TPMS MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 312 of 663

4–152
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met
conventionele banden)
*
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle
vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon. Het systeem
controleert de bandenspanning indirect op basis van de gegevens die door de ABS
wielsnelheidssensors worden verzonden.
Om het systeem correct te kunnen laten werken, dient het systeem met de voorgeschreven
bandenspanning (waarde op bandenspanningslabel) geïnitialiseerd te worden. Volg de
procedure en voer de initialisatie uit.
Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-155 .
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .
ABS wielsnelheidssensor


Page 313 of 663

4–153
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.


Page 317 of 663

4–157
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig met runÀ at
banden)
*
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band.
Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem
de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een
waarschuwingszoemer.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-59 .
De bandenspanningsensoren die op elk wiel zijn gemonteerd zenden door middel van een
radiosignaal bandenspanningsgegevens naar de ontvanger in de auto.
Bandenspanningsensoren
OPMERKING
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is als gevolg van seizoensveranderingen, wordt
de bandentemperatuur ook lager. Wanneer de bandentemperatuur afneemt, wordt de
bandenspanning ook lager. De kans bestaat dat het TPMS waarschuwingslampje vaker
gaat branden. Inspecteer de banden dagelijks visueel alvorens te gaan rijden en controleer
de bandenspanning elke maand met een bandenspanningsmeter. Bij het controleren van de
bandenspanning wordt het gebruik van een digitale bandenspanningsmeter aanbevolen.
Het TPMS systeem ontdoet u niet van de noodzaak de druk en de toestand van alle vier
banden regelmatig te controleren.


Page 318 of 663

4–158
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.


Page 319 of 663

4–159
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Systeemfoutactivering
Als het TPMS waarschuwingslampje
knippert, is er mogelijk een defect in het
systeem. Raadpleeg een of¿ ciële Mazda
dealer.
Een systeemfoutactivering kan zich
voordoen in de volgende gevallen:
 


 Wanneer er zich uitrusting of
apparatuur in de buurt van de auto
bevindt die gebruik maakt van
dezelfde radiofrequentie als de
bandenspanningsensors.
 


 Wanneer een metalen voorziening, zoals
een niet-origineel navigatiesysteem
wordt geïnstalleerd nabij het midden
van het instrumentenpaneel, kunnen
daardoor de radiosignalen van de
bandenspanningssensor naar de
ontvangereenheid geblokkeerd worden.
 


 Bij gebruik van de volgende apparatuur
in de auto die radiostoring met de
ontvanger kan veroorzaken.
 

 
 Digitale apparatuur zoals een personal
computer.
 

 
 Een spanningsomvormer zoals een
DC-AC omvormer.
 


 Wanneer er zich buitengewoon veel ijs
of sneeuw aan de auto heeft vastgezet,
vooral rondom de velgen.
 


 Wanneer de batterijen van de
bandenspanningsensor uitgeput zijn.
 


 Bij gebruik van een velg waarop geen
bandenspanningsensor is gemonteerd.
 


 Bij gebruik van banden met
staaldraadversteviging in de zijwanden.
 


 Bij gebruik van sneeuwkettingen.
Banden en velgen
OPGELET
Bij het inspecteren of afstellen van
de bandenspanning, geen overmatige
druk uitoefenen op het ventielgedeelte
van de velg. De kans bestaat dat het
ventielgedeelte beschadigd wordt.
Verwisselen van banden en velgen
Via onderstaande procedure kan het TPMS
systeem de unieke ID signaalcode van een
bandenspanningsensor herkennen telkens
wanneer banden of velgen verwisseld
worden, zoals bij het verwisselen van en
naar winterbanden.
OPMERKING
Elke bandenspanningsensor heeft een
unieke ID signaalcode. De signaalcode
moet in het TPMS systeem geregistreerd
worden alvorens dit kan functioneren.
De gemakkelijkste manier om dit te
doen is om uw banden door een of¿ ciële
Mazda dealer te laten verwisselen en de
registratie van de ID signaalcode te laten
voltooien.
Wanneer u banden door een of¿ ciële
Mazda dealer laat verwisselen
Wanneer de banden van uw auto door een
of¿ ciële Mazda dealer worden verwisseld,
zullen zij de registratie van de ID
signaalcode van de bandenspanningsensor
voltooien.


Page 320 of 663

4–160
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Wanneer u zelf banden verwisselt
Als u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de stappen voor het
voltooien van de registratie van de ID
signaalcode in het TPMS systeem ook
door uzelf of iemand anders uitgevoerd
worden.
1. Zet nadat de banden zijn verwisseld het
contact op ON en vervolgens terug op
ACC of OFF.
2. Wacht ongeveer 15 minuten.
3. Ga na ongeveer 15 minuten met de auto
rijden met een snelheid van tenminste
25 km/h gedurende ongeveer 10
minuten en de ID signaalcode van de
bandenspanningsensor zal automatisch
worden geregistreerd.
OPMERKING
Als er na minder dan ongeveer 15
minuten na het verwisselen van de
banden met de auto gereden wordt,
zal het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaan
knipperen omdat de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor dan nog niet
geregistreerd is. Parkeer in dit geval de
auto gedurende ongeveer 15 minuten,
waarna de ID signaalcode van de sensor
geregistreerd zal worden wanneer er
gedurende 10 minuten met de auto
wordt gereden.
Verwisselen van banden en velgen
OPGELET
  Bij het vervangen/repareren van
banden of velgen of beide, het
werk door een of¿ ciële Mazda
dealer laten uitvoeren, omdat
anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd
worden.
  De velgen waarmee uw Mazda is
uitgerust zijn speciaal ontworpen
voor het monteren van de
bandenspanningsensoren. Gebruik
geen niet-originele velgen, omdat
het anders misschien niet mogelijk
is de bandenspanningsensoren te
monteren.
Zorg er voor dat telkens wanneer de
banden of velgen vernieuwd worden
de bandenspanningsensoren worden
gemonteerd.
Wanneer u een band of velg of beide
laat vernieuwen, zijn de volgende
manieren voor het monteren van de
bandenspanningsensor mogelijk.
 


 De bandenspanningsensor wordt
verwijderd van de oude velg en op de
nieuwe gemonteerd.
 


 Dezelfde bandenspanningsensor wordt
gebruikt met dezelfde velg. Enkel de
band wordt vernieuwd.
 


 Er wordt een nieuwe
bandenspanningsensor op een nieuwe
velg gemonteerd.


Page 469 of 663

6–5
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*4 Alleen in bepaalde landen van Europa kan er bij SKYACTIV-G 1.5 en SKYACTIV-G 2.0 voertuigen een
À exibele instelling worden geselecteerd. Raadpleeg een of¿ ciële Mazda reparateur voor details. Een À exibele
instelling kan worden ingesteld als het voertuig hoofdzakelijk wordt gebruikt op plaatsen waar geen van
onderstaande condities van toepassing zijn.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
Als À exibel onderhoud wordt geselecteerd, berekent het voertuig de resterende gebruiksduur van de olie
op basis van de gebruiksomstandigheden van de motor en wordt u op de hoogte gesteld wanneer een
olieverversingsbeurt nodig is door het oplichten van het moersleutelindicatielampje in de instrumentengroep.
Vervang de motorolie en het ¿ lter wanneer het bericht/moersleutelindicatielampje verschijnt. Deze dienen
tenminste eenmaal per jaar of binnen de 20.000 km nadat de motorolie en het ¿ lter de laatste keer zijn
vervangen vernieuwd te worden.
Het systeem moet telkens wanneer de motorolie is vernieuwd worden teruggesteld, ongeacht het verschijnen
van het bericht/moersleutelindicatielampje.
*5 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
10.000 km of korter de motorolie te verversen en het olie¿ lter te vernieuwen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*6 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*7 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*8 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*9 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*10 Om de 10.000 km wordt onderling verwisselen van de banden aanbevolen.
*11 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*12 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.


Page 471 of 663

6–7
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Tabelsymbolen:
I : Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen.
R : Vernieuwen
C : Reinigen
T : Vastdraaien
D : Aftappen
Opmerkingen:
*1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000
km of korter inspecteren.
a) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*2 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
10.000 km of korter de motorolie te verversen en het olie¿ lter te vernieuwen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*3 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*4 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*5 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*6 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*7 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*8 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*9 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.


Page 474 of 663

6–10
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*3 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de
motorolie vaker te verversen en het olie¿ lter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*4 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*5 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*6 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de
auto in buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk
gewicht en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is
alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*7 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*8 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*9 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*10 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.


Page 580 of 663

7–42
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
(Knippert)
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
*
Voertuigen met conventionele banden
Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het
waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut
knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu
branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.
Voertuigen met runÀ at banden
Als er een defect is in het bandenspanningcontrolesysteem, gaat het
bandenspanningswaarschuwingslampje knipperen. Laat uw auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur controleren.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor
lage bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid
verminderen en plotseling manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het gevaarlijk met hoge snelheden te
rijden of plotseling te manoeuvreren of te remmen. De kans bestaat dat
u de macht over het stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende band of een lekke band
heeft, de auto op een veilige plaats parkeren waar u visueel de toestand
van de band kunt controleren en bepalen of de band voldoende lucht
heeft om verder te gaan naar een plaats waar lucht bijgevuld kan
worden en het systeem opnieuw gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur of
een bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als
u de reden weet waarom het brandt. Laat het probleem zo spoedig
mogelijk verhelpen alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt, zoals
het plotseling lek raken van een band met een gevaarlijk ongeluk als
mogelijk gevolg.


Page:   1-10 11-20 next >