display OPEL ADAM 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 98 of 243

96Instrumenten en bedieningsorganenverbruikswaarde wordt bijge‐
werkt.
De lijst met verbruikers varieert
met de modelvariant.
● Zuinig rijden : geeft de gemid‐
delde verbruiksontwikkeling over
een afstand van 50 km weer. Ge‐
vulde segmenten tonen het ver‐
bruik in stappen van 5 km en la‐
ten de gevolgen van de terrein‐
gesteldheid of het rijgedrag op
het brandstofverbruik zien.
Colour-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
Het Colour-Info-Display met aanraak‐
schermfunctionaliteit geeft in kleur
aan:
● tijd 3 76
● buitentemperatuur 3 75
● datum 3 76
● instellingen elektronische kli‐ maatregeling 3 121
● instructies m.b.t. de parkeerhulp
en de geavanceerde parkeerhulp
3 148
● Infotainmentsysteem, zie be‐ schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● systeemberichten
● boordinformatie 3 98
● persoonlijke instellingen 3 101
Het type informatie en de weergave daarvan is afhankelijk van de gecon‐figureerde instellingen.
Menu's en instellingen selecteren
Via het display van het aanraak‐
scherm hebt u toegang tot menu's en
instellingen.

Page 99 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen97
Druk op ;: pagina Home verschijnt.
Op schermpictogram Instellingen tik‐
ken: Menupagina Instellingen ver‐
schijnt. Selecteer een instelling door erop te tikken.
Tik nogmaals op een geselecteerde
instelling of waarde om deze te be‐
vestigen.
Druk op displaytoets q om een menu
of instelling af te sluiten zonder het
laatste teken in een tekenreeks te wij‐ zigen of te wissen.
Sluit het menu Instellingen af door
stapsgewijs op displaytoets q te
drukken of door na het bevestigen
van de wijzigingen op ; te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 101.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Graphic-Info-Display Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een Graphic-
Info-Display.
Het Graphic-Info-Display geeft aan:
● tijd 3 76
● buitentemperatuur 3 75
● datum 3 76
● instellingen elektronische kli‐ maatregeling 3 121
● Infotainmentsysteem, zie be‐
schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● persoonlijke instellingen 3 101
Menu's en instellingen selecteren Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
Druk op CONFIG om: Menupagina
Instellingen verschijnt.
Draai aan knop MENU-TUNE voor
selecteren van een instelling of
waarde.
Druk op toets MENU-TUNE voor be‐
vestigen van een instelling of waarde.
Druk op BACK om een menu of in‐
stelling af te sluiten zonder het laatste teken in een tekenreeks te wijzigen ofte wissen. Houd BACK enkele secon‐
den ingedrukt om de gehele invoer te wissen.

Page 100 of 243

98Instrumenten en bedieningsorganenSluit het menu Instellingen af door
steeds op BACK te drukken of door
na het bevestigen van de wijzigingen
op CONFIG te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 101.
Opgeslagen instellingen 3 22.Boordinformatie
Berichten worden voornamelijk weer‐ gegeven op het Driver Information
Center (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te be‐ vestigen.
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie1Motorolie verversen3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw

Page 101 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen99Nr.Boordinformatie12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzenderNr.Boordinformatie48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperktNr.Boordinformatie89Onderhoud spoedig95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op Uplevel-
display

Page 102 of 243

100Instrumenten en bedieningsorganenDe boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐ gende onderwerpen:
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijregelsystemen
● cruise control, snelheidsbegren‐ zer
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● accuBoordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen ook op het
Colour-Info-Display. Sommige be‐ richten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐ oriteit boven alle andere geluidssig‐nalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center of op het info‐ display.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Na het inschakelen van de ach‐ teruitversnelling en het uittrekken
van de achterdrager.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier ge‐ opend is.
Batterijspanning
Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information
Center.

Page 103 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen101Uplevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐ richt op het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere grootverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG voor het menu In‐
stellingen.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
naar het gewenste menu Instellingen
te gaan en druk vervolgens op
MENU-TUNE .
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
● Talen (Languages)
● Tijd en datum
● Radio-instellingen
● Telefooninstellingen
● Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:

Page 105 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen103Autom. Portiervergrendeling: Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische hervergrendeling na het
ontgrendelen zonder de auto te
openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Wanneer de audio ingeschakeld is,
drukt u op ; op het bedieningspa‐
neel.
Instellingen indrukken.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
● Tijd- en datuminstellingen
● Radio-instellingen
● Verbindingsinstelllingen
● Voertuiginstellingen
● Talen
● Tekstscroll
● Volume pieptoon bij bediening
● Maximale startvolume
● Systeemversie
● DivX(R) VOD
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd- en datuminstellingen
Zie klok 3 76.
Radio-instellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Verbindingsinstelllingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Voertuiginstellingen ● Klimaat & luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Modificeert de cabinelucht‐
stroom van de klimaatregeling in
de automatische modus.
Airco-modus : Regelt de status
van de koelcompressor bij het
starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd ON of
altijd OFF.
Automatische achterruitontwa‐
seming : Activeert de automati‐
sche achterruitverwarming.

Page 109 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen107Een mobiel toestel met de OnStar
WiFi Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Selecteer Z en spreek met een On‐
Star-adviseur of log in bij uw account
als u de SSID of het wachtwoord wilt
wijzigen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een OnStar-adviseur te spreken.Smartphone-app
Met de myOpel-app voor smartpho‐
nes kunt u bepaalde autofuncties via
uw smartphone bedienen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende le‐ vensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het ban‐
denspanningscontrolesysteem)
controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
U kunt deze functies gebruiken door
de app uit de betreffende app store te
downloaden.
Externe service
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐ keurige telefoon gebruiken om een
OnStar-adviseur te bellen. Deze kandan vanaf zijn locatie specifieke au‐
tofuncties aansturen. U vindt het be‐
treffende OnStar-telefoonnummer op
de landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Als de auto is gestolen, kan de On‐ Star-service 'Hulp bij gestolen voer‐
tuig' helpen bij het lokaliseren en op‐
halen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar On‐ Star gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Indien nodig, geeft u de diefstal door
aan de autoriteiten en vraagt u hulp
van de OnStar-service 'Hulp bij ge‐
stolen voertuig'. Neem telefonisch
contact op met een OnStar-adviseur.

Page 111 of 243

Instrumenten en bedieningsorganen109Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service
wordt verzocht of getriggerd. Een be‐ richt op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer be‐
schikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie al‐
tijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.Software-updates
OnStar kan op afstand software-up‐
dates uitvoeren, zonder dat zij u daar‐ over van tevoren inlichten of om uw
toestemming vragen. Deze updates verbeteren of behouden de veiligheid
en beveiliging of de werking van uw
voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.

Page 116 of 243

114VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij he‐
vige regen of na een wasbeurt korte
tijd beslaan. De condens verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit te versnellen
de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● sfeerverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
De interieurverlichting wordt bij het in- en uitstappen vanzelf ingeschakeld
en dooft met enige vertraging.
Bedien de wipschakelaar:
w:automatisch in- en uit‐
schakelendruk op u:aandruk op v:uit

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 60 next >