sensor OPEL COMBO E 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 201 of 291
Rijden en bediening199Blindehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐
eel in elke buitenspiegel bij het detec‐ teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels mogelijk niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
Colour-Info-Display: druk op Í.
Selecteer Rijfuncties op het Info-
Display en vervolgens
Dodehoeksensoren . Activeer de
functie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
Page 202 of 291
200Rijden en bediening● u rijdt op een weggedeelte metgeen of weinig bochten
● er hangt geen aanhangwagen achter de auto
● de sensoren zijn niet bedekt met modder, ijs of sneeuw
● de waarschuwingszones in de portierspiegels of de detectiezo‐
nes op voor- en achterbumper
zijn niet bedekt met stickers of
andere voorwerpen
Er wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in of
wordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐
wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt
Uitschakelen
Het systeem is te deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen
3 120. Op de instrumentengroep
dooft B. Ook klinkt er een geluidssig‐
naal.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact opge‐
slagen.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een aanhanger op het elektrische
systeem van de auto.
Bij slecht weer zoals bijvoorbeeld
zware regenval, neemt het systeem
mogelijk onjuist waar.Storing
Bij een storing knippert B even op het
instrumentenpaneel in combinatie met C en een displaybericht.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Zijcamera aan passagierszijde
De zijcamera aan passagierszijde
bewaakt de zijkant van de auto.
De camera zit aan de onderzijde van
de buitenspiegel aan de passagiers‐ zijde.
Page 203 of 291
Rijden en bediening201Het zijaanzicht passagierszijde
verschijnt op het achteruitkijkscherm 3 118.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Inschakelen
De camera wordt geactiveerd
wanneer een vooruitversnelling is
ingeschakeld en vanaf het achteruit‐
kijkscherm voor een zijaanzicht aan
passagierszijde is gekozen.
HulplijnenDe lijn ligt op een afstand van zo'n
4 m van de rand van de achterbum‐
per.
Uitschakelen
Bij het selecteren van een ander type aanzicht wordt de camera uitgescha‐
keld.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving
van de auto op het Info-Display als
een afbeelding van bijna 180°, als het ware van boven af.
Het systeem gebruikt: ● camera achter, in de achterklep
● ultrasone parkeersensoren in de achterbumper
Het scherm van het Info-Display is in
tweeën gesplitst. Rechts staat een
bovenaanzicht van de auto en links
een achteraanzicht. De parkeersen‐
soren vormen een aanvulling op het
panoramische bovenaanzicht van de
auto.
Wijzig het volume van de akoestische signalen door op C te tikken in de
rechter onderhoek van het scherm.
Page 204 of 291
202Rijden en bedieningInschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt
geactiveerd bij:
● inschakeling van de achteruitver‐
snelling
● snelheden tot 10 km/u
Werking Links op het display kunt u de
verschillende aanzichten kiezen. U
kunt het aanzicht tijdens een
manoeuvre altijd wijzigen door het
aanraakveld links onder op het
scherm aan te tikken:
● Standaardweergave
● Stand AUTO
● Ingezoomde weergave
● 180° voor
Bij het kiezen van een bepaalde
weergave wordt het display onmid‐
dellijk bijgewerkt.
Stand AUTO wordt standaard inge‐
schakeld. In deze modus kiest het
systeem op basis van de informatie
van de parkeersensoren de beste
weergave, de standaardweergave of
ingezoomde weergave.De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact niet in
het geheugen staan.
Achteraanzicht /
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt
weergegeven op het scherm. De verticale lijnen geven de breedte vande auto aan met de spiegels uitge‐
klapt. De lijnen buigen met het stuur‐
wiel mee.
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen liggen op zo'n 1 en
2 m afstand van de achterbumper.
Dit aanzicht is beschikbaar in de
Stand AUTO of in het menu voor
aanzichtselectie.
Zoom zicht achter /
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving
van de auto tijdens het parkeren om
een bovenaanzicht van de achter‐
zijde van de auto en het omringende
gebied te creëren, zodat u de auto
langs obstakels kunt manoeuvreren.
Dit aanzicht is beschikbaar bij Stand
AUTO of in het menu voor aanzichts‐
electie.
Page 206 of 291
204Rijden en bedieningHet panoramazichtsysteem werkt
mogelijk niet goed wanneer:
● De omgeving donker is.
● De zon of de lichtbundel van koplampen rechtstreeks in de
cameralenzen valt.
● U rijdt 's nachts.
● Weeromstandigheden het zicht beperken, zoals bij mist, regen of
sneeuw.
● De cameralenzen bedekt zijn met
sneeuw, ijs, sneeuwbrij, modder,
vuil.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding heeft gehad.
● Sprake is van extreme tempera‐ tuurswisselingen.
Achteruitkijkcamera Afhankelijk van de versie zit de
camera boven de kentekenplaat op
de achterklep / de linker achterdeur of boven aan de linker achterdeur.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐ kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Camera boven de kentekenplaat
op de achterklep / linker
achterdeur
De camerabeelden verschijnen op
het Info-Display 3 115.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐ keld.
Page 239 of 291
Verzorging van de auto237Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter een klep
in het instrumentenpaneel links.
Trek de klep linksboven en dan rechts
eraf.
Nr.Stroomkring1Inductief opladen, koppelings‐
schakelaar, Selective Ride
Control, stuurbekrachtiging,
dieseluitlaatsysteem, binnen‐
spiegel4Claxon6Voorruitsproeiers7Elektrische aansluiting achterin10Portierslot12Diagnosestekker, voedings‐
transformatorNr.Stroomkring13Head-updisplay, klimaatrege‐
ling, Infotainmentsysteem14Diefstalalarmsysteem, telemati‐
camodule15Automatische versnellingsbak,
instrumentengroep, klimaatre‐
geling16Startmotor, voedingstransfor‐
mator17Instrumentengroep19Aanhangeraansluiting, stuurbe‐
dieningsknoppen21Diefstalalarmsysteem, Aan/Uit-
knop22Achteruitkijkcamera, regen- en
lichtsensor23Gordelverklikker, speciale
boordregelmodule, start-stop,
aanhangeraansluiting24Parkeerhulp, Infotainmentsys‐
teem, achteruitkijkcamera, blin‐
dehoekcamera25Airbag
Page 240 of 291
238Verzorging van de autoNr.Stroomkring26Stuuruitslagsensor27Parkeerverwarming29Infotainment-systeem31–32Stekkerdoos34Parkeerhulp, binnenspiegel35Diagnosestekker, koplampver‐
stelling, voorruitverwarming,
klimaatregeling36Interieurverlichting, USB-poortBoordgereedschap
Gereedschap
Auto's met reservewiel
Open de klep van de opbergvakken
voetenruimte 3 77.
Het sleepoog en de gereedschappen
liggen in het opbergvak onder de
voorstoel links.
Page 282 of 291
280KlantinformatieBluetooth SIG, Inc.
Bluetooth ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.DivX, LLC
DivX ®
en DivX Certified ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van DivX,
LLC.Google Inc.
Android™ en Google Play™ Store
zijn handelsmerken van Google Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden
in uw auto gemonteerd. Regeleenhe‐ den verwerken gegeven die, bijvoor‐
beeld, afkomstig zijn van autosenso‐
ren of die de regeleenheden zelf
aanmaken of onderling uitwisselen.
Sommige regeleenheden zijn vereist
voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens
het rijden (rijhulpsystemen) of verzor‐ gen comfort- of Infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie
over gegevensverwerking in de auto.
U vindt extra informatie over welke
specifieke gegevens worden
geüpload, opgeslagen en doorgege‐
ven aan derden en voor welke doel‐
einden in uw auto onder het trefwoord
Gegevensbescherming gekoppeld
aan de verwijzingen voor de desbe‐
treffende functionele eigenschappen
in de desbetreffende gebruikershand‐leiding of in de algemene verkoop‐
voorwaarden. U kunt deze ook online
inzien.
Bedieningsgegevens in de auto Regeleenheden verwerken gege‐
vens voor bediening van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten,
bijvoorbeeld:
● statusinformatie over de auto (bijv. snelheid, vertraging, dwars‐
versnelling, wielsnelheid,
schermpje "veiligheidsgordels
omgedaan")
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur, regensensor,
afstandssensor)
De meeste van deze gegevens zijn
vluchtig van aard en worden alleen in de auto zelf verwerkt, zodat ze niet
buiten de bedieningsperiode om
bewaard blijven. Regeleenheden
(met inbegrip van de autosleutel)
gebruiken vaak een voorziening voor
gegevensopslag. Dit om tijdelijke of
permanente opslag mogelijk te
maken met betrekking tot de autocon‐
ditie, de belasting van componenten,
Page 289 of 291
287PPanne ......................................... 253
Panoramadak .............................. 46
Panoramazichtsysteem ..............201
Parkeerhulp ............................... 191
Parkeerlichten ............................ 131
Parkeerrem ................................ 166
Parkeerverwarming ....................143
Parkeren .............................. 19, 156
Park pilot met ultrasoonsensoren 191
Partikelfilter ................................. 157
Passagiersstoel voor Tafelstand ................................. 50
Pechhulp..................................... 124
Peilsensor motorolie ...................103
Persoonlijke instellingen ............120
Portieren ........................... 30, 31, 33
Portier open ............................... 112
Profieldiepte ............................... 242
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 283
REACH ....................................... 279
Regelbare instrumentenverlichting ...........132
Regensensor .............................. 111
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 280
Remassistentie .......................... 169Rem- en koppelingssysteem .....107
Remmen ............................ 165, 225
Remvloeistof ...................... 225, 264
Reservewiel ............................... 248
Richtingaanwijzers ............104, 130
Richtingaanwijzers voor ............. 231
Rolschermen ............................... 46
Rugleuning neerklappen .............50
Rugleuning passagiersstoel voor neerklappen ......................50
Ruiten ........................................... 42
Rijgedrag en aanhangertips ......214
Rijregelsystemen ........................169
Rijverlichting ........................ 12, 110
S Schakelen ........................... 108, 162
Schakelhendel ............................ 162
Schakel motor uit ........................106
Scheidingsrooster bagageruimte ..85
Schuifdeur ................................... 30
Selectieve katalysatorreductie ....158
Selective Ride Control ................172
Service ............................... 147, 261
Service-display .......................... 103
Service-indicatie ........................106
Service-informatie ...................... 261
Sjorogen ...................................... 82
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21Sneeuwkettingen .......................243
Snelheidsbegrenzer ...........112, 176
Snelheidsmeter .......................... 101
SOS ............................................ 124
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................224
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................149
Starthulp gebruiken ...................252
Stoelen aanbrengen .....................55
Stoelen verwijderen ......................55
Stoelpositie .................................. 48
Stoelverstelling ........................7, 49
Stoelverwarming ........................... 53
Stop/Start-systeem .....................153
Storing ....................................... 164
Storingsindicatielamp ................106
Sturen ......................................... 149
Stuurbedieningsknoppen .............93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 93
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole .........................107
Systeem voor gecontroleerde afdaling .......................... 108, 170
T
Tanken ....................................... 212
Te laag brandstofpeil .................110
Toerenteller ............................... 102