OPEL AMPERA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 221 of 285

Rijden en bediening219De oplaadmodus is te selecteren in
het scherm Voorkeur laadlimiet op
het Info-Display.
Oplaadmodus selecteren 3 206.
Instructies voor aarding Dit product moet worden geaard. Als
dit product een storing of uitval
vertoont, kan er door aarding een
laag weerstandspad worden
gecreëerd voor de elektrische stroom om de kans op een elektrische schok
te reduceren. Dit product is uitge‐
voerd met een netsnoer met aardlei‐
ding. Steek de stekker in een
passende aansluiting die op de juiste manier is geïnstalleerd en geaard
conform alle geldende voorschriften
en bepalingen.9 Waarschuwing
Als de aarde van de oplaadkabel
onjuist is aangesloten, kan dit tot
een ernstige schok leiden. Vraag
een erkend elektricien of er twijfels bestaan of het oplaadcircuit
correct is geaard. De stekker die
bij het product wordt geleverd,
mag niet worden gewijzigd. Als
deze niet in de contactdoos past,
laat dan een correcte contactdoos plaatsen door een erkend elektri‐
cien.
Bevestigingsinstructies
oplaadkabel
Kies een geschikte, stevige locatie
voor het bevestigen van de oplaad‐
kabel. De geschikte hoogte voor het
bevestigen van de oplaadkabel is
91 cm vanaf de grond.
Breng de gaten 18,7 cm van elkaar
aan.
Breng de bevestigingsschroeven
aan. Laat de koppen van de schroe‐
ven 5 mm uitsteken.
Plaats de oplaadkabel goed over de
schroeven.
Sluit de stekker aan op de contact‐
doos.
Sluit de autostekker aan op de oplaa‐ daansluiting.
Elektrische vereistenVoorzichtig
Laad de auto niet met draagbare
of vaste generatoren op. Hierdoor
kan het oplaadsysteem van de
auto beschadigd raken. Laad de
auto uitsluitend via het openbare
stroomnet op.
Oplaadmodus selecteren 3 206.
In de modus niveaulimiet hoeft u geen apart circuit te gebruiken, maar is deoplaadtijd langer.
Deze auto is geschikt voor opladen
met standaard oplaadapparatuur die
aan een of meerdere van de volgende
normen voldoet:
● SAE J1772
● SAE J2847-2
● IEC 61851-1
● IEC 61851-22
● IEC 61851-23
● IEC 61851-24
● IEC 62196-1
● IEC 62196-2

Page 222 of 285

220Rijden en bediening● IEC 62196-3
● ISO 15118
Controleer of aan alle plaatselijke
elektrische codes/normen voor een
continue 10 A-belasting wordt
voldaan. Volg altijd de installatie-
instructies bij de oplaadapparatuur.
Raadpleeg een werkplaats voor meer informatie.9 Waarschuwing
Als de capaciteit van het elektri‐
sche circuit of het stopcontact
onbekend is, gebruik dan alleen
het laagste oplaadniveau totdat de
capaciteit van het circuit door een
deskundige monteur is vastge‐
steld. Bij een oplaadniveau dat de capaciteit van het elektrische
circuit of het stopcontact te boven
gaat, is er kans op brand of schade
aan het elektrische circuit.

Page 223 of 285

Verzorging van de auto221Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................222
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 222
Auto optakelen ........................ 222
Auto stallen .............................. 223
Verwerking van sloopauto .......224
Controle van de auto .................224
Werkzaamheden uitvoeren .....224
Motorkap ................................. 225
Koelsysteem ............................ 225
Sproeiervloeistof ......................227
Remmen .................................. 228
Remvloeistof ............................ 228
Accu ........................................ 229
Wisserblad vervangen .............230
Koplampafstelling ....................231
Gloeilamp vervangen .................231
Halogeenlampen .....................231
Xenonkoplampen ....................232
Richtingaanwijzers vooraan ....232
Achterlichten ............................ 232
Zijrichtingaanwijzers ................233
Kentekenverlichting .................233Elektrisch systeem .....................234
Hoogspanningsapparaten en bedrading ............................... 234
Overbelasting elektrisch systeem .................................. 234
Zekeringen .............................. 235
Zekeringenkast in motorruimte 236
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................239
Boordgereedschap ....................241
Gereedschap ........................... 241
Velgen en banden .....................242
Banden .................................... 242
Winterbanden .......................... 242
Aanduidingen op banden ........242
Bandenspanning .....................243
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 244
Profieldiepte ............................ 246
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 247
Wieldoppen ............................. 247
Sneeuwkettingen .....................248
Bandenreparatieset .................248
Starthulp gebruiken ...................252
Trekken ...................................... 254
Auto slepen ............................. 254
Andere auto slepen .................255Verzorging van uiterlijk ..............255
Verzorging exterieur ................255
Verzorging interieur .................257

Page 224 of 285

222Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
We adviseren u alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Ook kunnen zulke wijzigingen van
invloed zijn op de bestuurdersonder‐
steuningssystemen en het energie‐
verbruik. Hierdoor kan ook de
gebruikslicentie van de auto komen te
vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto optakelen
9 Waarschuwing
Bij het onjuist opheffen van de
auto kan er ernstig letsel en
schade aan de auto ontstaan.
Laat de auto alleen door goed
opgeleid personeel in een erkende werkplaats heffen.
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.

Page 225 of 285

Verzorging van de auto223De positie van de voorste arm van het
hefplatform aan de onderzijde van de
auto.
Wellicht zijn er onder de voorbanden
oprijhellingen nodig voor de beno‐
digde speling voor bepaalde hefbrug‐ gen op deze locatie.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Schakel P in. Voorkom dat de
auto wegrolt.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.Maximaal vier weken
Sluit de oplaadkabel aan.Vier weken tot twaalf maanden ● Ontlaad de hoogspanningsaccu totdat er twee of drie balken op deactieradiusindicator van de accu
(accusymbool) op de instrumen‐
tengroep resteren.
● Sluit de oplaadkabel niet aan.
● Stal de auto altijd op een locatie met temperaturen tussen -10 °C
en 30 °C.
● Bij het stallen van de auto bij extreme temperaturen kan dehoogspanningsaccu beschadigd
raken.
● Ontkoppel de zwarte minkabel (-)
van de 12 V auto-accu en sluit en
druppellader aan op de accupo‐
len of laat de 12 V-accukabelsaangesloten en de druppellader
van de pluspool (+) en de
minpool (-) in de motorruimte.Voorzichtig
De auto is uitgevoerd met een
AGM 12 V-autoaccu, die bij het
gebruik van een onjuiste druppel‐
lader beschadigd kan raken.
Gebruik een met AGM compatibel oplaadapparaat en stel dit goed in.
Neem de instructies van de fabri‐
kant van de druppellader ter harte.
Nadat de 12 V-accukabel van de auto weer is aangesloten, is het mogelijk
dat de auto niet werkt. Als dat het geval is, moet de hoogspanningsaccu
wellicht worden opgeladen.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Sluit de klem aan op de minpool van de 12 V-auto-accu. Elektro‐
nica voor de elektrische ruitbe‐
diening inschakelen.
● Bandenspanning controleren.

Page 226 of 285

224Verzorging van de auto●Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Indien nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Gevaar
Probeer niet zelf onderhouds‐
werkzaamheden aan hoogspan‐
ningscomponenten te verrichten.
U kunt letsel oplopen en de auto
kan beschadigd raken. Laat deze
hoogspanningscomponenten
uitsluitend door geschoolde
onderhoudsmonteurs met de
juiste kennis en gereedschappen
onderhouden en repareren. Bloot‐
stelling aan hoogspanning kan
elektrische schokken, brandwon‐
den en zelfs de dood tot gevolg
hebben. Laat de hoogspannings‐
componenten in de auto uitslui‐
tend door specifiek opgeleide
monteurs onderhouden.
Hoogspanningscomponenten zijn
voorzien van labels. U mag deze
componenten niet uitbouwen,
openen, uiteen nemen of modifi‐
ceren. Hoogspanningskabels of -
bedrading heeft een oranje
mantel. U mag hoogspanningska‐
bels of -bedrading niet doormeten, manipuleren, doorknippen of
modificeren.9 Waarschuwing
Voer de motorruimtecontroles
alleen uit wanneer de auto is uitge‐ schakeld.
De koelventilator kan ook starten
als de auto is uitgeschakeld.

Page 227 of 285

Verzorging van de auto225Voorzichtig
Zelfs geringe hoeveelheden vuil
kunnen schade aan boordsyste‐
men veroorzaken. Voorkom
vervuiling van vloeistoffen, reser‐ voirdoppen of peilstaven.
Motorkap
Openen
1. Trek aan de ontgrendelhendel voor de motorkap en zet deze in
de oorspronkelijke stand terug.
2. Leg de veiligheidsgrendel links opzij en open de motorkap.
3. Haal de motorkapsteun uit de houder boven de radiateursteun
en zet deze stevig in de sleufvor‐
mige houder in de motorkap.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in
het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Koelsysteem
De auto heeft drie verschillende koel‐
systemen.
Controleer het koelvloeistofpeil van
de betreffende koelsystemen regel‐
amtig en laat de oorzaak van mogelijk lekkende koelvloeistof door een werk‐
plaats verhelpen.

Page 228 of 285

226Verzorging van de autoVoorzichtig
Laat de auto nooit met te weinig
koelvloeistof werken.
Bij een laag koelvloeistofpeil kan
de auto beschadigd raken.
Verwarmingskoelsysteem
Het koelvloeistofreservoir bevindt
zich in de motorruimte.
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Bij een koud motorkoelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een goedgekeurde geconcen‐
treerde koelvloeistof met kraanwater; verhouding 1:1. Dop goed vast‐
draaien.
Koelsysteem
hoogspanningsaccu9 Gevaar
Laat de koelvloeistof van de hoog‐
spanningsaccu uitsluitend door
een erkende monteur controleren.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg
hebben.
Het koelvloeistofreservoir van de
hoogspanningaccu zit aan de voor‐
kant van de motorruimte.

Page 229 of 285

Verzorging van de auto227Ga na of u koelvloeistof in het koel‐
vloeistofreservoir van de hoogspan‐
ningsaccu ziet. Als er koelvloeistof
zichtbaar is maar het koelvloeistof
onder het vulmerkje voor koud blijft,
lekt het koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Koelsysteem
vermogenselektronica en
opladermodules9 Gevaar
Laat de elektronica van het
oplaadsysteem en de oplaadmo‐
dules uitsluitend door een erkende monteur onderhouden.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg
hebben.
De vermogenselektronica en de opla‐
dermodules worden gekoeld met
hetzelfde koelvloeistofcircuit.
Het koelvloeistofreservoir van de
vermogenselektronica en de oplader‐ modules bevindt zich aan de voorkant
van de motorruimte.
Ga na of er koelvloeistof zichtbaar is
in het koelvloeistofreservoir van de
vermogenselektronica en de oplader‐ modules. Als er koelvloeistof zicht‐baar is maar het koelvloeistof onder
het vulmerkje voor koud blijft, lekt het
koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Lees bij het bijvullen van ruitensproei‐
ervloeistof vóór gebruik altijd eerst de
instructies van de fabrikant.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.

Page 230 of 285

228Verzorging van de auto● Vermeng geconcentreerdesproeiervloeistof volgens de
instructies van de fabrikant met
water.
● Meng geen water met sproeier‐ vloeistof die klaar voor gebruik is.Door dit water kan de oplossing
bevriezen en het sproeiervloei‐ stofreservoir en andere delen
van het sproeiersysteem bescha‐
digen.
● Vul het sproeiervloeistofreservoir
bij zeer lage temperaturen voor
slechts driekwart. Zo kan de
vloeistof bij vorst uitzetten en
wordt er schade door een volle
tank voorkomen.
● Gebruik geen motorkoelvloeistof (antivries) in de voorruitsproeier.
Deze kan het ruitensproeiersys‐ teem en de lak beschadigen.
Sproeiervloeistof 3 260.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐
male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.Verder rijden is mogelijk maar laat de
remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Wanneer de motor ten minste 1
minuut niet heeft gedraaid, is het
maximale vloeistofpeil bovenaan het
reservoirhuis. Wanneer de auto is
ingeschakeld, moet het remvloeistof‐
peil tussen de markeringen MIN en
MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
remvloeistofpeil lager dan MIN is.
Controleer na werkzaamheden aan
het hydraulische remsysteem of het
vloeistofpeil bij een ingeschakelde
auto op het juiste peil tussen de merk‐ tekens MIN en MAX staat. Gebruik
uitsluitend hoogwaardige, voor de
auto goedgekeurde remvloeistof. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Remvloeistof 3 260.

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 290 next >