OPEL CASCADA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 11 of 263
Kort en bondig9Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 48, veiligheidsgor‐
dels 3 55, gordelaanbieder 3 55,
airbagsysteem 3 59.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 31.
Automatisch dimmend
Afhankelijk van de versie is uw auto
uitgerust met een binnenspiegel met
automatische dimfunctie.
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 32.
Page 12 of 263
10Kort en bondig
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 30, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 59, contactslot‐
standen 3 137.
Page 13 of 263
Kort en bondig11Overzicht instrumentenpaneel
Page 14 of 263
12Kort en bondig
1Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................159
Snelheidsbegrenzer ............160
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 162
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 134
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 121
Omgevingsverlichting ......... 124
Parkeerlichten .....................122
Knoppen voor Driver
Information Center (DIC) ....... 98
6 Instrumenten ........................ 87
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 80
8 Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 98
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8210 SPORT-modus ................... 157
Centrale vergrendeling .........23
Alarmknipperlichten ...........120
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 92
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................92
Tour-modus ........................ 157
11 Info-Display ........................ 103
12 Status-LED alarmsysteem ...28
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 134
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 71
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 155
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................156
Parkeerhulpsystemen .........165
Lane Departure Warning ...180
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 13916 Verwarming en ventilatie ....126
17 AUX-ingang, USB-ingang ....11
18 12 V-aansluiting ....................86
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 35
Centrale ruitschakelaar ........32
20 Keuzehendel, versnellingsbak
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............153
22 Contactslot met stuurslot ...137
23 Claxon .................................. 81
Bestuurdersairbag ...............62
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 193
25 Opbergvak ........................... 72
Zekeringenkast ..................209
26 Stuurwiel instellen ................80
27 Lichtschakelaar ..................113
Mistachterlicht ....................122
Instrumentenverlichting ......123
Instellen koplampreikwijdte 116
Mistlampen ......................... 121
Page 15 of 263
Kort en bondig13RijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlichtLichtschakelaar met
automatische verlichtingAUTO=automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlichtVerlichting 3 113.
Page 16 of 263
14Kort en bondig
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel naar u toe
trekken
Grootlicht 3 114, lichtsignaal 3 115.
Automatische verlichting 3 114,
Grootlichtassistentie 3 115, Adaptief
rijlicht (AFL) 3 117.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 121, parkeer‐
lichten 3 122.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 120.
Page 17 of 263
Kort en bondig15Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI=snelLO=langzaamINT=intervalwissen
of
automatische wisfunctie met
regensensorOFF=uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwissers 3 82.
Page 18 of 263
16Kort en bondig
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 82, sproeiervloeistof 3 195.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 35.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien, airconditioning
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Airconditioning 3 127.
Page 19 of 263
Kort en bondig17
Ruiten ontwasemen enontdooien, elektronischeklimaatregeling
Toets V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Elektronische klimaatregeling 3 129.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 151.
Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=automatische modusM=handmatige modus: duw de keu‐
zehendel vanuit D naar links.<=opschakelen in handmatige mo‐
dus]=terugschakelen in handmatige
modus
Page 20 of 263
18Kort en bondig
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Automatische versnellingsbak
3 147.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 214,
3 250.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 193.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 30,
3 48, 3 57.
■ De softtop moet geheel geopend of
gesloten zijn 3 35.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrap‐
pen.
Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de keuze‐
hendel op P of N.
■ Geen gas geven.