRZDVLQVWDOODWLH
•:DQQHHUYRRUWGXUHQGVFKRNNHQHQ
WULOOLQJHQYDQKDJHORIGRQGHUHQ
EOLNVHPRSGHDXWRZRUGHQ
RYHUJHEUDFKW
•3RUWLHUHQYHUJUHQGHOGZRUGHQWHUZLMO
HHQUDDPLVRSHQEOLMYHQVWDDQ
•(HQH[WUDYHUZDUPLQJRIDSSDUDDWGDW
OXFKWVWURPHQHQWULOOLQJHQSURGXFHHUWLQ
JHEUXLNLVWHUZLMOKHWDQWLGLHIVWDO
EHYHLOLJLQJVV\VWHHPLQVWDDWYDQ
SDUDDWKHLGJHEUDFKWLV
OPMERKING
Als een portier of het kofferdeksel
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen beide portieren en het kofferdeksel
automatisch opnieuw vergrendeld worden
en zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht worden
ook als een ruit of het vouwdak is open
blijven staan.

9RRUKHWDQQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
GHWRHWVRSGH]HQGHUELQQHQVHFRQGHQ
QDKHWLQGUXNNHQYDQGHYHUJUHQGHOWRHWV
LQGUXNNHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
GULHPDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
•Voor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en dit
vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
•De inbraaksensor is in werking wanneer
het anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht. Voor
het annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de inbraaksensor
drukken wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 191 of 631

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
•Een goede rijhouding kan worden
verkregen door de versnellingshendel
vanaf opzij licht vast te pakken, zonder
dat u daarbij uw elleboog op het
middenconsolevak hoeft te laten rusten.

•Indien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
•(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
•Het bestuurdersportier geopend is.
•De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
•Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
•Het koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
•(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-
144.
▼▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 209 of 631


 :DQQHHUGHGDJYHUOLFKWLQJZRUGWLQJHVFKDNHOGJDDQGHSRVLWLHODPSHQDFKWHUOLFKWHQHQ
NHQWHNHQSODDWYHUOLFKWLQJEUDQGHQ'HLQVWUXPHQWHQSDQHHOYHUOLFKWLQJJDDWQLHWEUDQGHQ

 :DQQHHUGHYHUOLFKWLQJLVLQJHVFKDNHOG]DOGH]HEOLMYHQEUDQGHQRRNDOVKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ
21ZRUGWJH]HW
$OVGHYHUOLFKWLQJEUDQGWHQKHWEHVWXXUGHUVSRUWLHUZRUGWJHRSHQGRIVHF]LMQYHUVWUHNHQZRUGWGH
YHUOLFKWLQJXLWJHVFKDNHOG

 :DQQHHUKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ21ZRUGWJH]HWJDDWRRNDOVGHOLFKWVFKDNHODDURSZRUGW
JH]HWGHYHUOLFKWLQJQLHWEUDQGHQ

 $OVGHYHUOLFKWLQJEUDQGWHQKHWEHVWXXUGHUVSRUWLHUZRUGWJHRSHQGRIVHF]LMQYHUVWUHNHQZRUGWGH
YHUOLFKWLQJXLWJHVFKDNHOG
$XWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUGHNRSODPSVFKDNHODDULQGHVWDQGVWDDWHQKHWFRQWDFWRS21JH]HWLVWDVWGH
OLFKWVHQVRUGHOLFKWKHLGRIGRQNHUWHYDQGHRPJHYLQJDIHQVFKDNHOWGH]HDXWRPDWLVFKGH
NRSODPSHQDQGHUHEXLWHQYHUOLFKWLQJHQGHLQVWUXPHQWHQSDQHHOYHUOLFKWLQJLQRIXLW ]LH
ERYHQVWDDQGHWDEHO 
23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 210 of 631

OPMERKING
•De koplampen, overige buitenverlichting en dashboardverlichting gaan mogelijk niet
onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de
lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
•Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet wordt
of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
•De dashboardverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop in de
instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop te
draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
dashboardverlichting: Zie Dashboardverlichting op pagina 4-27.
•De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële Mazda
reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-10.
▼.RSODPSHQJURRWOLFKWGLPOLFKW
'HNRSODPSHQVFKDNHOHQRYHUWXVVHQ
JURRWOLFKWHQGLPOLFKWGRRUGHKHQGHOQDDU
YRUHQRIQDDUDFKWHUHQWHYHUSODDWVHQ

Grootlicht
Dimlicht
:DQQHHUKHWJURRWOLFKWYDQGHNRSODPSHQ
LVLQJHVFKDNHOGJDDWKHW
JURRWOLFKWLQGLFDWLHODPSMHYDQGH
NRSODPSHQEUDQGHQ

▼▼.RSODPSOLFKWVLJQDDO
.DQZRUGHQJHEUXLNWZDQQHHUKHWFRQWDFW
RS21JH]HWLV
9RRUKHWJHYHQYDQHHQOLFKWVLJQDDOPHWGH
NRSODPSHQGHKHQGHOYROOHGLJQDDUXWRH
WUHNNHQ GHNRSODPSVFKDNHODDUKRHIWQLHW
LQJHVFKDNHOGWH]LMQ 

UIT
Koplamplichtsignaal
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 218 of 631

Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
•Door de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
•Het is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85°C of hoger is.
•Als een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
•Als vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
•Als u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat
staan, kunnen de ruitenwissers door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
•De regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-10.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 256 of 631

OPMERKING
•De BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•De BSM schakelaar wordt ingedrukt en het BSM OFF indicatielampje in de
instrumentengroep is uit.
•De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
•De BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
•De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
•De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
•In de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-dealer inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
•Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingslampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
•Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
•Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
•Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de BSM
waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd plaatsvindt.
•Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 257 of 631

•Rijden op steile hellingen.
•Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
•Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
•Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
•Het systeem functioneert direct na het indrukken van de BSM schakelaar.
•Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
•Het is mogelijk dat de BSM waarschuwingslampjes gaan branden in reactie op
stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels, zijwanden en
geparkeerde voertuigen.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
•De kans bestaat dat een BSM waarschuwingslampje gaat knipperen of dat de
waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het afslaan op een kruising in
een stad.
•Schakel de BSM uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een
fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal
functioneren.
•In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de BSM waarschuwingslampjes die op de
portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/knipperen.
•Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.
•Wanneer de portierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
•Het systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de
keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-119.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 262 of 631

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de directe omgeving alvorens daadwerkelijk uw auto in de achteruit
te zetten:
Het systeem is enkel bedoeld om u bij het achteruitrijden te helpen op achteropkomende
voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten aanzien van de werking
van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet
of met vertraging knippert alhoewel er zich een voertuig achter uw auto bevindt. Neem het
als bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
•In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje branden
en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk bij een
officiële Mazda-dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje
blijft branden.
•Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter).
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg van
het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
•De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.
•Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur
of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 273 of 631

5DGDUVHQVRUHQ $FKWHU
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU 'HYROJHQGHV\VWHPHQPDNHQHYHQHHQV
JHEUXLNYDQGHUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU 
•'RGHKRHNPRQLWRU %60
•$FKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP 5&7$
'HUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU GHWHFWHUHQGHUDGLRJROYHQGLHGRRUGHUDGDUVHQVRUZRUGHQ
XLWJH]RQGHQHQRSKXQEHXUWZHHUNDDWVWZRUGHQGRRUHHQYRHUWXLJGDWYDQDFKWHUHQQDGHUWRI
GRRUHHQREVWDNHO
Radarsensoren (achter)
'HUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU ]LMQLQJHERXZGLQGHDFKWHUEXPSHUppQDDQGHUHFKWHU]LMGHHQ
ppQDDQGHOLQNHU]LMGH
+RXGKHWRSSHUYODNYDQGHDFKWHUEXPSHULQGHEXXUWYDQGHUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU DOWLMG
VFKRRQ]RGDWGHUDGDUVHQVRUHQ DFKWHU QRUPDDONXQQHQIXQFWLRQHUHQ%UHQJRRNJHHQ
YRRUZHUSHQ]RDOVVWLFNHUVDDQ
=LH9HU]RUJLQJYDQGHFDUURVVHULHRSSDJLQD
23*(/(7
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet meer
normaal functioneert. Zet het systeem onmiddellijk stop en laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur, inspecteren.
OPMERKING
•De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
•De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.
•Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >