OPEL ADAM 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 91 of 249
Instrumenten en bedieningsorganen89k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 40.
Gordelstatus op de achterbankX op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐
rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Als een niet vastgemaakte gordel
tijdens het rijden wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 40.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp ca. vier
seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na vier seconden of licht
deze tijdens het rijden op, dan is er
een storing in het airbagsysteem. De
hulp van een werkplaats inroepen. De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 39, 3 42.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De
passagiersairbag voor is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 47.
Laadsysteem p brandt rood.
Page 92 of 249
90Instrumenten en bedieningsorganenBrandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt. De hulp van een werkplaats inroepen.
Boordinformatie 3 100.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 173.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 142.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 132.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor met de sleutel te starten 3 17,
3 131.
Bij sommige versies verschijnt op het Driver Information Center de aanwij‐
zing om het koppelingspedaal in te
trappen 3 100.
Page 93 of 249
Instrumenten en bedieningsorganen91Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 141.
Opschakelen [ brandt groen als controlelamp of
verschijnt als een symbool op het
Driver Information Center met Uple‐
vel-display wanneer opschakelen
voor een zuinig brandstofverbruik
wordt aanbevolen.
Eco-informatiemenu
De schakelaanduiding verschijnt als
een volledige pagina op het Driver
Information Center.
EcoFlex rijhulp 3 93.Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 145.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 149.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center.
Verder rijden is mogelijk. Het systeem
Page 94 of 249
92Instrumenten en bedieningsorganenis buiten werking. De rijstabiliteit kan
echter afhankelijk van de staat van
het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 144, Traction Control 3 143.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 192.Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. De koppeling intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat
de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 171.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Page 95 of 249
Instrumenten en bedieningsorganen93Tanken 3 164.
Katalysator 3 135.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 111.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 112.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 114.Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 146.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat
open.Informatiedisplays
Driver Information Center Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Het wordt geleverd als Midlevel-
display of Uplevel-display.
Midlevel-display
Aanduiding van: ● algemene kilometerteller
● dagteller
● controlelampen
Page 96 of 249
94Instrumenten en bedieningsorganen● boordinformatiemenu, zie hier‐onder
● informatiemenu rit/brandstof, zie hieronder
● boordinformatie in de vorm van cijfercodes 3 100.
Selecteer menupagina's door op MENU te drukken of door aan het
stelwiel op de richtingaanwijzer te
draaien.
Sommige weergegeven functies verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Het boordinformatiemenu en het
informatiemenu rit/brandstof zijn
selecteerbare pagina's en boordinfor‐ matie en controlelampen verschijnen
en lichten op wanneer dat nodig is.Uplevel-display
Aanduiding van:
● Informatie- menu voertuig X
● Informatiemenu dagteller/
brandst. W
● Menu rijhulp EcoFlex s
Selecteer menupagina's met MENU
op de richtingaanwijzerhendel; de
symbolen voor het hoofdmenu
verschijnen op de bovenste regel van
het display.
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Boordinformatie verschijnt wanneer
nodig.
Persoonlijke instellingen 3 103.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Page 97 of 249
Instrumenten en bedieningsorganen95Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op MENU om de Boordinforma‐
tiepagina te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te selecteren.
Volg de instructies in de submenu's. ● Eenheid
Druk op SET/CLR terwijl de
pagina wordt weergegeven.
Selecteer Engels (eenheid 1) of
metriek (eenheid 3) door aan het
stelwiel te draaien. Druk op
SET/CLR om de eenheid in te
stellen.● Bandenspanning
Onderweg wordt de banden‐ spanning van alle wielen op deze
pagina weergegeven 3 192.
● Bandenbelasting
De categorie bandenspanning
volgens de huidige bandenspan‐
ning kan worden geselecteerd
3 192.
● Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de
levensduur van de olie. Het getal in % staat voor de huidige reste‐
rende levensduur van de olie en
geeft aan wanneer de motorolie
en het filter moeten worden
ververst/vervangen 3 84.
● Snelheidswaarschuwing
Het snelheidswaarschuwingsdis‐
play waarschuwt bij het over‐
schrijden van een ingestelde
snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing
in door op SET/CLR te drukken
terwijl de pagina wordt weerge‐
geven. Draai aan het stelwiel om de waarde te selecteren. Druk op
SET/CLR om de snelheid in te
stellen.
Page 98 of 249
96Instrumenten en bedieningsorganenBij het overschrijden van de
geselecteerde maximumsnel‐
heid klinkt er een geluidssignaal.
Na het instellen van de snelheid
kan deze functie worden uitge‐
schakeld door tijdens het bekij‐
ken van deze pagina op
SET/CLR te drukken.
Selectie en aanduiding kunnen
verschillen tussen Midlevel-display
en Uplevel-display.
Informatiemenu dagteller/
brandst.
Druk op MENU om de informatiepa‐
gina Rit/Brandstof te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te selecteren.
Midlevel-display
Het Midlevel-display kan beschikbaar zijn bij het informatiemenu dagteller/
brandstof.
Uplevel-display
● dagteller 1
● gemiddeld verbruik 1
● gemiddelde snelheid 1
● dagteller 2
● gemiddeld verbruik 2
● gemiddelde snelheid 2
Page 99 of 249
Instrumenten en bedieningsorganen97
● digitale snelheid
● actieradius
● momentaan verbruik
Selectie en aanduiding kunnen
verschillen tussen Midlevel-display
en Uplevel-display.
Twee tripcomputers
De informatie van twee tripcomputers kan afzonderlijk worden teruggezet
voor de kilometerteller, het gemid‐ delde verbruik en de gemiddelde
snelheid. Zo kunnen er verschillende
tripgegevens worden weergegeven.Dagteller
De dagteller geeft de huidige afstand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Zet de dagteller terug door enkele seconden op SET/CLR op de betref‐
fende pagina te drukken.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en start
met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u SET/CLR op
de betreffende pagina enkele secon‐
den in.
Bij auto's met LPG-motoren: Het
gemiddelde verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus (LPG of benzine).
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u SET/CLR op
de betreffende pagina enkele secon‐
den in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van het aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Page 100 of 249
98Instrumenten en bedieningsorganenWanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display. Y op de brandstofmeter
gaat branden.
Wanneer u onmiddellijk moet bijtan‐
ken, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het display. Y op de
brandstofmeter knippert.
Y 3 92.
Actieradius brandstof LPG-versie Weergeven van de actieradius brand‐ stof bij benadering met de resterende
brandstof in elke betreffende brand‐
stoftank met benzine en LPG, samen
met de totale actieradius van beide
brandstofsoorten samen. Schakel
tussen de modi door op SET/CLR te
drukken.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's met LPG-motoren: Het
momentane verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus: LPG of benzine.Informatiemenu ECO s
Druk op MENU om s op de boven‐
ste regel van het display te selecte‐
ren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te selecteren. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
Submenu's zijn:
● Schakelaanduiding : De huidige
versnelling verschijnt in een pijl‐
tje. Het cijfer erboven geeft aan
dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet
opschakelen.
Eco-index-display : Het huidige
brandstofverbruik verschijnt op
een segmentendisplay. Pas voor
een zuinige rijstijl uw rijstijl zoda‐
nig aan dat de gevulde segmen‐ ten binnen de Eco-zone blijven.
Hoe meer segmenten er gevuld
zijn, hoe hoger het brandstofver‐
bruik. Tegelijkertijd wordt de
gemiddelde verbruikswaarde
weergegeven.
● Grootste verbruikers: Lijst met
grootste momenteel ingescha‐
kelde comfortgebruikers
verschijnt in aflopende volgorde.
De mogelijke brandstofbesparing wordt aangegeven.