OPEL COMBO E 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 31 of 287

Sleutels, portieren en ruiten29
Deze functies is op ieder gewenst
moment te activeren of te deactive‐
ren. Druk, bij ingeschakeld contact,
op Q totdat een akoestisch signaal
klinkt en het bijbehorende bericht
verschijnt.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie vergrendelt automatischalle portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep kort nadat u deze met de
handzender of elektronische sleutel
heeft ontgrendeld, vooropgesteld dat
er geen portier openstaat.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Mechanische kindersloten
Draai het kinderslot in het achterpor‐
tier in de verticale stand. Het portier
kan niet meer van binnen worden
geopend.
Om de functie te deactiveren, draait u het kinderslot in de horizontale stand.

Page 32 of 287

30Sleutels, portieren en ruitenElektrische kindersloten
Afhankelijk van de versie zit de toets
R mogelijk in het bestuurdersportier
of onder de lichtschakelaar.
Op afstand bediend systeem dat
voorkomt dat de achterportieren via
de binnenportiergrepen te openen de
achterste zijruiten te bedienen zijn.
Inschakelen
Druk op R. Het controlelampje in de
knop gaat branden en er verschijnt
een bevestigingsbericht. Het contro‐
lelampje blijft branden totdat het
kinderslot wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
Toets R nogmaals indrukken. Het
controlelampje in de knop dooft en
verschijnt een bevestigingsbericht.
Het controlelampje blijft branden
terwijl het kinderslot wordt ingescha‐ keld.Portieren
Schuifdeur
Openen
Trek na het ontgrendelen aan de
deurhandgreep buiten en schuif de
deur naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt.

Page 33 of 287

Sleutels, portieren en ruiten31
U opent de deur van binnen door
tegen de handgreep te duwen en de
deur naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt te schuiven.
Sluiten U sluit de deur van buiten door aan de
deurhandgreep te trekken en de deur
naar voren te schuiven totdat deze
vergrendelt.
U sluit de deur van binnen door tegen
de handgreep te duwen en de deur tot
voorbij het weerstandspunt te schui‐
ven. Gebruik daarna de gevormde
uitsparing aan de bovenkant van de deurstijl om de deur naar voren te
schuiven totdat deze vergrendelt.
Voorzichtig
Controleer vóór het wegrijden of
de zijschuifdeur geheel gesloten is en dicht zit.
Voorzichtig
Open de zijschuifdeur nietwanneer de tankklep nog open is.
9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande zijschuifdeur rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Tanken 3 212.
Achterdeuren
Ontgrendel de achterdeuren met de
afstandsbediening of door aan de
sleutel in het achterdeurcilinderslot te draaien.
Centrale vergrendeling 3 25.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur openen.
Om de achterdeur links te openen
aan de buitenkruk trekken.

Page 34 of 287

32Sleutels, portieren en ruiten
De deur wordt van de binnenkant
geopend door aan de binnenste
handgreep te trekken.
De rechter achterdeur wordt ontgren‐ deld met de hendel.9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere appa‐
ratuur zoals aanbevolen door het
verkeersreglement in uw land.
De deuren worden met deurvangers onder een hoek van 90° gehouden.
Open de deuren 180° door op de klink
te drukken en deze in de gewenste
stand te openen. Controleer vóór het
sluiten van de portieren of de vergren‐
delstangen in de stand 90º staan.9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Altijd eerst de rechter deur sluiten en
daarna de linker deur.
Centrale vergrendeling 3 25.

Page 35 of 287

Sleutels, portieren en ruiten33Rijden met een open laadruimte
Alleen in uitzonderlijke gevallen kunt
u met de rechterachterdeur open
rijden, bijv. als u lange voorwerpen
moet vervoeren. Open eerst de
linker- en dan de rechterdeur. Sluit
daarna de linkerdeur en vergrendel
deze.
9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten
giftige koolmonoxide. Deze stof is
kleur- en geurloos en kan bij
inademen dodelijk zijn.
Bij het rijden met een open laad‐
ruimte kunnen er uitlaatgassen in
de auto komen. Open de ruiten.
Let op
Gebruik niet de achterdeur links om
voorwerpen op hun plaats te
houden.
Zet indien mogelijk voorwerpen met
spanbanden aan de sjorogen vast
3 82.
Voorzichtig
Zorg bij het rijden met een open
laadruimte altijd dat de lading
goed vastgezet is.
Zie voor meer informatie "Bela‐
dingsinformatie" 3 90.
Ga altijd te werk volgens lokale of
nationale voorschriften.
Bagageruimte
Achterklep
Openen
Druk afhankelijk van de versie op
' om de achterklep te ontgrende‐
len.

Page 36 of 287

34Sleutels, portieren en ruiten
Druk, na ontgrendeling, op de middel‐ste achterklepknop en open de
achterklep.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Duw niet op de middelste achterklep‐
knop tijdens het sluiten, omdat de
achterklep dan weer wordt ontgren‐
deld.
Druk met de elektronische sleutel
buiten de auto en binnen een bereik
van ongeveer één meter van de
achterklep op de linkerachterklep‐
knop om de auto te vergrendelen.
Centrale vergrendeling 3 25.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.

Page 37 of 287

Sleutels, portieren en ruiten35Let op
Bij lage buitentemperaturen gaat de
achterklep wellicht niet vanzelf
geheel open. Til de achterklep in dat
geval met de hand tot in de normale
eindstand.
Achterklep in noodsituaties van
binnenuit openen
Via een toegangsopening tussen het
portier en de vloer kan de achterklep‐
grendel met een geschikt gereed‐
schap worden ontgrendeld. Druk op
de hendel links om de achterklep te
ontgrendelen en te openen.
Achterruit
De achterste zijruit kan worden
geopend voor toegang tot de baga‐
geruimte zonder de achterklep te
openen.
De achterklep en de achterste zijruit
kunnen niet tegelijkertijd worden
geopend.
Openen
Druk, na ontgrendeling, op de rech‐
terachterklepknop en open de achter‐
ste zijruit.
Sluiten
Druk op het midden van de achterste zijruit totdat deze volledig gesloten is.

Page 38 of 287

36Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐ liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Fysieke sleutel: Steek de sleutel erin en draai deze twee keer binnen 5
seconden rechtsom.
Bediening op afstand: Druk binnen
vijf seconden tweemaal op N van de
handzender.
Elektronische sleutel: Druk twee keer binnen vijf seconden met een vinger
of duim op één van de portiekrukken
(in de gemarkeerde gebieden)
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
Inschakelen Contact moet uitgeschakeld zijn. Alle
portieren moeten gesloten zijn en de
elektronische sleutel mag niet in de
auto blijven. Anders kan het systeem
niet worden geactiveerd.
● Handzender: De bewaking van de deuren, achterklep en motor‐kap wordt geactiveerd wanneer
er 5 seconden zijn verstreken na
vergrendeling van de auto door
op e te drukken. De bewaking
van het interieur samen met de
naburige bagageruimte wordt
geactiveerd wanneer er45 seconden zijn verstreken na
vergrendeling van de auto door
op e te drukken.
● Elektronisch sleutelsysteem: De bewaking van de portieren,
achterklep en motorkap wordt geactiveerd wanneer er
5 seconden zijn verstreken na
vergrendeling van de auto door
met een vinger of duim het
gemarkeerde gebied van een
van de voorportiergrepen aan te
raken. De bewaking van het inte‐
rieur met de naastgelegen baga‐
geruimte wordt geactiveerd
wanneer er 45 seconden zijn
verstreken na vergrendeling van
de auto door met een vinger of
duim het gemarkeerde gebied
van een van de voorportiergre‐
pen aan te raken.
De activering wordt bevestigd door
het knipperen van de status-led en het kort oplichten van de richtingaan‐
wijzers.
Als een deur of de achterklep niet
correct is gesloten en de auto is
vergrendeld via de bediening op
afstand of het elektronische

Page 39 of 287

Sleutels, portieren en ruiten37sleutelsysteem, blijft de auto ontgren‐
deld. Echter, het diefstalalarmsys‐
teem wordt na 45 seconden geacti‐
veerd.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van het interi‐
eur uit als u dieren in de auto achter‐ laat, om te voorkomen dat hoge ultra‐
sone tonen of bewegingen het alarm
activeren. Schakel ze ook uit
wanneer de auto op een veerboot of
een trein staat.
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Druk binnen 10 seconden op U
totdat de led in de toets perma‐
nent brandt.
3. Stap uit de auto.
4. Vergrendel de auto onmiddellijk met de bediening op afstand, doormet een vinger of duim op een van
de portiergrepen (in de gemar‐
keerde gebieden) of op de achter‐ klepknop te drukken.
De activering wordt aangegeven door het knipperen van de status-led.
Melding
Het led-lampje in de knop voor
centrale vergrendeling knippert, als
het diefstalalarmsysteem geactiveerd
is.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.Uitschakelen
Handzender: Bij ontgrendeling van de auto door indrukken van c wordt het
diefstalalarmsysteem gedeactiveerd.
Elektronisch sleutelsysteem: Bij
ontgrendeling van de auto door met
een vinger of duim het gemarkeerde
gebied van een van de voorportier‐
grepen aan te raken wordt het dief‐
stalalarmsysteem gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer één
meter van het desbetreffende portier
buiten de auto bevinden.

Page 40 of 287

38Sleutels, portieren en ruitenHet systeem is niet te deactiveren
door ontgrendeling van het bestuur‐
dersportier met de sleutel of met de
centralevergrendelingsknop in het
interieur.
Let op
Als de auto wordt ontgrendeld en
geen portier wordt geopend, wordt de auto na 30 seconden weer
vergrendeld. In dat geval wordt ook
het diefstalalarm weer ingescha‐
keld.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem kan
worden gedeactiveerd door c in te
drukken, door het gemarkeerde
gebied van een van de voorportier‐ grepen met elektronisch sleutelsys‐
teem aan te raken. De led in de toets
U dooft en de richtingaanwijzers
knipperen eventjes.Een geactiveerd alarm, dat niet is
onderbroken door de bestuurder,
wordt aangegeven door het snel knip‐
peren van de led in de toets U. Als
het contact wordt ingeschakeld, stopt
het knipperen meteen.
Als de accu van de auto moet worden ontkoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet de alarmsi‐
rene als volgt worden gedeactiveerd:
schakel het contact in en uit en
ontkoppel de accu van de auto binnen
15 s
Wacht na hernieuwde aansluiting van de accu (bijv. na onderhoudswerk)
10 minuten alvorens de motor
opnieuw te starten.
Auto vergrendelen zonder het
diefstalalarm te activeren
Vergrendel de auto door de geïnte‐ greerde sleutel van de bediening op
afstand of het elektronische sleutel‐
systeem in het cilinderslot van het
bestuurdersportier te steken en te
draaien.Bediening op afstand defect
Ontgrendel de auto door de geïnte‐
greerde sleutel van de bediening op
afstand of het elektronische sleutel‐
systeem in het cilinderslot van het
bestuurdersportier te steken en te
draaien.
Open het bestuurdersportier.
De claxon van het diefstalalarmsys‐
teem klinkt.
Schakel het contact in.
De claxon klinkt niet meer en de
status-led dooft.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 290 next >