ESP MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 172 of 663

4–12
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Stopzetten van de motor
WAARSCHUWING
De motor niet tijdens het rijden
stopzetten:
Het tijdens het rijden stopzetten van
de motor om een andere reden dan in
een noodgeval is gevaarlijk. Wanneer
de motor tijdens het rijden wordt
stopgezet heeft dit door het verlies van
de rembekrachtiging een vermindering
van remvermogen tot gevolg wat
een ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. (Handgeschakelde versnellingsbak)
Schakel over naar de neutraalstand en
trek de handremhendel aan.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in de stand P en
trek de handremhendel aan.
3. Druk op de startdrukknop om de motor
stop te zetten. De contactstand is uit.
OPGELET
Zorg er voor dat wanneer u de auto
verlaat de startdrukknop is uitgezet.
OPMERKING
  Het is mogelijk dat de koelventilator
in de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit
ON op OFF gezet is gaat draaien,
ongeacht of de airconditioning aan
of uit is, voor het snel koelen van de
motorruimte.
  Als het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact
van ON op ACC of OFF wordt gezet,
wordt het volgende aangegeven.
 Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar
wordt.
 Zie Vernieuwen van de sleutelbatterij
op pagina 6-33 .
(Voertuig uitgerust met type A
instrumentengroep)
 Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
(Voertuig uitgerust met type B
instrumentengroep)
 Het KEY indicatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
 Zie Waarschuwings/indicatielampjes
op pagina 4-46 .
 (Automatische transmissie) Als de motor wordt stopgezet
terwijl de keuzehendel in een andere
stand dan P staat, zal het contact
overschakelen naar ACC.


Page 240 of 663

4–80
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Voor gebruik van de ruitenwissers moet
het contact op ON staan.
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries
in plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend
ruitensproeiervloeistof gemengd
met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt
is gevaarlijk, aangezien dit op de
voorruit kan bevriezen en uw uitzicht
kan belemmeren waardoor een
ongeluk veroorzaakt kan worden.
Zorg er bovendien voor dat de voorruit
voldoende is opgewarmd met behulp
van de voorruitontwaseming alvorens
ruitensproeiervloeistof te sproeien.
OPMERKING
Als de voorruitenwissers tijdens koude
weersomstandigheden of sneeuwval
worden gebruikt, is het mogelijk
deze als gevolg van opeenhoping
van sneeuw op de voorruit stoppen.
Als de voorruitenwissers als gevolg
van opeenhoping van sneeuw op
de voorruit stoppen, de auto op een
veilige plaats tot stilstand brengen,
de ruitenwisserschakelaar uitzetten
en vervolgens de opeengehoopte
sneeuw verwijderen. Als de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF wordt gezet, zullen
de ruitenwissers gaan werken.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur, als de
ruitenwissers niet werken terwijl de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF is gezet.


Page 242 of 663

4–82
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers automatisch
in of uit (uit—interval—lage snelheid—
hoge snelheid).
De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op de
ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omhoog draaien voor een
hogere gevoeligheid (snellere respons) of
de schakelaar omlaag draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere
gevoeligheid
Minder
gevoeligheid
Schakelaar
Middenpositie
OPGELET
  De regensensor niet afdekken
door een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct functioneren.


Page 245 of 663

4–85
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplampsproeier *
Het contact dient op ON te staan en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
De koplampsproeiers werken automatisch
eenmaal elke vijfde keer dat de
voorruitensproeier geactiveerd wordt.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistoÀ eiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld
is, zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel herhaalde
malen tweemaal naar u toe totdat de
sproeiervloeistof naar buiten sproeit.
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van wasem.
Voor gebruik van de achterruitverwarming
moet het contact op ON staan.
Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen.
De achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de achterruitverwarming in
werking is brandt het indicatielampje.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Handbediende airconditioning
Indicatielampje
Volledig automatische airconditioning
Indicatielampje


Page 258 of 663

4–98
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC
OPGELET
  Wanneer de volgende punten niet
in acht worden genomen bestaat
de kans dat het DSC systeem niet
correct werkt:
 


 Gebruik banden van de juiste
maat die voor uw Mazda zijn
gespeci¿ ceerd op alle vier wielen.




 Gebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en pro¿ elpatroon
op alle vier wielen.
 


 Niet tezamen gebruiken met
versleten banden.
 
 Het is mogelijk dat het DSC systeem
niet correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt
of wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van
de band verandert.
TCS/DSC indicatielampje
Dit indicatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt. Als het TCS
of DSC systeem in werking is, gaat het
indicatielampje knipperen.
Als het lampje blijft branden, is er
mogelijk een defect in het TCS, DSC of
het rembekrachtigingsysteem en bestaat
de kans dat deze niet correct functioneren.
Breng uw auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda reparateur.
DSC OFF indicatielampje
Dit indicatielampje blijft gedurende enkele
seconden branden wanneer het contact op
ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer
op de DSC OFF schakelaar wordt
gedrukt en het TCS/DSC systeem wordt
uitgeschakeld.
Zie de DSC OFF schakelaar op pagina
4-99 .
Als het lampje blijft branden wanneer
het TCS/DSC systeem niet wordt
uitgeschakeld, uw auto naar een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur brengen. Er is
mogelijk een defect in het DSC systeem.


Page 263 of 663

4–103
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
*Bepaalde modellen.
Brandstofverbruikmonitor *
Bij voertuigen met type B/type C audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en de
energiebesparing *1 beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de
display.
Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale
energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond.
1. Selecteer het
pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het toepassingen
scherm.
2. Selecteer “Brandstofverbruiks”.
3. Bedien de commanderschakelaar of raak het scherm aan voor het tonen van het menu.
OPMERKING
Wanneer het menu wordt getoond door aanraking van het scherm, wordt de display
automatisch na 6 seconden verborgen.
4. Selecteer het pictogram in het menu en voer de bediening uit. Het gebruik van de
pictogrammen is als volgt:
Indicatie op display Bedrijfstoestand
Verbergt de menudisplay.
Toont het toepassingen scherm.
Schakelt de brandstofverbruikmonitor over in de
volgorde van bedrijfstoestand, brandstofverbruik en
energiezuinigheid
*1 .
Stelt de brandstofverbruikgegevens terug.
Toont het volgende instelscherm.
Einddisplay in-/uitschakelen In-/uitschakelen van de functie die het terugstellen
van de brandstofverbruikgegevens koppelt aan de
dagteller (Dagteller A)
*1 Met i-stop functie.


Page 266 of 663

4–106
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Indicatie op display Bedrijfstoestand
Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto
stilstaat.
Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet
uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer
deze niet in werking is.
Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie
in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat
deze in werking is geweest.
Energiebesparingsdisplay (Met i-stop functie)
De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond.
Indicatie op display Bedrijfstoestand
De bladgra¿ ek groeit al naargelang de hoeveelheid
CO 2 uitstoot die door de werking van het systeem
wordt gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid
bladgroei wordt aangegeven in termen van het aantal
boomgra¿ eken.
Toont de totale rijafstand die door de werking van de
i-stop functie verlengd kon worden.
Toont het percentage van tijd dat de auto door de
werking van de i-stop functie is stopgezet in
vergelijking tot de totale hoeveelheid tijd dat de auto
is stopgezet.
Toont de hoeveelheid tijd dat de i-stop functie heeft
gefunctioneerd.
Toont de totale hoeveelheid tijd dat de auto is
stopgezet.
Eindschermweergave
Als de einddisplay op de brandstofverbruikmonitor aan is wanneer het contact vanuit de
stand ON op OFF wordt gezet, wordt de werkelijke energiebesparing (met i-stop functie) of
de informatie over het brandstofverbruik (zonder i-stop functie) getoond.


Page 267 of 663

4–107
Tijdens het rijden
Drive-selectie
*Bepaalde modellen.
Drive-selectie *
Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de
sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere
respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig
uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het
inhalen van andere voertuigen.
OPGELET
Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw
bedekte wegen. Dit kan slippen van de banden veroorzaken.
OPMERKING
  Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, wordt er met hogere motortoerentallen
gereden wat kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Mazda raadt aan dat u bij
normaal rijden de sportstand uitschakelt.
  Onder de volgende omstandigheden kan de drive-stand niet worden overgeschakeld:




 ABS/TCS/DSC is in bedrijf



 Kruissnelheidsregelaar is in werking.



 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.


Page 273 of 663

4–113
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Koplampregelsysteem (HBC) *
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de
omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het
licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op pagina 4-46 .
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h of meer, worden de koplampen op
grootlicht ingesteld wanneer er geen voertuigen vóór u rijden of geen tegenliggers naderen.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen de koplampen over op dimlicht:
 


 Het systeem bespeurt een voertuig of de koplampen/lichten van een voertuig dat vanuit
tegenovergestelde richting nadert.
 


 Bij het rijden op wegen met straatverlichting of op wegen in goed verlichte steden en
dorpen.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer 20 km/h.
Vooruitrijcamera (FSC) De herkenningsafstand van
de vooruitrijcamera (FSC)
varieert afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .
OPGELET
  De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera
niet verwijderen, anders zal het systeem niet normaal functioneren.
  Vertrouw niet uitsluitend en alleen op het koplampregelsysteem (HBC) en rijd met
voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig
over tussen grootlicht en dimlicht.


Page 276 of 663

4–116
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje
en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer en door de multi-informatiedisplay
(voertuigen met multi-informatiedisplay).
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-140 .
Vooruitrijcamera (FSC)
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 100 next >