ESP MAZDA MODEL MX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 298 of 679

Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, bestaat de kans dat de SCBS R
niet juist functioneert omdat deze obstakels niet correct kan bespeuren.
Oefen geen grote kracht uit op de ultrasonische sensoren (achter):
Spuit bij het wassen van de auto geen water onder hoge druk tegen een ultrasonische sensor
(achter) en er niet met kracht over wrijven. Let er verder op bij het in- en uitladen van lading
niet met kracht tegen de achterbumper te stoten. Anders bestaat de kans dat de sensoren de
obstakels niet correct bespeuren, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk functioneert.
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of bladeren, wordt het aanbevolen het SCBS R
systeem uit te schakelen.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Anders bestaat de kans dat het
SCBS R systeem niet normaal functioneert.
¾Als zich een laag ijs of sneeuw op de ultrasonische sensoren (achter) heeft vastgezet,
bestaat de kans dat deze afhankelijk van de omstandigheden obstakels niet correct kunnen
bespeuren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat het systeem de regelingen niet correct
kan uitvoeren. Rijd altijd voorzichtig en let op de achterzijde van de auto.
OPMERKING
xDe stand van de auto verandert afhankelijk van het gebruik van het gaspedaal, rempedaal
en stuurwiel, wat voor het systeem de herkenning van een obstakel kan bemoeilijken of
wat tot onnodige detectie kan leiden. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de SCBS R
niet functioneert.
xHet SCBS R systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
xWanneer de motor draait.
xDe versnellingshendel (handgeschakelde auto) of keuzehendel (voertuig met
automatische transmissie) staat in de stand R (achteruit).
x“Storing in SCBS achteruit” wordt niet getoond in de multi-informatiedisplay.
xBij een rijsnelheid van ongeveer 2 tot 8 km/h.
xDe SCBS R wordt niet uitgeschakeld.
xHet DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 299 of 679

xDe SCBS R functioneert met behulp van ultrasonische sensoren (achter) welke obstakels
aan de achterzijde bespeuren door middel van het uitzenden van ultrasonische golven en
vervolgens de terugkerende golven die door de obstakels weerkaatst worden weer
opvangen.
xIn de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
xLage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken.
xHoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken.
xKleine obstakels.
xDunne obstakels, zoals wegwijzerpalen.
xObstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
xDe buitenste zijde van het obstakel bevindt zich niet verticaal ten opzichte van de auto.
xZachte obstakels, zoals een hangend gordijn of een voertuig bedekt met sneeuw.
xOnregelmatig gevormde obstakels.
xObstakels die zich uiterst dichtbij bevinden.
xIn de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) obstakels niet correct
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
xEr zit iets op de bumper in de buurt van een ultrasonische sensor (achter).
xHet stuurwiel wordt scherp gedraaid, of het rem- of gaspedaal wordt bediend.
xNabij een obstakel bevindt zich een ander obstakel.
xTijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xHoge of lage vochtigheid.
xHoge of lage temperaturen
xHarde wind.
xHet wegtraject is niet vlak.
xWanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.
xObjecten zoals een draadloze antenne, mistlamp of verlichte kentekenplaat zijn in de
buurt van een ultrasonische sensor (achter) gemonteerd.
xDe richting van een ultrasonische sensor (achter) wijkt af als gevolg van bijvoorbeeld
een botsing.
xDe auto staat blootgesteld aan andere geluidsgolven, zoals die van de claxon,
motorgeluiden of de ultrasonische sensor van een ander voertuig.
xIn de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets
abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R
systeem in werking treedt.
xRijden op een steile helling.
xWielblokken.
xHangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
xBij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 302 of 679

9RRUXLWULMFDPHUD )6&
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQYRRUXLWULMFDPHUD )6& 'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& LVJHSODDWVW
QDELMGHDFKWHUXLWNLMNVSLHJHOHQZRUGWJHEUXLNWGRRUGHYROJHQGHV\VWHPHQ
x$GDSWLHYH/('NRSODPSHQ $/+
x9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
x5LMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
x9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
x*HDYDQFHHUGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW $GYDQFHG6&%6
x6WDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW>9RRUXLW@ 6&%6)
Vooruitrijcamera (FSC)
'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDDOWGHRPVWDQGLJKHGHQDDQGHYRRU]LMGHYDQGHDXWRELMKHW
ULMGHQLQKHWGRQNHUHQKHUNHQWULMVWURNHQ'HDIVWDQGZDDURYHUGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
REMHFWHQNDQKHUNHQQHQYDULHHUWDIKDQNHOLMNYDQGHRPJHYLQJVRPVWDQGLJKHGHQ
:$$56&+8:,1*
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
23*(/(7
¾Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
Als het gedeelte voor de lens van de vooruitrijcamera (FSC) door iets geblokkeerd wordt,
heeft dit tot gevolg dat het systeem niet correct functioneert. Dit kan tot gevolg hebben dat
de systemen niet normaal kunnen functioneren wat ongelukken kan veroorzaken.
¾De vooruitrijcamera (FSC) niet demonteren of wijzigen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 304 of 679

¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
xIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
xDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
xU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
xDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
xIJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
xVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
xBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
xDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
xEr bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
xBij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
xIn- of uitrijden van een tunnel.
xDe auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.
xEr schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
xHet voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.
xWanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 306 of 679

xAls de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is, worden de
systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk stopgezet en
gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xWaarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje stadsverkeer-remassistent (SCBS)
(oranje)
xAls er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een officiële Mazda reparateur.
x(Met geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS))
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
xDe lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.
xContouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:
xEr lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.
xEen voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.
xEen voetganger is gehurkt, zit of ligt.
xEen voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.
xEen voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
xEen voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk te
onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de kleur van
de achtergrond.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 308 of 679

xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
xStilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen, fietsen,
voetgangers, dieren en winkelwagens.
xVoertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
xBij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren (achter)
naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren als de richting
van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
xRaadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor
reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
xSchakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals
een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 317 of 679

23*(/(7
¾Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand
gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt
aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van het
bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen in
het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het vervangen
of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het TPMS systeem
juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat na het vervangen of
verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel leegloopt
of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page 331 of 679

xWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.
xWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.
xWanneer de auto buitengewoon scheef staat.
xOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.
xWanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met gras
bedekte wegen wordt gereden.
xAlles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van een
andere auto, het motorgeluid van een motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
xWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
xWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
xWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.
xWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.
xHindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen die lager
zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel opgespoord maar
worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer opgespoord.
xHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden:
xDunne voorwerpen zoals kabel of touw
xMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw
xHoekvormige voorwerpen
xBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde
xKleine, korte voorwerpen
xLaat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.
xAls er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur.
xHet is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt gehoord
als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder, ijs of sneeuw
aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde bestanddelen van het
sensorgedeelte.
xRaadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP


Page 335 of 679

$IVWDQGGHWHFWLHJHELHG $IVWDQGWXVVHQKHWYRHUWXLJHQGHKLQGHUQLV
=RHPWRRQ

1DELMHDIVWDQG%LQQHQRQJHYHHUFP&RQWLQXJHOXLG

 'HVQHOKHLGYDQGHRQGHUEURNHQSLHSWRQHQQHHPWWRHQDDUPDWHGHDXWRGHKLQGHUQLVQDGHUW
OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een andere
zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.
▼▼:DQQHHUGHZDDUVFKXZLQJV]RHPHUZRUGWJHDFWLYHHUG
+HWV\VWHHPVWHOWGHEHVWXXUGHURSGHKRRJWHYDQHHQDEQRUPDOHWRHVWDQGGRRUKHWDFWLYHUHQ
YDQHHQ]RHPWRRQ
=RHPHU &RQWUROH
'H]RHPWRRQZRUGWQLHWJH
KRRUG(ULVPRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWR]RVSRHGLJPRJHOLMN
GRRUHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXU
LQVSHFWHUHQ
:DQQHHUGHPRWRUVFKDNHODDULQ
GHVWDQG21VWDDWRIDOVGHSDU
NHHUVHQVRUHHQSUREOHHPGHWHF
WHHUWWLMGHQVKHWULMGHQNOLQNW
KHWJHOXLGYDQGH]RHPHUPHW
WXVVHQSR]HQWRWPDDO


9HUZLMGHUDOOHYUHHPGHEHVWDQGGHOHQYDQKHWVHQVRUJHGHHOWH$OVKHWV\VWHHP
]LFKQLHWKHHIWKHUVWHOGGHDXWRGRRUHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXU
HHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUODWHQLQVSHFWHUHQ

 +HWDDQWDOPDOHQGDWGH]RHPHUZRUGWJHDFWLYHHUGYHUDQGHUWDIKDQNHOLMNYDQGHSODDWV
YDQKHWGHIHFW
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP


Page 374 of 679

OPMERKING
Het spoornummer dat willekeurig wordt
afgespeeld is in de volgorde van de iPod
shuffletabel.
▼2YHUVFKDNHOHQYDQGHGLVSOD\
7HONHQVZDQQHHUWLMGHQVZHHUJDYHRSGH
WHNVWWRHWV  ZRUGWJHGUXNWYHUDQGHUWGH
LQIRUPDWLHGLHRSGHDXGLRGLVSOD\ZRUGW
JHWRRQGDOVYROJW
7R H W V,QIRUPDWLHGLHRSGH
DXGLRGLVSOD\ZRUGWJH
WRRQG
%HVWDQGVQXPPHU
9HUVWUHNHQWLMG
%HVWDQGVQXPPHU
&DWHJRULHQDDP
$UWLHVWQDDP
$OEXPQDDP
0X]LHNVWXNQDDP
OPMERKING
xDe informatie (artiestnaam,
muzieknaam) wordt enkel getoond
wanneer de iPod informatie bevat die
getoond kan worden.
xBepaalde tekens kunnen op deze
installatie niet getoond worden.
Niet-toonbare tekens worden
aangegeven door een sterretje (
).
'LVSOD\VFUROOHQ
OHWWHUWHNHQVNXQQHQJHOLMNWLMGLJZRUGHQ
JHWRRQG+RXGYRRUKHWWRQHQYDQGHUHVW
YDQGHOHWWHUWHNHQVYDQHHQODQJHWLWHOGH
WHNVWWRHWV  LQJHGUXNW'HGLVSOD\WRRQW
GHYROJHQGHOHWWHUWHNHQV+RXGGH
WHNVWWRHWV  QRJPDDOVLQJHGUXNWQDGDWGH
ODDWVWHOHWWHUWHNHQVJHWRRQG]LMQRP
WHUXJWHNHUHQQDDUKHWEHJLQYDQGHWLWHO
OPMERKING
Het aantal tekens dat getoond kan worden
is beperkt.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
$XGLRVHW>7\SH$ QLHWDDQUDDNVFKHUP @


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >