OPEL GRANDLAND X 2018.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 111 of 283

Instrumenten en bedieningsorganen109In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Bots-/detectiesystemen
Blindehoeksysteem : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐ tie.
Alarm slaperige bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de vermoei‐ dheidsdetectie.
Maximumsnelheidinformatie :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐ lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Waarschuwing frontale botsing :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische rem van de frontaanrij‐ dingswaarschuwing, past degevoeligheid van de frontaanrij‐
dingswaarschuwing aan.
● Comfort en gemak
Automatisch wissen bij achteruit :
activeert of deactiveert automati‐ sche inschakeling achterruitwis‐ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Omgevingsverlichting : Activeert
of deactiveert de sfeerverlichting
en past de helderheid aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert en wijzigt de duur van
de welkomstverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie door ofwel alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen of alle portieren te
ontgrendelen bij het indrukken
van O op de afstandsbediening.
Alleen ontgrendeling achterklep :
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de afstandsbediening.8" Colour-Info-Display
Druk op SET om het menu Instellin‐
gen te openen.
Gebruik de aanraakknoppen voor
bediening van het display.
Eenheidsinstellingen
Kies Systeeminstellingen .
Wijzig de eenheden voor Afstand en
brandstofverbruik en Temperatuur .
Bevestig met G.
Taalinstellingen
Selecteer Talen.
Wijzig de taal door de optie van uw
keuze aan te raken.

Page 112 of 283

110Instrumenten en bedieningsorganenBevestig met G.
Auto-instellingen
Í indrukken.
Kies Auto-instellingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Toegang tot de auto
Ontgrendeling: alleen
bestuurder : Wijzigt de configura‐
tie door ofwel alleen het bestuur‐
dersportier te ontgrendelen of
alle portieren te ontgrendelen bij
het indrukken van O op de hand‐
zender.
Ontgrendeling: alleen
bagageruimte : Activeert of deac‐
tiveert de ontgrendeling van
alleen de achterklep bij het
indrukken van T op de hand‐
zender.
Gemotoriseerde achterklep /
vijfde portier : Activeert of deacti‐
veert het openen of sluiten van
de elektrische achterklep.
Achterklep handsfree openen :
Activeert of deactiveert de func‐
tie.
● Veiligheid
Aanbevolen snelheidsweergave :
Activeert of deactiveert de snel‐
heidslimietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Actieve veiligheidsrem : Activeert
of deactiveert de actieve nood‐ rem en de frontaanrijdingswaar‐
schuwing, de gevoeligheid van
het waarschuwingssysteem is
aan te passen.
Spiegelaanpassing in
achteruitversnelling : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐
ling van de achteruitversnellingvoor een beter zicht op het trot‐
toir.
Vermoeidheidswaarschuwing :
Activeert of deactiveert de
vermoeidheidsdetectie.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activeert of
deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐
kelen achteruitversnelling.
● Bestuurdersverlichting
Meebewegende koplampen :
Activeert of deactiveert de func‐
tie.
● Comfortverlichting
Follow-Me-Home-verlichting :
Activeert of deactiveert de functie en past de duur aan.
Welkomstverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.

Page 113 of 283

Instrumenten en bedieningsorganen111Rijfuncties
Í indrukken.
Kies Rijfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeerhulp : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Dodehoeksensoren : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Panoramazichtsysteem : Active‐
ring / deactivering van de functie.
Telematicaservice
OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐ gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement, een werkend elektrisch systeem van
de auto, een ingeschakeld contact,
mobieletelefoondekking en een gps- satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.Afhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services
beschikbaar:
● Noodhulpdiensten en ondersteu‐
ning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot
● Smartphone app
● Bediening op afstand, d.w.z. locatie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing
van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Voertuigdiagnose
Let op
Na tien dagen zonder een contact‐
cyclus wordt de OnStar-module van
de auto uitgeschakeld. Functies
waarvoor een dataverbinding vereist
is, zijn na het inschakelen van het
contact weer beschikbaar.

Page 114 of 283

112Instrumenten en bedieningsorganenOnStar knoppen
Privacyknop
Houd j ingedrukt tot u een bericht
hoort om het doorgeven van de voer‐ tuiglocatie te activeren of deactive‐
ren.
Druk op j om een oproep met een
adviseur te beantwoorden of beëindi‐
gen.
Druk op j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
Serviceknop
Druk op Z om contact met een advi‐
seur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Status-LED
Groen: Het systeem is gereed met
geactiveerd doorgeven van de voer‐
tuiglocatie.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is gereed met
gedeactiveerd doorgeven van de
voertuiglocatie of het systeem staat in
de stand-bymodus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Het doorgeven van
de voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
Algemene services
Druk als u informatie nodig hebt, bijv. openingstijden, nuttige plaatsen en
bestemmingen of als u hulp nodig
hebt bij bijv. pech onderweg, eenlekke band of een lege brandstoftank op Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐ doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware
tijdens een ongeluk.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.

Page 115 of 283

Instrumenten en bedieningsorganen113Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi
hotspots is niet voor alle markten
verkrijgbaar.
Let op
Sommige mobiele apparaten maken
automatisch verbinding met Wi-Fi
hotspots en gebruiken mobiele data‐
capaciteit op de achtergrond, zelfs al worden de apparaten niet gebruikt.
Dit is inclusief automatische upda‐
tes, downloads en synchronisatie‐
functies voor programma's of apps.
De via OnStar aangeschafte data‐
bundel kan zo snel opraken. Scha‐
kel automatische synchronisatie uit
in de instellingen van uw apparaat.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de Wi-Fi
Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer Wi-Fi-
instellingen in het Info-Display. De
getoonde instellingen omvatten
de naam van de Wi-Fi Hotspot
(SSID), het wachtwoord en het
verbindingstype.2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt
aangegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern bedie‐ nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil controleren.● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van App Store ®
of Google Play™ Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan dan
vanaf zijn locatie specifieke autofunc‐
ties aansturen. U vindt het betref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de
landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch

Page 116 of 283

114Instrumenten en bedieningsorganencontact op met een adviseur. U vindt
het betreffende OnStar-telefoonnum‐
mer op de landspecifieke website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken
naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐ tiveerd, wordt er een bericht naarOnStar gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren
wanneer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als
de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen
een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐ gegevens naar OnStar. U en uw
garage ontvangen maandelijks per e-
mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en andere
grote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met een adviseur belt.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.

Page 117 of 283

Instrumenten en bedieningsorganen115Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service
wordt verzocht of getriggerd. Een
bericht op het Info-Display geeft aan
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐
heid en beveiliging of de werking van uw voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.

Page 118 of 283

116VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 116
Lichtschakelaar .......................116
Automatische verlichting .........117
Grootlicht ................................. 117
Lichtsignaal ............................. 117
Koplampverstelling ..................118
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 118
Dagrijlicht ................................. 118
LED-koplampen .......................118
Alarmknipperlichten .................121
Richtingaanwijzers ..................122
Mistlampen voor ......................122
Mistachterlicht ......................... 122
Parkeerlichten ......................... 123
Achteruitrijlichten .....................123
Beslagen lampglazen ..............123
Binnenverlichting .......................123
Regelbare instrumentenverlichting .........123
Leeslampen ............................. 124
Verlichting zonneklep ..............124
Verlichtingsfuncties ....................125
Verlichting middenconsole ......125
Instapverlichting ......................125Uitstapverlichting .....................125
Ontlaadbeveiliging accu ..........125Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 101.

Page 119 of 283

Verlichting117AchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht / groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 118.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op grootlicht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het grootlicht
uit te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 118.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.

Page 120 of 283

118VerlichtingKoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in ? de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Bij het rijden in landen waar het
verkeer in de andere richting rijdt
hoeven de koplampen niet te worden
afgesteld.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
LED-koplampen
Het led-koplampensysteem omvat twee koplampen met verschillende
leds, waarmee de functies van het
adaptieve rijlicht kunnen worden
aangestuurd.
De lichtspreiding en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie. De auto past de koplam‐pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtspreiding voor
de bestuurder.
Sommige functies van het adaptieve
rijlicht van de led-koplampen kunnen
vanuit het menu Persoonlijke instel‐
lingen worden gedeactiveerd en
geactiveerd. Selecteer de desbetref‐
fende instelling in Instellingen, I
Voertuig op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 107.
De verlichtingsfuncties zijn alleen
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO staat.
Verlichting landelijke gebieden
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tussen 55 km/h en
115 km/h wanneer er in een landelijk
gebied wordt gereden. De verlichting

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 290 next >