ESP OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 139 of 237

Rijden en bediening137Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.9 Waarschuwing
Bij gebruik van een kentekenplaat‐
steun werkt de radarmodule
mogelijk minder goed en de
sensor mogelijk beperkt. Het
systeem detecteert mogelijk geen
voorliggers en/of voetgangers
vóór de auto.
Gebruik geen kentekenplaat‐
steun, zodat het systeem goed
kan werken.
Werking
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie en de gedetecteerde voorwerpen
zijn er diverse bedrijfssnelheden.
Bij auto's die alleen zijn uitgerust met een frontcamera werkt de actieve
noodrem bij snelheden tussen
5 km/u en 80 km/u wanneer er een
voertuig is gedetecteerd.
Bij auto's die zijn uitgerust met radar‐
sensor en frontcamera werkt de
actieve noodrem bij snelheden
tussen 5 km/u en 140 km/u wanneer
er een voertuig is gedetecteerd.
De actieve noodrem werkt alleen
wanneer de veiligheidsgordels van de inzittenden voorin zijn omgedaan.
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● slimme remassistentie
● frontaanrijdingswaarschuwing
● voetgangersbescherming vóórAnticiperend remsysteem
Bij het naderen van een voorligger of
een voetganger met een zodanige
snelheid dat een aanrijding waar‐
schijnlijk is, zet het anticiperend
remsysteem een lichte remactie in.
Dit verkort de responstijd, wanneer
remmen vereist is.
Automatisch noodstopsysteemNa activering van het anticiperend
remsysteem en net voor het moment
van aanrijding oefent deze functie
automatisch een beperkte remkracht
uit om de snelheid te verlagen of een botsing te voorkomen.
Als het actieve noodstopsysteem
werkt, knippert m op de instrumen‐
tengroep.
De noodstop is alleen mogelijk bij
detectie van een voorligger of voet‐
ganger vóór de auto.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 139
Voetgangersbescherming vóór
3 142

Page 156 of 237

154Rijden en bediening
Het scherm van het Info-Display is in
tweeën gesplitst. Rechts staat een
bovenaanzicht van de auto en links
een achteraanzicht. De parkeersen‐
soren vormen een aanvulling op het
panoramische bovenaanzicht van de
auto.
Inschakelen Het panoramazichtsysteem wordtgeactiveerd door:
● achteruitversnelling inschakelen● snelheden tot 13 km/u
Werking
Links op het display kunt u de
verschillende weergaven kiezen.
Wijzig het soort weergave te allen tijde tijdens een manoeuvre door het
aanraakveld onderin het display aan
te raken en een weergave uit het
weergaveselectiemenu te selecteren:
● Standaardweergave
● Auto-modus
● Ingezoomde weergave
● 180°-weergave
Bij het kiezen van een bepaalde
weergave wordt het display onmid‐
dellijk bijgewerkt.
Auto-modus is standaard geacti‐
veerd. In deze modus kiest het
systeem op basis van de informatie
van de parkeersensoren de beste
weergave, de standaardweergave of
ingezoomde weergave.
De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact niet in het geheugen staan.Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt
weergegeven op het scherm. De verticale lijnen geven de breedte vande auto aan met de spiegels uitge‐
klapt. De lijnen buigen met het stuur‐
wiel mee.
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de
Auto-modus of in het menu voor
Weergavekeuze.

Page 176 of 237

174Verzorging van de autoWanneer de auto rijdt, deactiveert destroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Elektrische aansluiting
De stroomaansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Stroomspaarmodus
In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.
Overschakelen op de
stroomspaarmodus
Bij het activeren van de stroomspaar‐ modus verschijnt er een melding op
het Driver Information Center.
Een actief telefoongesprek met de
optie handsfree wordt nog zo'n
10 minuten aangehouden.

Page 203 of 237

Verzorging van de auto201Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Een ontdooimiddel alleen in drin‐
gende gevallen gebruiken, omdat het ontvettend werkt en de werking van
de sloten belemmert. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot aan invloeden van buitenaf.
Vogeluitwerpselen, dode insecten, boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting De afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Polijsten is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Kunststof carrosseriedelen mogen
niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en wisserbladen
Schakel de wissers vóór het werken
in hun bereik uit.

Page:   < prev 1-10 11-20