Display OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 5 of 237

Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Raadpleeg de onderdelen "Service en onderhoud", "Technische gege‐
vens", het typeplaatje en de nationale
registratiedocumenten van de auto.
Inleiding
Uw auto is de intelligente combinatie
van vernieuwende techniek, overtui‐ gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐
ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschooldespecialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties, niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
● Richtingaanduidingen in de beschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.

Page 6 of 237

4Inleiding● Displays ondersteunen mogelijkuw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.
Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Uw Opel-team

Page 9 of 237

Kort en bondig71Elektrische ruitbediening .......23
2 Buitenspiegels ......................20
3 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................... 99
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dim-/grootlicht .... 86
Parkeerlichten ....................... 87
Knoppen voor Driver
Information Center ................73
5 Cruisecontrol ...................... 124
Adaptieve cruisecontrol ......129
Snelheidsbegrenzer ............126
Verwarmd stuurwiel ..............55
6 Instrumenten ......................... 63
Driver Information Centre ...... 73
7 Bedieningselementen van
infotainment
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 56
9 Aan/Uit-knop ....................... 103
10 Centrale vergrendeling ........11
11 Middelste luchtroosters ........9912Bedieningselementen
voor display .......................... 75
13 Status-led alarmsysteem .....18
14 Info-Display .......................... 75
15 Alarmknipperlichten .............86
16 Handschoenenkastje ...........47
17 Verwarming en ventilatie .....92
18 USB-laadpoort .....................59
19 Elektrische aansluiting ..........59
20 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 143
Lane Keep Assist ................158
Stop/Start-systeem .............106
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 122
21 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................118
Automatische
versnellingsbak ..................114
22 Handbediende handrem ....119
Elektrische handrem ..........119
23 Contactslot .......................... 10224Stuurwiel verstellen ..............55
25 Claxon .................................. 56
26 Zekeringhouder ..................182
27 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 169
28 Lichtschakelaar ....................81
Koplampverstelling ............... 83
Mistlampen /
mistachterlichten ..................87
Instrumentenverlichting ........88

Page 14 of 237

12Sleutels, portieren en ruitenLet op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Werking van handzender
Ontgrendelen
a indrukken.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 78.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke
instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alle portieren, de achterklep en de tankvulklep zijn met één druk
op a te ontgrendelen.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep zijn met één druk
op a te ontgrendelen. Om alle
portieren, de achterklep en de
tankvulklep te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op a.
Kies de relevante instelling in
Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 78.
Achterklep ontgrendelen
Druk op ? om alleen de achter‐
klep te ontgrendelen.
Ontgrendelen en openen van de achterklep 3 17.Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
b indrukken.
Bij een niet goed gesloten auto werkt de centrale vergrendeling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐ knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 78 is geactiveerd.

Page 15 of 237

Sleutels, portieren en ruiten13Werking elektronisch
sleutelsysteem
Dit systeem biedt de mogelijkheid om
de auto automatisch eenvoudig te
vergrendelen en te ontgrendelen door detectie van de elektronische sleutel.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden.
● Zone 1: inschakelen van instap‐ verlichting
● Zone 2: automatisch vergrende‐ len bij uitstappen
● Zone 3: automatisch ontgrende‐ len bij naderen van de auto
Let op
Na een korte tijd na automatische
ontgrendeling wordt de auto weer
vergrendeld als er geen portier is
geopend.
Als het contact gedurende meer dan
negen dagen uitgeschakeld is of als
de accu van de auto niet voldoende
opgeladen is, wordt de automatische functie uitgeschakeld. Steek een
hand achter de portiergreep van het
bestuurdersportier om de auto te
ontgrendelen of druk op de achter‐
klepknop.
Ontgrendelen
De ontgrendelmodus kan worden ingesteld in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden ontgren‐
deld.
● Alle portieren, de achterklep en de tankvulklep worden ontgren‐
deld.
Persoonlijke instellingen 3 78.Bediening met toetsen op de
elektronische sleutel
De centrale vergrendeling kan ook
worden bediend met de toetsen op de
elektronische sleutel.
Druk op a om te ontgrendelen.
Druk op b om te vergrendelen.
Druk ? om alleen de achterklep
te ontgrendelen.
Werking van handzender 3 11.

Page 56 of 237

54Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................55
Stuurwielverstelling ...................55
Stuurbedieningsknoppen ...........55
Verwarmd stuurwiel ...................55
Claxon ....................................... 56
Wis- en wasinstallatie voorruit ...56
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 58
Buitentemperatuur .....................58
Klok ........................................... 59
Elektrische aansluitingen ...........59
Inductief opladen .......................60
Aansteker .................................. 61
Asbakken ................................... 61
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................62
Instrumentengroep ....................62
Snelheidsmeter ......................... 63
Kilometerteller ........................... 63
Dagteller .................................... 63
Toerenteller ............................... 64
Brandstofmeter .......................... 64
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 64Peilsensor motorolie..................65
Service-display .......................... 65
Controlelampen ......................... 66
Richtingaanwijzers ....................66
Gordelverklikker ........................66
Airbag en gordelspanners .........67
Airbag-deactivering ...................67
Laadsysteem ............................. 67
Storingsindicatielamp ................68
Service-indicatie ........................68
Schakel motor uit .......................68
Systeemcontrole ........................68
Rem- en koppelingssysteem .....68
Handrem .................................... 68
Elektrische handrem ..................69
Elektrische handrem defect .......69
Automatische bediening van elektrische handrem uit ............69
Antiblokkeersysteem (ABS) .......69
Schakelen .................................. 69
Lane keep assist .......................69
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....70
Koelvloeistoftemperatuur ...........70
Voorverwarming ........................70
Uitlaatfilter ................................. 70
AdBlue ....................................... 71
Drukverliesdetectiesysteem ......71
Motoroliedruk ............................. 71
Te laag brandstofpeil .................71Autostop.................................... 71
Rijverlichting .............................. 72
Dimlicht ...................................... 72
Groot licht .................................. 72
Grootlichtassistentie ..................72
LED-koplampen .........................72
Mistlampen voor ........................72
Mistachterlicht ........................... 72
Regensensor ............................. 72
Actief noodstopsysteem ............72
Portier open ............................... 73
Displays ....................................... 73
Driver Information Center ..........73
Info-Display ............................... 75
Boordinformatie ........................... 76
Geluidssignalen .........................77
Persoonlijke instellingen ..............78
Telematicaservices ......................79
Opel Connect ............................ 79

Page 61 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen599Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden weergegevenop het Info-Display.
Het instellen van de datum en de tijd
staat beschreven in de handleiding
Infotainment.
Info-Display 3 75.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan 120 W.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Sluit geen accessoires aan die
stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het
gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 106.USB-poorten
Er bevindt zich een USB-poort in de
middenconsole.

Page 62 of 237

60Instrumenten en bedieningsorganenAfhankelijk van de versie zit er moge‐lijk een USB-poort naast het Info-
Display.
Er zit mogelijk nog meer USB-poorten in de console achter.
De sleuf onder de USB-poorten aan
de achterkant van de opbergbak is
bedoeld voor bevestigen van een
extra bekerhouder.
De USB-poorten zijn bestemd voor
het opladen van externe apparaten
en maken gegevensuitwisseling met
het Infotainmentsysteem mogelijk.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Neem vóór het opladen van een
mobiel apparaat alle metalen
voorwerpen van de oplader,
omdat deze voorwerpen zeer heet kunnen worden.
Voor het opladen van een toestelmoet het contact ingeschakeld zijn.
Een mobiel toestel opladen:
1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplaad‐
zone. Let op: leg het mobiele
apparaat niet op de positioneer‐
hulpmiddelen boven en onder de
oplaadzone.
Met Qi compatibele mobiele toestel‐
len kunnen inductief worden opgela‐ den.
Voor het inductief opladen van
bepaalde mobiele telefoons is moge‐
lijk een slede met een geïntegreerde
spoel of een aansluiting vereist.

Page 67 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen65Controlelampje 2 gaat branden als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Zet de motor onmiddellijk uit.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Peilsensor motorolie
Volgens de service-informatie
verschijnt het motoroliepeil op het
Driver Information Center gedurende
enkele seconden na het inschakelen
van het contact.
Een correct motoroliepeil wordt
aangegeven via een melding.
Als het oliepeil laag is, knippert T
en verschijnt er een melding, in
combinatie met het lampje C. Meet
het motoroliepeil met behulp van de
peilstaaf en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 170.
Een meetfout wordt aangegeven via
een melding. Meet het motoroliepeil
handmatig met behulp van de peil‐
staaf.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 205.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
enkele seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als er de komende 3000 km of meer
geen onderhoud vereist is, verschijnt
er geen service-informatie op het
display.
Als er binnen de komende 3000 km
onderhoud vereist is, verschijnt de resterende afstand tot de volgende
beurt, de afgelegde afstand sinds delaatste beurt of de resterende tijd tot
de volgende beurt gedurende enkele
seconden. Als geheugensteuntje licht
het symbool C even op.
Als er binnen 1000 km onderhoud
vereist is, verschijnt de resterende
afstand tot de volgende beurt, de
afgelegde afstand sinds de laatste
beurt of de resterende tijd tot de
volgende beurt gedurende enkele
seconden. Als geheugensteuntje licht C continu op.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. C knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Service-interval resetten Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit

Page 68 of 237

66Instrumenten en bedieningsorganen
● houd SET / CLR ingedrukt
● schakel het contact in, de afstandsaanduiding telt af
● laat wanneer het display =0
aangeeft SET / CLR los
Het symbool C verdwijnt.
Service-informatie oproepen De status van de service-informatie
kan te allen tijde worden opgevraagd
via het Info-Display. Druk op
Controleren in het menu Boordinstel‐
lingen. De service-informatie blijft
enkele seconden op het display
staan.
Info-Display 3 75.
Service-informatie 3 205.
Controlelampen
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampjes verschillen. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampjes korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 62.
Richtingaanwijzers 1 brandt of knippert groen.
Brandt kort
De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Vervangen van lampen 3 176.
Richtingaanwijzers 3 86.
Gordelverklikker Gordelverklikker voor alle stoelen
a brandt of knippert rood op de
instrumentengroep samen met de
aanduiding op de dakconsole voor
elke veiligheidsgordel.

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 50 next >