OPEL CROSSLAND X 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 231 of 269
Verzorging van de auto229Andere auto slepen
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Steek een schroevendraaier in de
gleuf onder aan de afdekking. Maak
de afdekking los door de schroeven‐
draaier voorzichtig omlaag te bewe‐
gen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 212.
Schroef het sleepoog erin en draai
het tot aan de aanslag in de horizon‐
tale stand vast.
Sjoroog onder aan de achterkant van
de auto nooit als sleepoog gebruiken.
Bevestig een sleepkabel – beter is
een sleepstang – aan het sleepoog.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐ oog.
Steek de kap met de bovenste flens
in de uitsparing en druk de kap vast.
Page 232 of 269
230Verzorging van de autoVerzorging van uiterlijkVerzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Gebruik genotsmiddelen alleen in
dringende gevallen, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten, boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Breng regelmatig was op het lakwerk
van de auto aan.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
vier tot negen.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoom- of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat de scharnieren van alle portieren smeren door een werkplaats.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting
De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Zet de auto regelmatig in de was
(uiterlijk wanneer het water geen
druppeltjes meer vormt). Anders zal
het lakwerk uitdrogen.
Page 233 of 269
Verzorging van de auto231Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek en
ruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐
gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen (bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen
et cetera), zuurhoudende of sterk alkalische middelen dan wel schuur‐
sponzen gebruiken.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en indien nodig een
nieuwe waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.
Page 234 of 269
232Verzorging van de autoAutogasinstallatie9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor spuitwerk en bij gebruik van een
moffelcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de lpg-tank worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan de auto‐
gasinstallatie aan.
Trekhaak
Reinig de kogelstang niet met een
stoom- of hogedrukreiniger.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik indien nodig water en milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Indien nodig een interieurreiniger
gebruiken. Geen andere middelen
gebruiken. Vooral geen oplosmidde‐
len of brandstof. Niet schoonmaken
met hogedrukreinigers.
Page 235 of 269
Service en onderhoud233Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................233
Service-informatie ...................233
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............235
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................235Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, frequent stoppen en
optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, afmosfeer met zanddeel‐
tjes of grote hoeveelheden stof, ritten
op grote hoogte en grote tempera‐
tuurschommelingen.
In dergelijke zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker worden
verricht dan met het reguliere service-interval dat op het service-display
verschijnt. Raadpleeg een werkplaats
voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 88.
Service-intervallen - landengroep 1
Aan de auto moet om de 25.000 km
onderhoud worden verricht, of na één
jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij
anders vermeld op het service-
display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Andorra, Oostenrijk, België, Cyprus,
Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Groenland,
IJsland, Ierland, Italië, Liechtenstein,
Luxemburg, Malta, Monaco, Neder‐
land, Noorwegen, Portugal, San
Marino, Spanje, Zweden, Zwitser‐
land, Verenigd Koninkrijk.
Page 236 of 269
234Service en onderhoudService-intervallen - landengroep
2
Aan een auto met motortype EB2F,
EB2DT of EB2DTS moet om de
15.000 km onderhoud worden
verricht, of na één jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display. Aan een auto met
een ander motortype dan genoemd
moet om de 25.000 km onderhoud
worden verricht, of na één jaar, wat
het eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Albanië, Estland, Letland, Litouwen,
Macedonië, Montenegro, Polen,
Servië, Slovenië.
Service-intervallen - landengroep
3
Aan een auto met motortype EB2DTS
moet om de 10.000 km onderhoud
worden verricht, of na één jaar, wat
het eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display. Aan
een auto met motortype EB2F of
EB2DT moet om de 15.000 km onder‐houd worden verricht, of na één jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display. Aan
een auto met een ander motortype
dan genoemd moet om de
25.000 km onderhoud worden
verricht, of na één jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroa‐ tië, Republiek Tsjechië, Hongarije,Roemenië, Slowakije.
Service-intervallen - landengroep
4
Aan de auto moet om de 10.000 km
onderhoud worden verricht, of na één
jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij
anders vermeld op het service-
display.
Deze service-intervallen gelden voor
de landen die niet behoren tot land‐
engroep 1, 2 of 3.Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐ tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Page 237 of 269
Service en onderhoud235Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
viscositeit geeft informatie over de
dikte van de olie bij diverse tempera‐
turen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐
teit die optimale bescherming biedt
voor benzine- en dieselmotoren. Als iets dergelijks niet voorhanden is
moet motorolie van een andere gere‐ nommeerde kwaliteit worden
gebruikt. Aanbevelingen voor benzi‐
nemotoren zijn ook geldig voor moto‐
ren met de brandstoffen Compressed
Natural Gas (CNG), Liquified Petro‐
leum Gas (LPG) en Ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 239.
Motorolie bijvullenVoorzichtig
Verwijder gemorste olie met een
doek en doe deze op de juiste
wijze weg.
Motoroliesoorten van verschillende fabrikanten en merken zijn te mengen
zolang ze voldoen aan de vereiste
motoroliecriteria kwaliteit en viscosi‐
teit.
Voor alle benzinemotoren is het
verboden motoroliën te gebruiken die slechts aan de ACEA-norm voldoen,
aangezien dit onder bepaalde
omstandigheden motorschade kan
veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 239.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft
informatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt aangeduid met
twee cijfers, bijv. SAE 5W-30. Het
eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Page 238 of 269
236Service en onderhoudKies de juiste viscositeitsindex op
basis van de minimale omgevings‐
temperatuur 3 239.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik uitsluitend Long Life koel‐
vloeistof/antivries (LLC) op basis van
organisch zuur, die voor de auto is
goedgekeurd. Roep de hulp in van
een werkplaats.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐
bestendig is tot ca. –37 °C. Zorg dat
deze concentratie het hele jaar door
gehandhaafd blijft. Het gebruik van
extra koelvloeistofadditieven om
extra corrosiebestendigheid te
bieden of om kleine lekken te dichten
kan functiestoringen veroorzaken.
Aansprakelijkheid voor eventuele
gevolgen van het gebruik van extra
koelvloeistofadditieven wordt niet aanvaard.Sproeiervloeistof
Gebruik uitsluitend voor de auto
goedgekeurde sproeiervloeistof om
schade aan wisserbladen, lakwerk en kunststof of rubberen onderdelen
tegen te gaan. Roep de hulp in van
een werkplaats.
Rem- en koppelingsvloeistof Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐
stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
Page 239 of 269
Technische gegevens237Technische
gegevensVoertuigidentificatie ...................237
Chassisnummer ......................237
Typeplaatje .............................. 237
Motor-ID .................................. 238
Autogegevens ............................ 239
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................239
Motorgegevens ........................242
Prestaties ................................ 244
Voertuiggewicht .......................245
Afmetingen auto ......................246
Inhouden ................................. 247
Bandenspanningswaarden ......248Voertuigidentificatie
Chassisnummer
Het chassisnummer kan op het type‐
plaatje staan en is bovendien in de
bodemplaat onder de vloerbedek‐
king, onder een afdekking geslagen.
Het chassisnummer kan in het instru‐
mentenpaneel zijn gegraveerd, zicht‐ baar door de voorruit, of in de motor‐ruimte op het rechter carrosseriepa‐
neel.
Typeplaatje
Het typeplaatje zit in de linker of rech‐ ter portieropening.
Page 240 of 269
238Technische gegevensGegevens op het typeplaatje:1:fabrikant2:typegoedkeuringsnummer3:chassisnummer4:maximaal toelaatbaar totaalge‐
wicht in kg5:maximaal toelaatbaar treinge‐
wicht in kg6:maximaal toelaatbare vooraslast
in kg7:maximaal toelaatbare achteras‐
last in kg8:gegevens die specifiek zijn voor
de auto of voor het land waarin de auto wordt gebruikt
De som van de voor- en achteraslast
mag niet groter zijn dan het maximaal toelaatbaar totaalgewicht van de
auto. Als bijvoorbeeld de vooras
maximaal wordt belast, mag de
achteras slechts met een gewicht
worden belast dat gelijk is aan het
maximaal toelaatbare totaalgewicht
verminderd met de vooraslast.
Deze technische gegevens zijn
samengesteld volgens EU-normen.
Wijzigingen voorbehouden. Specifi‐
caties in de voertuigdocumenten
prevaleren altijd boven die in deze
handleiding.
Motor-ID De tabellen met technische gegevens
bevatten de code van de motor-ID.
Motorgegevens 3 242.
Voor identificatie van de motor kunt u
de EEG-conformiteitsverklaring raad‐ plegen die bij uw auto is geleverd, of
andere landelijke registratiedocu‐
menten.