OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 41 of 327

Sleutels, portieren en ruiten39
Elektronisch sleutelsysteem: Bij
ontgrendeling van de auto met de
knop op een van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Het systeem is niet te deactiveren door ontgrendeling van het bestuur‐ dersportier met de sleutel of met de
centralevergrendelingsknop in het
interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem is te deac‐
tiveren door c in te drukken, op de
schakelaar op de portierkruk te druk‐
ken (met elektronisch sleutelsys‐
teem) of door het contact in te scha‐
kelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft uitgeschakeld, geven de alarmknip‐
perlichten dat aan. Ze lichten bij
ontgrendeling van de auto met de
handzender driemaal kort achtereen
op. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van het contact een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Boordinformatie 3 127.
Als de accu van de auto moet worden
ontkoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet de alarmsi‐
rene als volgt worden gedeactiveerd:schakel het contact in en uit en
ontkoppel de accu van de auto binnen 15 seconden.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelampje d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kanniet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als het controlelampje d blijft knip‐
peren, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.

Page 42 of 327

40Sleutels, portieren en ruitenLet op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. De auto na het verla‐ ten altijd vergrendelen 3 24.
Schakel het diefstalalarmsysteem in
3 37.
Controlelampje d 3 117.Buitenspiegels
Bolle vorm
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoeksysteem 3 215.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Beweeg daarna de
knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.

Page 43 of 327

Sleutels, portieren en ruiten41Elektrisch inklappen
Zet de knop op o en duw de knop c
daarna in. Beide buitenspiegels klap‐ pen nu in.
Druk nogmaals op de knop - beide
buitenspiegels keren nu terug naar de oorspronkelijke stand.
Wanneer u een elektrisch ingeklapte
spiegel met de hand uitklapt, wordt
door het omlaagduwen van de knop
alleen de andere spiegel elektrisch
uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing bijstellen.

Page 44 of 327

42Sleutels, portieren en ruitenAutomatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Stickers op de voorruit Breng geen stickers, zoals tolvignet‐
ten of soortgelijke stickers, rondom
de achteruitkijkspiegel op de voorruit
aan. Anders kunnen de detectiezone
van de sensor en het zichtveld van de camera in de spiegelbehuizing kleiner
worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en / of berich‐
ten van deze systemen.
Handbediende ruiten
De portierruiten kunnen met de hand‐
slingers worden geopend of gesloten.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Vertraagde uitschakeling stroom
3 167.

Page 45 of 327

Sleutels, portieren en ruiten43
Druk de schakelaar van de desbetref‐fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Knop een stukje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐
tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk z in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; het
led-lampje licht op. Druk voor het acti‐
veren nogmaals op z.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
De ruiten zijn met de handzender van
de buitenzijde te openen en sluiten.

Page 46 of 327

44Sleutels, portieren en ruiten
Houd c ingedrukt om de ruiten te
openen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig geopend of
gesloten zijn, lichten de alarmknip‐
perlichten tweemaal op.
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐ wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 127.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Schakel het contact in.
3. Trek aan de schakelaar tot de ruit
dichtstaat en blijf er nog
twee seconden aan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar tot de ruit helemaal openstaat en blijf
nog twee seconden duwen.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.

Page 47 of 327

Sleutels, portieren en ruiten45Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van het zonnedak. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Bewegende onderdelen tijdens de
bediening goed in de gaten
houden. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Openen of sluiten
Druk p of r tot aan de eerste klik
in: zonnedak wordt geopend of geslo‐
ten zolang u de schakelaar bedient.
Druk p of r stevig tot de tweede
klik in en laat hem los: het zonne‐ scherm gaat automatisch omhoog of
omlaag. Tijdens het sluiten is de
veiligheidsfunctie ingeschakeld. Om
de beweging te stoppen, drukt u
nogmaals op de schakelaar.
Omhoog of sluiten
Druk op q of r : het zonnedak
wordt automatisch geopend of geslo‐
ten. Tijdens het sluiten is de veilig‐
heidsfunctie ingeschakeld.
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht. Wanneer het zonnedak open‐
staat, is het zonnescherm altijd open.Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie negeren
Wanneer het sluiten moeilijk gaat,
bijv. vanwege ijs, dan moet u de scha‐
kelaar r zover mogelijk indrukken
en vasthouden. Het zonnedak sluit
met gedeactiveerde beveiligingsfunc‐
tie. Om de beweging te stoppen, laat
u de schakelaar los.
Zonnedak van de buitenzijde sluiten
U kunt het zonnedak op afstand van
de buitenzijde sluiten.

Page 48 of 327

46Sleutels, portieren en ruiten
Houd e ingedrukt om het zonnedak te
sluiten.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen.
Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem initialiseren
door uw garage.

Page 49 of 327

Stoelen, veiligheidssystemen47Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 47
Voorstoelen .................................. 49
Stoelpositie ................................ 49
Handmatige stoelverstelling ......50
Elektrische stoelverstelling ........52
Armsteun ................................... 55
Verwarming ............................... 56
Ventilatie .................................... 56
Massage .................................... 57
Achterbank ................................... 57
Armsteun ................................... 57
Verwarming ............................... 58
Veiligheidsgordels .......................58
Driepuntsgordel ......................... 59
Airbagsysteem ............................. 61
Frontaal airbagsysteem .............64
Zijdelings airbagsysteem ...........65
Gordijnairbagsysteem ...............65
Airbag deactiveren ....................66Kinderveiligheidssystemen ..........67
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 70Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste

Page 50 of 327

48Stoelen, veiligheidssystemenstand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Druk op de ontgrendelingsknop, stel
de hoogte in en klik deze vast.
Hoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Hoofdsteunen achter wegnemen
Bijvoorbeeld om de bagageruimte te verlengen 3 76.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 330 next >