OPEL CROSSLAND X 2017.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 81 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen799Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display 3 97 weergegeven.
Datum en tijd instellen, zie handlei‐
ding Infotainment.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Er zit nog een elektrische aansluiting
in de console tussen de voorstoelen.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer het contact is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Stekkerdozen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 136.
USB-laadpoort
Er zitten een of twee USB-poorten in
de middenconsole. Beide USB-poor‐ ten zijn voorbereid voor het opladen
van apparaten.
Page 82 of 255
80Instrumenten en bedieningsorganenWanneer er twee USB-poorten
beschikbaar zijn, kunt u de bovenste
USB-poort gebruiken voor aansluiting van een telefoon voor telefoonprojec‐
tie.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Voor het opladen van een apparaat
moet het contact ingeschakeld zijn.
De oplader zit in de opbergvak onder
de klimaatregeling.
Een mobiele telefoon opladen: 1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplader in
het opbergvak.
Het led-lampje geeft de oplaadstatus aan: het licht groen op, wanneer de
mobiele telefoon wordt opgeladen.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het opladen van een mobiele
telefoon is eventueel een slede met
een geïntegreerde spoel (zoals voor
een Samsung 4 en 5) of een aanslui‐ ting (zoals voor sommige iPhone-
modellen) nodig.
Om in de oplader te kunnen passen
mag de mobiele telefoon niet breder
dan 8 cm en niet langer dan 15 cm
zijn.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
Page 83 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen81
Een verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.
Page 84 of 255
82Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
Afhankelijk van de uitvoering zijn er
twee instrumentengroepen verkrijg‐ baar:
Page 85 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen83Instrumentengroep Baselevel
Page 86 of 255
84Instrumenten en bedieningsorganenInstrumentengroep Midlevel
Page 87 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen85OverzichtORichtingaanwijzer
3 89XGordelverklikker 3 89vAirbags en gordelspan‐
ners 3 89VAirbag deactiveren
3 90pLaadsysteem 3 90ZStoringsindicatielamp
3 90HLaat auto spoedig
nakijken 3 90STOPPENSchakel motor uit
3 90JSysteemcontrole 3 90RRem- en koppelingssys‐
teem 3 91uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 91RSchakelen 3 91)Lane Departure
Warning 3 91bElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem 3 91aElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem uit
3 92!Voorverwarmen 3 92%Roetfilter 3 92YAdBlue 3 92wSpanningsverliesde‐
tectie 3 93IMotoroliedruk 3 93Y oTe laag brandstofpeil
3 93W oKoelvloeistoftempera‐
tuur te hoog 3 92DAutostop 3 938Buitenverlichting 3 939Dimlicht 3 94CGroot licht 3 93fGrootlichtassistent
3 94>Mistlamp 3 94øMistachterlicht 3 94<Regensensor 3 94BBlindehoeksysteem
3 165mCruisecontrol 3 94ßSnelheidsbegrenzer
3 94LVerkeersbordherken‐
ning 3 94hPortier open 3 94
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 88 of 255
86Instrumenten en bedieningsorganenKilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De geregistreerde afstand sinds de
laatste nulstelling verschijnt op het
Driver Information Center.
De dagteller telt tot 9.999 km en
begint dan weer bij 0.
Druk 2 seconden lang op L om de
dagteller op nul te stellen.
Er zijn twee dagtellerpagina's te
kiezen in het menu dagteller-/
verbruiksinformation voor verschil‐
lende ritten 3 95.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 89 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen87Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelampje o.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op bedrijfstem‐
peratuur90:normale bedrijfstemperatuur130:koelvloeistoftemperatuur te
hoog
Controlelamp o gaat branden als de
motorkoelvloeistoftemperatuur te
hoog is.
Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is
of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het aangegeven
vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Page 90 of 255
88Instrumenten en bedieningsorganen
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
zeven seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als de komende 3000 km of meer geen service vereist is, verschijn er
geen service-informatie op het
display.
Als er binnen 3000 km geplande
service moet worden verricht, blijft de
resterende afstand of tijd meerdere
seconden lang staan. Als geheugen‐
steuntje blijft het symbool F constant
branden.
Als de geplande service binnen
minder dan 1000 km moet worden
verricht, gaat F eerst knipperen en
vervolgens continu branden. De
resterende afstand of tijd blijven
meerdere seconden lang staan.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. F knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Service-interval resetten
Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● houd toets M of CHECK inge‐
drukt
● schakel het contact in: de afstandsaanduiding telt af
● laat de knop los, wanneer =0 op
het display staat. Het symbool F
verdwijntService-informatie oproepen
U kunt op ieder gewenst moment
actuele service-informatie oproepen
door te drukken op M of CHECK .
De service-informatie blijft enkele
seconden op het display staan.
Service-informatie 3 221.
Controlelampjes De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij het
inschakelen van het contact lichten
de meeste controlelampjes korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging