stop start MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 177 of 663

4–17
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt
stopgezet
 
 De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet
met de auto is gereden.
  De omgevingstemperatuur is hoog of laag. 
 Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het
vervangen van de accu.
Motor herstart niet
Als na het stoppen van de motor de volgende handelingen worden uitgevoerd, zal om
veiligheidsredenen de motor niet herstarten. Start in dergelijke gevallen de motor met
behulp van de normale methode.
 
 De motorkap geopend wordt. 
(Europees model) De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 (Behalve Europees model)




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan neutraal staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier
wordt geopend.
 


(Automatische transmissie)

 Wanneer de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
De tijd dat de motor stop staat is kort of het duurt lang voordat de motor de
volgende keer wordt gestopt
 
 De omgevingstemperatuur is hoog of laag. 
 De accu is uitgeput. 
 Het stroomverbruik van de elektrische onderdelen van de auto is hoog.


Page 178 of 663

4–18
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch
Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch.
 
 De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt. 
 De omgevingstemperatuur is buitengewoon hoog of laag. 
(Handbediende airconditioning)



 De regelknop voor de luchtstroomfunctie van de airconditioning staat in de stand
(
) en de aanjagerregelknop staat in een andere stand dan 0. 


 De luchtstroomhoeveelheid is de maximale luchtstroomhoeveelheid. 

(Volledig automatische airconditioning)



 De regelknop voor de luchtstroomfunctie van de airconditioning staat in de stand
(
). 


 De temperatuurinstelknop van de airconditioning staat in de stand voor maximale
verwarming of maximale koeling (A/C ON).
 


 De interieurtemperatuur verschilt in grote mate van de ingestelde temperatuur van de
airconditioning.
 
 Het rempedaal wordt op een helling een weinig losgelaten en de auto begint in
beweging te komen.
  Sinds het stoppen van de motor zijn er twee minuten verstreken. 
 De accu is uitgeput. 
(Automatische transmissie)




 Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
 


 De keuzehendel wordt verplaatst naar de stand R.



 De keuzehendel wordt vanuit de stand N of P naar de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst.
 


 Het stuurwiel wordt gedraaid terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
 


 De keuzehendel staat in de stand M en de blokkeermodus voor de tweede versnelling
is gekozen.
 
(Inklapbare fastback model) De inklapbare fastbackschakelaar wordt bediend. 
(Behalve Europees model)




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de keuzehendel in de neutraalstand staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
 


(Automatische transmissie)

 Wanneer de keuzehendel in de stand N of P staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.


Page 179 of 663

4–19
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie)
Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet
wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals
wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) of R wordt verplaatst. (Houd met het oog op de veiligheid wanneer de motor
gestopt is tijdens het verplaatsen van de keuzehendel altijd het rempedaal ingetrapt.)
 
(Europees model) Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de
motor niet. Start de motor met behulp van de normale methode.
 (Behalve Europees model) Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de
motor.
De accupolen zijn losgekoppeld
Het is mogelijk dat vlak na het loskoppelen van de accupolen de motor niet meteen
wordt gestopt. Ook als de accu wordt vernieuwd moeten de i-stop functies gecontroleerd
worden. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur.
i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indicatielampje (Groen)
Voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto controleert het i-stop systeem
constant de handelingen van de bestuurder, de omgeving binnen en buiten de auto,
alsmede de bedrijfstoestand van de auto en informeert met behulp van het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indicatielampje (groen) de bestuurder over
diverse voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen.
OPMERKING
Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop
systeem getoond in de brandstofverbruikcontroledisplay.
Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-105 .


Page 180 of 663

4–20
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop waarschuwingslampje (oranje)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de
motor gestart wordt.
 


 Het lampje gaat branden wanneer de i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het
systeem wordt uitgeschakeld.
 


 Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden
uitgevoerd. In dergelijke gevallen herstart de motor om veiligheidsredenen niet
automatisch. Start de motor met behulp van de normale methode.
 

 
 De motorkap geopend wordt.


 
(Europees model)
 De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
(Behalve Europees model)



 
(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan neutraal staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
(Automatische transmissie)
 Wanneer de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
OPMERKING
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.


 Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. 
 Het lampje blijft branden ook al is tijdens het draaien van de motor de i-stop OFF
schakelaar ingedrukt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.


Page 181 of 663

4–21
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop indicatielampje (groen)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor
herstart.
 


(Behalve Europees model)
 Het lampje gaat branden wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen
van de motor is voldaan.
Wanneer het lampje knippert
 




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en de keuzehendel naar een andere stand
dan neutraal wordt verplaatst om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is.
  Door het intrappen van het koppelingspedaal herstart de motor automatisch en het lampje
gaat uit.
 


(Europees model)



 
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt
geopend om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit
wanneer het bestuurdersportier gesloten wordt.
 

 
 Als het stationair draaien stopt en de motor als gevolg van lage accuspanning opnieuw
wordt gestart, gaat het i-stop indicatielampje (groen) in de instrumentengroep gedurende
ongeveer 3 seconden knipperen. Echter wanneer de motor na het bedienen van de
inklapbare fastbackschakelaar automatisch opnieuw gestart wordt, gaat het i-stop
indicatielampje (groen) in de instrumentengroep niet knipperen.
 


(Behalve Europees model)



 
(Automatische transmissie)
 Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met
voldoende kracht wordt ingetrapt. Trap het rempedaal wat krachtiger in aangezien de
pedaalkracht mogelijk onvoldoende is.


Page 182 of 663

4–22
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop OFF schakelaar
Door de schakelaar in te drukken totdat
een zoemer klinkt, wordt de i-stop
functie uitgeschakeld en gaat het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep branden. Door de
schakelaar nogmaals in te drukken
totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop
functie ingeschakeld en gaat het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) uit.
OPMERKING
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
i-stop functie is uitgeschakeld, wordt de
i-stop functie weer operationeel zodra
de motor de eerstvolgende keer gestart
wordt.


Page 183 of 663

4–23
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Hellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met de i-stop functie zijn uitgerust met een hellingstopfunctie. Deze functie
voorkomt dat de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een helling
onder de volgende omstandigheden wordt losgelaten:
 


 Wanneer de motor gestopt is (voorkomt dat de auto achteruit rolt)



 Wanneer de motor na het loslaten van het rempedaal herstart (voorkomt dat de auto als
gevolg van “kruipen” plotseling in beweging komt), wordt door sturing van de remmen of
de automatische transmissie voorkomen dat de auto plotseling in beweging komt.
Neem voet van rempedaal
Remkracht behouden
Motor opnieuw gestartAcceleratie


Page 184 of 663

4–24
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie.
 
 De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier
seconden functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een
toestand van stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het
systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens
toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan rijden altijd de veiligheid rondom
de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal en het gaspedaal op de juiste wijze.
Het is echter mogelijk dat de auto plotseling in beweging komt, afhankelijk van de
belasting ervan of als er een aanhanger getrokken wordt.
  De auto zou echter nadat de hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende
omstandigheden plotseling in beweging kunnen komen:
 

 
 De keuzehendel staat in de stand N.


 
 Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is
het rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
 
OPMERKING

 Wanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de motor niet gestopt is.
  Het is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.


Page 214 of 663

4–54
Tijdens het rijden
Transmissie
OPMERKING
 (Met i-stop functie) Als de motor als gevolg van afslaan
is gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in
te trappen binnen 3 seconden nadat
de motor is gestopt.
 De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt
niet opnieuw worden gestart:
 


 Het bestuurdersportier geopend is.



 De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
 


 Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
 


 Het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de motor niet
volledig is stopgezet.
 
(Met parkeersensorsysteem) Wanneer het contact op ON staat
en de versnellingshendel in de
stand R wordt gezet, wordt het
parkeersensorsysteem geactiveerd en
klinkt er een zoemtoon.
 Zie Parkeersensorsysteem op pagina
4-162 .
Schakelstand-indicatielampje
Het schakelstand-indicatielampje dient
als hulp voor vermindering van het
brandstofverbruik en het verkrijgen van
betere rijprestaties. Deze toont de gekozen
schakelstand in de instrumentengroep
en raadt tevens de bestuurder aan over
te schakelen naar de schakelstand
die het beste past bij de huidige
rijomstandigheden.
Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand
Aanduiding Conditie
Nummer De geselecteerde schakelstand
wordt getoond.
en nummer Opschakelen of terugschakelen
naar de aangegeven schakelstand
wordt aanbevolen.
OPGELET
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van
de indicaties. Het is mogelijk dat
bij werkelijke rijomstandigheden
anders geschakeld moet worden
dan de indicatielampjes aangeven.
Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder
alvorens te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.


Page 313 of 663

4–153
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >