alarm MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 145 of 663

3–61
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een of¿ ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
  Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een of¿ ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indicatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
  Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een of¿ ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste
wijze toegang probeert te krijgen tot de
auto of als de inbraaksensor beweging
binnen in de auto bespeurt, hetgeen tot
gevolg kan hebben dat de auto (met
inbraaksensor) of de inhoud er van wordt
gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene/
claxon en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
*
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.


Page 147 of 663

3–63
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
OPMERKING
  Het kofferdeksel kan niet worden
geopend terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ingeschakeld.
  Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de sirene/
claxon geactiveerd worden en zullen
de waarschuwingsknipperlichten
gaan knipperen wanneer de accu
geladen of vervangen wordt.
In staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ruiten en het vouwdak goed sluiten.
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
De functie van de inbraaksensor kan
alleen in staat van paraatheid worden
gebracht wanneer het vouwdak gesloten
is.
Ook als een raam is open blijven staan,
kan het systeem in staat van paraatheid
gebracht worden, echter zelfs het
gedeeltelijk open laten staan van de
ramen kan een uitnodiging zijn tot
diefstal, en wind die in de auto blaast
zou het alarm kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan ook
geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-64.
2. Zet het contact op OFF.
3. Zorg er voor dat de motorkap,
het vouwdak, de portieren en het
kofferdeksel gesloten zijn. 4. Druk op de vergrendeltoets op
de zender of vergrendel het
bestuurdersportier vanaf de buitenzijde
met de hulpsleutel.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar.
Het veiligheidsindicatielampje in het
instrumentenpaneel gaat gedurende
20 seconden tweemaal per seconde
knipperen.
5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.


Page 148 of 663

3–64
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
OPMERKING
  Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het
activeren van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, het kofferdeksel en de
motorkap gesloten zijn.
 Zie Zender op pagina 3-5 .   Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20
seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
 


 Ontgrendelen van een van de
portieren
 


 Openen van een van de portieren.



 Openen van de motorkap.



 Wanneer het contact op ON wordt
gezet.
  Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat
van paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
  Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender of het
gebruik van de hulpsleutel terwijl
het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor)
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is wanneer
er sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het alarm
onnodig geactiveerd wordt.
(Inbraaksensor)
 


 Wanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
 


 Wanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto
bij transport op een schuin aÀ opende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
 


 Wanneer kleine voorwerpen/accessoires
in de auto zijn opgehangen, of andere
voorwerpen zijn aangebracht die
gemakkelijk binnen in de auto kunnen
bewegen.
 


 Bij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
 


 Bij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
 


 Wanneer voortdurend schokken
en trillingen van hagel of donder
en bliksem op de auto worden
overgebracht.
 


 Portieren vergrendeld worden terwijl
een raam is open blijven staan.
 


 Een extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert
in gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.


Page 150 of 663

3–66
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
 


 De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
 


 Starten van de motor met de
startdrukknop.
 


(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
 

 
 Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.
 

 
 Indrukken van de elektrische
kofferdekselopener wanneer u de
sleutel meedraagt.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
Waarschuwingslabels voor anti-
diefstal beveiligingssysteem
Het consolevak van uw auto bevat een
waarschuwingslabel voor het anti-diefstal
beveiligingssysteem.
Het wordt door Mazda aanbevolen dit
label aan te brengen op de achterste
benedenhoek van een voorportierruit.


Page 191 of 663

4–31
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer (Zonder multi-
informatiedisplay)
*
De instellingstatus van de afstelbare
snelheidsbegrenzer wordt getoond.
Display van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar
(Zonder multi-informatiedisplay)
*
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
(Europees model)
(Behalve Europees model)
Boordcomputer en INFO
schakelaar (Zonder multi-
informatiedisplay)
Terwijl het contact op ON staat kan door
het indrukken van de INFO schakelaar de
volgende informatie worden geselecteerd.
 


 Geschatte afstand die u kunt aÀ eggen
met de voorradige brandstof
 


 Gemiddeld brandstofverbruik



 Huidige brandstofverbruik



 Gemiddelde rijsnelheid



 Rijsnelheidsalarm *
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
indien u problemen heeft met de
boordcomputer.
Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Bij gebruik van deze functie wordt de
afstand (bij benadering) berekend die u
met de voorradige brandstof kunt aÀ eggen,
gebaseerd op het brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
(Europees model)
(Behalve Europees model)


Page 193 of 663

4–33
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Huidige brandstofverbruikmodus
Deze stand geeft het huidige
brandstofverbruik aan, berekend op
basis van de verbruikte brandstof en de
afgelegde afstand.
Het huidige brandstofverbruik wordt
berekend en zal elke 2 seconden worden
getoond.
(Europees model)
(Behalve Europees model)
Wanneer u de snelheid heeft teruggebracht
tot ongeveer 5 km/h, zal - - - L/100 km op
de display worden aangegeven.
Modus voor gemiddelde rijsnelheid
Deze modus toont de gemiddelde
rijsnelheid door het berekenen van de
afgelegde afstand en de tijd sinds het
aansluiten van de accu of het terugstellen
van de gegevens.
De gemiddelde rijsnelheid wordt berekend
en zal elke 10 seconden worden getoond.
(Europees model)
(Behalve Europees model)
Houd de INFO schakelaar langer dan
1,5 seconden ingedrukt om de informatie
op de display te wissen. Na het indrukken
van de INFO schakelaar, zal gedurende
ongeveer 1 minuut - - - km/h worden
getoond, alvorens de rijsnelheid opnieuw
wordt berekend en op de display wordt
aangegeven.
Rijsnelheidsalarm modus
*
In deze modus wordt de huidige instelling
voor het rijsnelheidsalarm getoond. U kunt
de instelling van de rijsnelheid waarbij de
waarschuwing wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm
wordt gelijktijdig geactiveerd met het
klinken van de pieptoon. De ingestelde
rijsnelheid knippert herhaalde malen.
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld
met behulp van de INFO schakelaar.


Page 194 of 663

4–34
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
  Stel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van
het land/de stad waarin de auto
wordt gebruikt. Controleer daarnaast
altijd de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
  De rijsnelheidsalarmfunctie kan
ingesteld worden tussen 30 en
250 km/h.
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld
aan de hand van onderstaande procedure.
1. Druk op de INFO schakelaar om het
rijsnelheidsalarm te tonen.
2. Druk op de INFO schakelaar continu
ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
In de weergave van de ingestelde
rijsnelheid gaat het derde cijfer (plaats
voor de honderdtallen) knipperen.
3. Druk op de INFO schakelaar en
stel het derde cijfer (plaats van de
honderdtallen) in op de gewenste
rijsnelheid.
De numerieke waarde verandert telkens
wanneer de INFO schakelaar wordt
ingedrukt.
4. Druk op de INFO schakelaar continu
ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
In de weergave van de ingestelde
rijsnelheid gaan de laagste twee cijfers
knipperen (plaats van tientallen en
eenheden).
5. Druk op de INFO schakelaar en stel
de twee laagste cijfers (plaats van
tientallen en eenheden) in op de
gewenste rijsnelheid.
De numerieke waarde verandert telkens
wanneer de INFO schakelaar wordt
ingedrukt.
6. Druk op de INFO schakelaar continu
ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
De ingestelde rijsnelheid wordt getoond
op het rijsnelheidsalarmscherm.


Page 195 of 663

4–35
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Multi-informatiedisplay en INFO schakelaar *
INFO schakelaar Multi-informatiedisplay
De multi-informatiedisplay toont de volgende informatie.
 


 Kilometerteller



 Dagteller



 Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter



 Brandstofmeter



 Buitentemperatuur



 Afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd



 Gemiddeld brandstofverbruik



 Huidige brandstofverbruik



 Onderhoudsmonitor



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) display



 Display van kruissnelheidsregelaar



 Display van afstelbare snelheidsbegrenzer



 Kompasweergave



 Rijsnelheidsalarm



 Display van dakbediening



 Waarschuwingsbericht


Page 203 of 663

4–43
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Foutmeldingendisplay
Wanneer de resterende tijd of de afstand
0 benaderen, wordt telkens wanneer het
contact op ON gezet wordt een bericht
gegeven.
OPMERKING
  Als een bericht wordt getoond en
een van de INFO schakelaars wordt
ingedrukt, zal het bericht de volgende
keer dat het contact op ON gezet
wordt niet meer getoond worden.
  Nadat onderhoud aan de auto is
uitgevoerd en de resterende tijd/
afstand is teruggesteld, wordt
het bericht voor de volgende
onderhoudsperiode getoond wanneer
de resterende afstand of tijd tot aan
de volgende onderhoudsperiode 0
benadert (wordt getoond wanneer de
motor gestart wordt).
  Als er meerdere berichten zijn,
worden deze getoond al naargelang
hun volgorde.
  Als OFF is ingesteld voor Berichten,
worden er geen berichten getoond.
Rijsnelheidsalarm *
In deze modus wordt de huidige instelling
voor het rijsnelheidsalarm getoond. U kunt
de instelling van de rijsnelheid waarbij de
waarschuwing wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm
wordt gelijktijdig geactiveerd met het
klinken van de pieptoon. De ingestelde
rijsnelheid knippert herhaalde malen.
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld
met behulp van de middendisplay.
OPMERKING
  Stel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van
het land/de stad waarin de auto
wordt gebruikt. Controleer daarnaast
altijd de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
  De rijsnelheidsalarmfunctie kan
ingesteld worden tussen 30 en
250 km/h.


Page 209 of 663

4–49
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Indicatie/Indicatielampjes
Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de
bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Signaal Indicatielampjes Pagina * Indicatielampje van de deactiveringsschakelaar van de
passagiersairbag*1 2-54
(Wit/Groen)
* KEY indicatie/indicatielampje 3-10
Beveiligingssysteemindicatielampje *1 3-60
* Bedieningsindicatielampje inklapbare fastback 3-54
(Groen)
* i-stop indicatielampje 4-19
(Wit/Groen) * i-ELOOP indicatie/indicatielampje 4-102
* Rijsnelheidsalarmindicatie 4-43
* Moersleutelindicatie/indicatielampje *1 4-51
(Blauw) Indicatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-51
* Schakelstandindicatie 4-57
Verlichting-aan indicatielampje 4-70
Grootlichtindicatielampje Koplampen grootlicht-
dimlicht
4-75
Koplamplichtsignaal
4-75
* Indicatielampje voor mistachterlicht 4-77


Page:   1-10 11-20 next >