OPEL CROSSLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 181 of 255

Verzorging van de auto179Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor dit autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Voorkomen dat de auto kan gaan rollen.
● Eerste of achteruitversnelling inschakelen of keuzehendel opP zetten.
● Parkeerrem niet inschakelen.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder de centrale vergren‐
deling.
Diefstalalarmsysteem 3 31.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 36.
● Bandenspanning controleren.

Page 182 of 255

180Verzorging van de auto●Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de hendel trekken en in de
uitgangspositie terugduwen.

Page 183 of 255

Verzorging van de auto181
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in
het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte motorolie
de juiste specificatie heeft.
Aanbevolen olie en smeermiddelen
3 225.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.Trek de peilstok tevoorschijn, veeg
hem schoon, plaats hem helemaal
terug en trek hem opnieuw tevoor‐ schijn om het motoroliepeil af te
lezen.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het merkteken MIN is gedaald, vul dan
motorolie bij. Het wordt geadviseerd
dezelfde soort olie te nemen als voor
de laatste olieverversing is gebruikt.

Page 184 of 255

182Verzorging van de auto
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 233.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De fabrieksmatig bijgevulde koel‐
vloeistof biedt vorstbescherming tot
ca. –37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 225.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven het merkteken
MIN staan. Bijvullen als het peil te
laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon

Page 185 of 255

Verzorging van de auto183kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐
gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 225.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Remvloeistof 3 225.

Page 186 of 255

184Verzorging van de autoAccu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 110.
Diefstalalarmsysteem 3 31.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk
gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐ ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening openstaat,
moet deze met een afdekkap worden
afgesloten en moet de ventilatie bij de minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop/Start-systeem 3 128.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 213.
Ontlaadbeveiliging
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Onderweg schakelt de belastingsver‐
minderingsfunctie bepaalde functies, zoals de achterruitverwarming, uit.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.

Page 187 of 255

Verzorging van de auto185Elektrische aansluiting
De stroomaansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur datblindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Stroomspaarmodus In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.
Stroomspaarmodus deactiveren
Bij het opnieuw starten van de motor
wordt de stroomspaarmodus automa‐
tisch gedeactiveerd. Laat de motor
draaien om het systeem voldoende
op te laden:● gedurende minder dan 10 minuten om de verbruikers
ongeveer 5 minuten te gebruiken
● gedurende meer dan 10 minuten om de verbruikers
maximaal 30 minuten te gebrui‐
ken
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Schakel het contact drie‐
maal 15 seconden in. Start de motor
vervolgens maximaal 40 seconden.
Deze procedure na minstens
5 seconden herhalen. Slaat de motor
niet aan, dan Roep de hulp in van een
werkplaats.

Page 188 of 255

186Verzorging van de autoWisserblad vervangen
Voorruit
Schakel het contact uit.
Activeer binnen één minuut na het
uitschakelen van het contact de
ruitenwisserhendel om de wisserbla‐
den verticaal op de voorruit te plaat‐
sen.
Til de ruitenwisserarm op tot hij
omhoog blijft staan, druk op de knop
om het wisserblad los te maken en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Achterruit
Til de ruitenwisser op. Maak het
wisserblad los zoals getoond in de
illustratie en verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole
Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.

Page 189 of 255

Verzorging van de auto187Halogeenkoplampen1:grootlicht, richtingaanwijzers2:dimlichtGroot licht
1. Draai de kap naar links en verwij‐der deze.
2. Neem de bovenste lamphouderuit het reflectorhuis.
3. Trek de lamp van de stekker los.
4. Vervang de lamp en sluit deze aan op de stekker.
5. Steek en druk de lamphouder in het reflectorhuis door het lipje in
positie te brengen.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.

Page 190 of 255

188Verzorging van de autoRichtingaanwijzer
1. Draai de kap naar links en verwij‐der deze.
2. Draai het onderste lamphuis linksom los. Lamphouder met
gloeilamp uit het reflectorhuis
nemen.
3. Druk de pal in en neem de lamp uit de lamphouder.
4. Vervang de lamp en bevestig deze in de lamphouder.
5. Draai de lamphouder rechtsom in het reflectorhuis vast.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Dimlicht
1. Draai de kap naar links en verwij‐ der deze.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 260 next >