sensor MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 584 of 663

7–46
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Maatregelen nemen
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat
branden als de bestuurdersstoel of passagierszitting
bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of
passagier niet aangegespt is (alleen wanneer de
passagierszitting bezet is) en de snelheid van de
auto hoger is dan ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen. Na een korte tijd
stopt het waarschuwingslampje met knipperen,
maar blijft branden. Als een veiligheidsgordel niet
aangegespt blijft, gaat het waarschuwingslampje
opnieuw voor een bepaalde tijd knipperen.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
of passagier niet aangegespt wordt nadat het
waarschuwingslampje is gaan branden en
de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje opnieuw knipperen.
(Met inzittende passagier detectiesysteem)
Geen extra zitkussen op de passagierszitting
plaatsen om er voor te zorgen dat de
inzittende passagier detectiesensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat de
sensor niet goed functioneert omdat het extra
zitkussen de werking van de sensor zou
kunnen hinderen.
(Zonder inzittende passagier
detectiesysteem)
Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de passagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de passagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van
het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de
passagierszitting plaatsen en er niet op
gaan zitten om er voor te zorgen dat
de passagiergewichtsensor juist kan
functioneren. De kans bestaat dat de
sensor niet goed functioneert omdat het
extra zitkussen de werking van de sensor
zou kunnen hinderen.
Als een klein kind op de passagierszitting
meerijdt, bestaat de kans dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Maak de veiligheidsgordels vast.


Page 587 of 663

7–49
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Voertuigen met runÀ at banden
Waarschuwing Te nemen maatregel
Wanneer het waarschuwingslampje brandt en de
waarschuwingszoemer klinkt, is de bandenspanning in
één of meerdere van de banden te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat branden of
knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor
lage bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk
de rijsnelheid verminderen en plotseling
manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat branden
of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon
voor lage bandenspanning wordt gegeven, is
het gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of
plotseling te manoeuvreren of te remmen. De kans
bestaat dat u de macht over het stuur verliest en
een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende
band of een lekke band heeft, de auto op een
veilige plaats parkeren waar u visueel de toestand
van de band kunt controleren en bepalen of
de band voldoende lucht heeft om verder te
gaan naar een plaats waar lucht bijgevuld kan
worden en het systeem opnieuw gecontroleerd
kan worden door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit
genegeerd worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is
gevaarlijk, ook als u de reden weet waarom het
brandt. Laat het probleem zo spoedig mogelijk
verhelpen alvorens dit tot een ernstigere situatie
leidt, zoals het plotseling lek raken van een band
met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk gevolg. Inspecteer de banden en stel deze af op de
voorgeschreven bandenspanning (pagina 6-36 ).
OPGELET
Bij het vervangen/repareren van banden of velgen of
beide, het werk door een of¿ ciële Mazda reparateur
laten uitvoeren, omdat anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd worden.
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De bandenspanning
varieert naargelang de bandentemperatuur, laat daarom de auto gedurende
ongeveer 1 uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder mee alvorens de
bandenspanning af te stellen. Wanneer de bandenspanning bij warme banden
wordt afgesteld op de koude bandendruk, bestaat de kans dat het TPMS
waarschuwingslampje/zoemer aan gaat nadat de banden zijn afgekoeld en dat
de druk tot beneden de speci¿ catie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS waarschuwingslampje dat brandt doordat
de bandenspanning bij een lage omgevingstemperatuur is teruggevallen
uit gaat als de omgevingstemperatuur omhoog gaat. In dit geval zal het
eveneens noodzakelijk zijn de bandenspanning af te stellen. Als het TPMS
waarschuwingslampje gaat branden als gevolg van een terugval in de
bandenspanning, de bandenspanning controleren en afstellen.
Nadat de bandenspanning is afgesteld, kan het enige tijd duren voordat het
TPMS waarschuwingslampje uit gaat. Als het TPMS waarschuwingslampje
blijft branden, gedurende 10 minuten met een snelheid van tenminste 25 km/h
blijven rijden en vervolgens controleren of het lampje uit gaat.
Banden verliezen na verloop van tijd vanzelf lucht en het TPMS systeem
kan niet het verschil aantonen of de banden na verloop van tijd vanzelf zacht
geworden zijn of dat er sprake is van een lekke band. Wanneer u echter één
zachte band in een set van vier aantreft, wijst dit op een probleem; iemand
anders dient dan langzaam met de auto vooruit te rijden zodat u de zachte
band kunt inspecteren op inkervingen en metalen voorwerpen die vanuit het
pro¿ el of de zijwand naar buiten steken. Breng enkele druppels water aan
op het ventiel om te zien of er luchtbelletjes verschijnen die wijzen op een
defect ventiel. Lekkages moeten grondiger aangepakt worden dan het enkel
op spanning brengen van de defecte band aangezien lekkages gevaarlijk zijn
— breng de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda reparateur die over alle apparatuur beschikt voor het repareren van
banden, TPMS systemen en de meest geschikte nieuwe band voor uw auto
kan bestellen.
Als het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden nadat de bandenspanning
is afgesteld, is er mogelijk sprake van een lekke band.
Zie Voertuigen met runÀ at banden op pagina 7-4 .


Page 593 of 663

7–55
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Actieve motorkap
waarschuwingszoemer*
Als er een probleem is met de actieve
motorkap en het oplichten van het
waarschuwingslampje, zal er elke minuut
gedurende ongeveer 5 seconden een
waarschuwingszoemer klinken.
Het geluid van de waarschuwingszoemer
voor de actieve motorkap zal gedurende
ongeveer 35 minuten hoorbaar blijven.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur inspecteren.
WAARSCHUWING
Niet met de auto rijden
wanneer de actieve motorkap
waarschuwingszoemer klinkt:
Rijden terwijl de actieve motorkap
waarschuwingszoemer klinkt is
gevaarlijk, omdat de kans bestaat
dat het mechanisme van de actieve
motorkap niet normaal functioneert
en in het geval het voertuig een
voetganger zou raken niet normaal
activeert. Neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur om
de auto zo spoedig mogelijk te laten
inspecteren.
Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgemaakt, klinkt continu
een waarschuwingspieptoon. Als
de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer
90 seconden doorgaan. De pieptoon
stopt nadat de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
 Door het plaatsen van
zware voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van het
gewicht van het voorwerp.
  Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat
dat de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
  Wanneer een klein kind op
de voorpassagierszitting
zit, is het mogelijk dat de
waarschuwingszoemer niet werkt.


Page 654 of 663

10–4
Index
D
Dagteller ..................................... 4-26, 4-37
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer .............................. 4-31
Display van ingestelde rijsnelheid van
kruissnelheidsregelaar ......................... 4-31
Display van
omgevingstemperatuur ............... 4-30, 4-40
Dodehoekmonitor (BSM) ................. 4-122
Dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar .................................... 4-127
Dodehoekmonitorsysteem (BSM)
waarschuwingszoemer ........................ 7-59
Doorwaden van water ......................... 3-74
Drie-knipperingen richtingaanwijzer ... 4-79
Drive-selectie .................................... 4-107
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC) .................................................. 4-97
DSC OFF indicatielampje ............. 4-98
DSC OFF schakelaar ..................... 4-99
TCS/DSC indicatielampje ............. 4-98
E
Eindschermweergave ........................ 4-106
Elektrische ruitbediening .................... 3-39
Energiebesparingsdisplay.................. 4-106
Essentiële informatie ............................. 6-2
G
Garantie ................................................. 8-2
Geavanceerde sleutel
Geavanceerd afstandbediend
portiervergrendelingssysteem ....... 3-10
Werkingsbereik.............................. 3-11
Gebruikersinstellingen ........................ 9-10
Gloeilampen
Technische gegevens ....................... 9-7
Vernieuwen .................................... 6-42
H
Handrem .............................................. 4-90
Hellingwegrijsysteem (HLA) .............. 4-93
Hoofdsteun ............................................ 2-8
I
i-ACTIVSENSE ................................ 4-110
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS) ........................................... 4-112
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) ........................................ 4-129
Afstelbare snelheidsbegrenzer .... 4-133
Camera en sensoren..................... 4-110
Dodehoekmonitor (BSM)............ 4-122
Koplampregelsysteem (HBC) ..... 4-113
Radarsensoren (achter) ................ 4-143
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) ....................................... 4-116
Vooruitrijcamera (FSC) ............... 4-140
i-ELOOP ........................................... 4-100
Bedrijfstoestanddisplay ............... 4-102
i-ELOOP indicatielampje ............ 4-102
i-stop ................................................... 4-14
Hellingstopfunctie ......................... 4-23
i-stop OFF schakelaar ................... 4-22
Indicatielampje (Groen) ................ 4-19
Waarschuwingslampje (Oranje) .... 4-19
i-stop waarschuwingszoemer .............. 7-58


Page 657 of 663

10–7
Index
N
Noodstopsignaalsysteem ..................... 4-92
O
Onderhoudsmonitor ............................ 6-11
Onderhoudspunt
Informatie ........................................ 6-2
Periodiek ......................................... 6-3
Opbergvakken ................................... 5-133
Consolevak .................................. 5-133
Opbergvak van achterbekleding ... 5-134
Zijopbergvak van zitting ............. 5-133
Opbergvak van achterbekleding........ 5-134
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ...................................................... 3-70
Oververhitting ..................................... 7-26
P
Parkeersensorsysteem ....................... 4-162
Gebruik van het
parkeerhulpsensorsysteem........... 4-164
Sensordetectiebereik ................... 4-164
Periodieke onderhoudsbeurten .............. 6-3
Plafondlampen .................................. 5-123
Portiersloten ........................................ 3-12
Probleem
Accu is uitgeput............................. 7-22
Lekke band ...................................... 7-4
Oververhitting ............................... 7-26
Parkeren in noodgevallen ................ 7-2
Slepen in noodgevallen ................. 7-29
Starten in noodgevallen ................. 7-25
Wanneer de afsluitklep van de
brandstofvuldop niet kan worden
geopend ......................................... 7-28
Wanneer het dak niet gesloten kan
worden ........................................... 7-67
Wanneer het kofferdeksel niet geopend
kan worden .................................... 7-61
R
Radarsensoren (Achter) .................... 4-143
Registratie van de auto in het
buitenland .............................................. 8-2
Registratie van voertuiggegevens ......... 8-5
Remmen
Handrem ........................................ 4-90
Pro¿ elslijtage-indicator ................. 4-91
Rembekrachtiging ......................... 4-92
Voetrem ......................................... 4-89
Waarschuwingslampje ................... 4-91
Richtingaanwijzers .............................. 4-78
Rijden in de winter .............................. 3-71
Rijsnelheidsalarm ................................ 7-58
Rijstrookafwijkingwaarschuwingsgeluid ... 7-60
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) ............................................. 4-116
LDWS schakelaar........................ 4-119
Rijtips
Automatische transmissie.............. 4-68
Brandstofbesparing en
milieubescherming ........................ 3-67
Doorwaden van water ................... 3-74
Inrijden .......................................... 3-67
Moeilijke rijomstandigheden ........ 3-68
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................ 3-70
Rijden in de winter ........................ 3-71
Vloermat ........................................ 3-69
Ruiten
Elektrische ruitbediening .............. 3-39
Ruitenwisser
Vernieuwen van de ruitenwisserbladen
van de voorruit .............................. 6-26


Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70