sensor MAZDA MODEL MX-5 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 320 of 679

OPMERKING
xDe ID signaalcode van de
bandenspanningsensor moet
geregistreerd worden wanneer een
nieuwe bandenspanningsensor wordt
aangeschaft. Raadpleeg een officiële
Mazda dealer voor de aanschaf van een
bandenspanningsensor en de registratie
van de ID signaalcode van de
bandenspanningsensor.
xBij het opnieuw monteren van een
eerder uitgebouwde
bandenspanningsensor aan een velg, het
doorvoerbuisje (afdichting tussen het
ventielhuis/sensor en velg) van de
bandenspanningsensor vernieuwen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page 323 of 679

▼:HHUJDYHEHUHLNRSKHWVFKHUP
'HEHHOGHQRSKHWVFKHUPNXQQHQDIZLMNHQYDQGHZHUNHOLMNHRPVWDQGLJKHGHQ

(Schermdisplay)
Bumper
(Werkelijke aanzicht)
Voorwerp
Indicatie voor
obstakeldetectie in
parkeersensorsysteem
OPMERKING
xHet weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie.
xHet weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
xDe afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke afstand
omdat de achteruitparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
xHet is mogelijk dat bepaalde als optie op de auto gemonteerde accessoires door de
camera worden opgenomen. Monteer geen optionele onderdelen die het uitzicht van de
camera kunnen hinderen, zoals lichtgevende onderdelen of onderdelen gemaakt van
reflecterend materiaal.
xOnder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is,
echter dit duidt niet op een defect.
xOp donkere plaatsen.
xWanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is.
xWanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van hoge
luchtvochtigheid.
xWanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben
vastgehecht.
xWanneer de cameralens zonlicht of de lichtbundel van koplampen weerkaatst.
7LMGHQVKHWULMGHQ
$FKWHUXLWNLMNPRQLWRU


Page 330 of 679

3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP
:DQQHHUELMKHWSDUNHUHQYDQGHDXWRLQHHQJDUDJHRIELMKHWSDUDOOHOLQSDUNHUHQGH
YHUVQHOOLQJVKHQGHO KDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN NHX]HKHQGHO DXWRPDWLVFKH
WUDQVPLVVLH LQGHDFKWHUXLWVWDQG 5 VWDDWWUHHGWKHWSDUNHHUVHQVRUV\VWHHPLQZHUNLQJGDW
PHWEHKXOSYDQXOWUDVRQHVHQVRUHQREVWDNHOVURQGRPGHDXWRRSVSRRUW+HWV\VWHHPLV
XLWJHUXVWPHWHHQKXOSLQULFKWLQJGLHGHEHVWXXUGHURSGHKRRJWHVWHOWYDQGHEHQDGHUGH
DIVWDQGYDQDIGHDXWRWRWDDQGHRPOLJJHQGHKLQGHUQLVYLDKHWJHEUXLNYDQHHQ]RHPWRRQ

Achterste hoeksensorAchterste sensor
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het rijden steeds
visueel de veiligheid rondom uw auto.
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in achterwaartse
richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van de sensoren is beperkt, dus door tijdens
het rijden enkel op het systeem te vertrouwen kunnen er ongelukken veroorzaakt worden.
Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
OPMERKING
xBreng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking
van het systeem hinderen.
xAfhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van
een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet
kunnen opsporen.
xHet is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt:
xWanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht (wanneer
dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
xWanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het systeem
weer normaal).
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 331 of 679

xWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.
xWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.
xWanneer de auto buitengewoon scheef staat.
xOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.
xWanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met gras
bedekte wegen wordt gereden.
xAlles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van een
andere auto, het motorgeluid van een motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
xWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
xWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
xWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.
xWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.
xHindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen die lager
zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel opgespoord maar
worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer opgespoord.
xHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden:
xDunne voorwerpen zoals kabel of touw
xMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw
xHoekvormige voorwerpen
xBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde
xKleine, korte voorwerpen
xLaat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.
xAls er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur.
xHet is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt gehoord
als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder, ijs of sneeuw
aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde bestanddelen van het
sensorgedeelte.
xRaadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP


Page 332 of 679

▼6HQVRUGHWHFWLHEHUHLN
'HVHQVRUHQNXQQHQKLQGHUQLVVHQRSVSRUHQELQQHQKHWYROJHQGHEHUHLN

Detectiebereik van achterste sensor Detectiebereik van achterste hoeksensorB AA: Ongeveer 55 cm
B: Ongeveer 150 cm
▼▼*HEUXLNYDQKHWSDUNHHUKXOSVHQVRUV\VWHHP
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWHQGHYHUVQHOOLQJVKHQGHO KDQGJHVFKDNHOGH
YHUVQHOOLQJVEDN NHX]HKHQGHO DXWRPDWLVFKHWUDQVPLVVLH LQGHDFKWHUXLW 5 ZRUGWJH]HW
ZRUGWGH]RHPWRRQJHDFWLYHHUGHQZRUGWKHWV\VWHHPLQJHVFKDNHOGYRRUJHEUXLN
▼+LQGHUQLVGHWHFWLHDDQGXLGLQJ
'HSRVLWLHYDQHHQVHQVRUGLHHHQKLQGHUQLVKHHIWEHVSHXUGZRUGWDDQJHGXLG'HPHWHUJDDW
RSYHUVFKLOOHQGHSXQWHQEUDQGHQDIKDQNHOLMNYDQGHDIVWDQGQDDUGHKLQGHUQLVGLHGRRUGH
VHQVRUEHVSHXUGZRUGW
1DDUPDWHGHDXWRHHQKLQGHUQLVGLFKWHUQDGHUWJDDWGH]RQHLQGHPHWHUGLFKWHUELMGHDXWR
EUDQGHQ

Rechterhoeksensormeter
Linkerhoeksensormeter
Achterste sensormeter
OPMERKING
De detectie-indicator kan schakelen tussen weergave en geen weergave.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-10.
7LMGHQVKHWULMGHQ
3DUNHHUVHQVRUV\VWHHP


Page 351 of 679

:$$56&+8:,1*
Zet bij het ontwasemen de
temperatuurregelaar in de stand voor hete
of warme lucht (
stand):
Gebruik van de stand
met de
temperatuurregelaar in de stand voor
koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit het
beslaan van de voorruit kan veroorzaken.
Uw uitzicht wordt dan belemmerd,
hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan
hebben.
OPMERKING
Gebruik de temperatuurregelknop om de
temperatuur van de luchtstroom te
verhogen en de ruit sneller te ontwasemen.
▼=RQOLFKW7HPSHUDWXXUVHQVRU
=RQOLFKWVHQVRU
3ODDWVJHHQYRRUZHUSHQRSGH
]RQOLFKWVHQVRU$QGHUVNDQGHDIVWHOOLQJ
YDQGHLQWHULHXUWHPSHUDWXXUQLHWFRUUHFW
ZRUGHQXLWJHYRHUG
Zonlichtsensor
,QWHULHXUWHPSHUDWXXUVHQVRU
'HLQWHULHXUWHPSHUDWXXUVHQVRUQLHW
DIGHNNHQ$QGHUVNDQGHDIVWHOOLQJYDQGH
LQWHULHXUWHPSHUDWXXUQLHWFRUUHFWZRUGHQ
XLWJHYRHUG
Interieurtemperatuursensor
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
.OLPDDWUHJHOV\VWHHP


Page 493 of 679

5XLWHQZLVVHUEODGHQ
23*(/(7
¾Het is gebleken dat een “hot wax”
behandeling, zoals in automatische
auto-was installaties een nadelige
invloed op de reinigende werking van de
ruitenwissers heeft.
¾Gebruik geen benzine, petroleum,
terpentijn of andere chemische middelen
in de nabijheid van of op de
ruitenwisserbladen om beschadiging er
van te voorkomen.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt.
¾Als de voorruit boven de regensensor
met een doek wordt afgeveegd.
¾Als met een hand of ander voorwerp
tegen de voorruit wordt gestoten.
¾Als vanuit het interieur van de auto
met een hand of ander voorwerp tegen
de regensensor wordt gestoten.
Let er op dat uw handen of vingers niet
beklemd raken, aangezien dit letsel kan
veroorzaken of de ruitenwissers kan
beschadigen. Zorg er bij het wassen of
uitvoeren van onderhoud aan uw auto
voor dat de ruitenwisserhendel in de
stand OFF staat.
9HURQWUHLQLJLQJYDQGHYRRUUXLWRIGH
UXLWHQZLVVHUEODGHQGRRUEHSDDOGH
VXEVWDQWLHVNDQKHWHIIHFWLHIIXQFWLRQHUHQ
YDQGHUXLWHQZLVVHUEODGHQYHUPLQGHUHQ
%HNHQGHYRUPHQYDQYHURQWUHLQLJLQJ]LMQ
LQVHFWHQERRPKDUVHQGH

Page 525 of 679

▼2QGHUKRXGYDQGHODN
:DVVHQ
23*(/(7
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
¾Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
¾Wees voorzichtig bij het wassen en in de
was zetten van het voertuig niet teveel
kracht uit te oefenen op één enkel deel
van de motorkap van de auto. Anders
bestaat de kans op indeuken.
¾Gebruik geen automatische
autowasmachines en
autowasapparatuur waarbij hoge
waterdruk wordt gebruikt.
¾Controleer of de afsluitklep van
brandstoftankdop gesloten is en
vergrendel de portieren. Anders bestaat
de kans dat de afsluitklep van
brandstoftankdop door de waterdruk
opengedrukt wordt, waardoor het
voertuig of de afsluitklep van
brandstoftankdop beschadigd kan
raken.
2PGHODNODDJWHJHQDDQWDVWLQJHQ
URHVWYRUPLQJWHEHVFKHUPHQGLHQWXXZ
0D]GDUHJHOPDWLJ WHQPLQVWHppQPDDOSHU
PDDQG JURQGLJPHWODXZRINRXGZDWHUWH
ZDVVHQ

$OVGHDXWRRSGHYHUNHHUGHPDQLHUZRUGW
JHZDVVHQEHVWDDWGHNDQVRSKHWRQWVWDDQ
YDQNUDVVHQRSGHODNODDJ+LHUYROJHQ
HQNHOHYRRUEHHOGHQKRHNUDVVHQNXQQHQ
RQWVWDDQ

.UDVVHQNXQQHQRQWVWDDQRSGHODNODDJ
ZDQQHHU
x'HDXWRZRUGWJHZDVVHQ]RQGHUGDWYXLO
HQRYHULJHYUHHPGHEHVWDQGGHOHQHHUVW
DIJHVSRHOGZRUGHQ
x'HDXWRZRUGWJHZDVVHQPHWHHQUXZH
GURJHRIYXLOHGRHN
x'HDXWRZRUGWJHZDVVHQLQHHQ
DXWRZDVLQVWDOODWLHZDDUYDQGHERUVWHOV
YXLORIWHKDUG]LMQ
2QGHUKRXGHQYHU]RUJLQJ
9HU]RUJLQJYDQKHWXLWHUOLMN


Page 580 of 679

6LJQDDO :DDUVFKXZLQJ
*DDWEUDQGHQ
5LMVWURRNDIZLMNLQJV
ZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP
/':6 ZDDUVFKX
ZLQJVLQGLFDWLHZDDU
VFKXZLQJVODPSMH

x'HZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHKHWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDWEUDQGHQDOVHUHHQSUR
EOHHPLVLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWRELMHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXU
HHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
x+HW/':6ZHUNWQLHWZDQQHHUGHZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHKHWZDDUVFKXZLQJV
ODPSMHEUDQGW
23*(/(7
¾De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij
een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur controleren.
¾Wanneer de waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden.
Wanneer het systeem automatisch uitgeschakeld wordt, gaat de waarschuwings‐
indicatie/het waarschuwingslampje branden. Normaal herstelt het systeem zich
automatisch en gaat de waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje uit,
echter als de waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje blijft branden,
bestaat de kans dat er een storing is in het systeem.
¾De waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje gaat niet branden wan‐
neer het contact op ON wordt gezet.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van het‐
zelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk zicht‐
baar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke onge‐
schikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal func‐
tioneert.
¾Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet
normaal functioneert.
OPMERKING
Als het gedeelte van de voorruit aan de voorzijde van de vooruitrijcamera (FSC) be-
slagen of geblokkeerd is, gaat het lampje tijdelijk branden. Als het lampje blijft bran-
den, is er mogelijk een storing in het systeem.
2UDQMH
$GDSWLHYH/('NRSODP
SHQ $/+ ZDDUVFKX
ZLQJVLQGLFDWLHZDDU
VFKXZLQJVODPSMH

'HZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHKHWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDWEUDQGHQDOVHUHHQSUR
EOHHPLVLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWRELMHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQ
RIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
OPMERKING
Als het gezichtsveld van de vooruitrijcamera (FSC) beperkt is door slecht weer (zoals
regen, mist en sneeuw) en de voorruit vuil is, kan de waarschuwingsindicatie/het
waarschuwingslampje van de adaptieve LED-koplampen (ALH) worden weergege-
ven/gaan branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
'RGHKRHNPRQLWRU
%60 ZDDUVFKXZLQJV
LQGLFDWLH

+HWEHULFKWZRUGWJHWRRQGZDQQHHUHUHHQGHIHFWLVLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWRGRRU
HHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig voer-
tuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert. Dit duidt echter
niet op een defect.
$OVHU]LFKHHQSUREOHHPYRRUGRHW
:DDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHVHQZDDUVFKXZLQJV]RHPHUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 581 of 679

6LJQDDO :DDUVFKXZLQJ
'RGHKRHNPRQLWRU
%60 2))LQGLFDWLH
ODPSMH

'HYROJHQGHJHYDOOHQNXQQHQGXLGHQRSHHQVWRULQJLQKHWV\VWHHP
/DDWXZDXWRELMHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUD
WHXUFRQWUROHUHQ
x+HWODPSMHJDDWQLHWEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWx+HWODPSMHEOLMIWEUDQGHQRRNZDQQHHUKHWGRGHKRHNPRQLWRUV\VWHHP %60 JH
EUXLNWNDQZRUGHQ
x+HWODPSMHJDDWWLMGHQVKHWULMGHQEUDQGHQ
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig voer-
tuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert (de dodehoekmo-
nitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep gaat branden). Dit duidt
echter niet op een defect.
2UDQMH
:DDUVFKXZLQJVLQGLFDWLH
YHUPRHLGKHLGEHVWXXUGHU
'$$

+HWEHULFKWZRUGWJHWRRQGZDQQHHUHUHHQGHIHFWLVLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWRELM
HHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
:DDUVFKXZLQJVLQGLFDWLH
LQNODSEDUHKDUGWRS
+HWEHULFKWZRUGWJHWRRQGZDQQHHUHUHHQGHIHFWLVLQKHWV\VWHHP/DDWXZDXWRGRRU
HHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
:DDUVFKXZLQJVODPSMH
/('NRSODPSHQ'LWODPSMHJDDWEUDQGHQDOVHUHHQGHIHFWLVLQGH/('NRSODPS/DDWXZDXWRGRRU
HHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUFRQWUROHUHQ
▼0DDWUHJHOHQQHPHQ
1HHPGHMXLVWHPDDWUHJHOHQFRQWUROHHUGDWKHWZDDUVFKXZLQJVODPSMHXLWJDDW
6LJQDDO :DDUVFKXZLQJ 7HQHPHQPDDWUHJHO
2UDQMH
:DDUVFKXZLQJVODPSMH
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLV
WHQW 6&%6

+HWODPSMHJDDWEUDQGHQDOVGHYRRUUXLWYXLO
LVRIDOVHUHHQGHIHFWLVLQKHWV\VWHHP&RQWUROHHUGHUHGHQZDDURPKHWZDDU
VFKXZLQJVODPSMHEUDQGWRSGHPLGGHQGLV
SOD\
$OVGHUHGHQZDDURPKHWZDDUVFKXZLQJV
ODPSMHEUDQGWKHWJHYROJLVYDQHHQYHU
RQWUHLQLJGHYRRUUXLWGHYRRUUXLWUHLQLJHQ
/DDWGHDXWRGRRUHHQGHVNXQGLJHUHSDUD
WHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUH
SDUDWHXUFRQWUROHUHQDOVHUDQGHUHUHGHQHQ
]LMQ
$OVHU]LFKHHQSUREOHHPYRRUGRHW
:DDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHVHQZDDUVFKXZLQJV]RHPHUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >