OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 121 of 341
Instrumenten en bedieningsorganen119
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas omwille van een zuinig
verbruik uw rijstijl zodanig aan dat de indicator binnen de Eco-zone blijft. In‐
dicator buiten de Eco-zone geeft een
hoger brandstofverbruik aan. Op het Baselevel-display wordt de waarde
van het huidige verbruik aangegeven.
Schakelaanduiding : Op het Basele‐
vel-display wordt de huidige versnel‐
ling in een pijltje aangegeven. Het cij‐
fer erboven geeft aan dat de bestuur‐ der omwille van het brandstofverbruik
moet opschakelen.
Lege pagina
Geeft een lege pagina zonder enige informatie weer.
Menu Prestaties Het menu Prestaties is alleen be‐
schikbaar op het Uplevel-display.
De onderstaande lijst bevat alle mo‐
gelijke pagina's van het menu Pres‐
taties. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar.Druk op Q of P om een pagina te
selecteren:
■ prestatiepagina
■ aanduiding G-kracht
■ wrijvingsluchtbel
■ accelereren en remmen
■ rondetimer
Afhankelijk van de instellingen van
het Uplevel-display kunnen "Olietem‐
peratuur", "Oliedruk" of "Batterijspan‐ ning" ook links of rechts van de snel‐
heidsmeter worden aangegeven.
Prestatiepagina
Geeft de olietemperatuur in graden
Celsius aan.
Geeft de oliedruk in kPa aan.
Geeft de huidige absolute hoeveel‐
heid turbolaaddruk aan die wordt toe‐
gevoegd.
Aanduiding G-kracht
Geeft de kracht van de autoprestaties aan. De hoeveelheid positieve/nega‐
tieve kracht in langsrichting en dwars‐
kracht wordt weergegeven. De een‐heid voor de G-krachtwaarde wordt
berekend en als een numerieke
waarde weergegeven.
Wrijvingsluchtbel
Een visuele weergave met vier kwa‐
dranten, voor elke hoek van de auto
één, met een "luchtbel" die aangeeft
waar de meeste massatraagheid op
de auto wordt uitgeoefend.
Accelereren en remmen
Toont de hoeveelheid rem- of acce‐
leratiedruk door de bestuurder als
percentage in een balkweergave
rondom de buitenkant van de DIC-
zone. De linkerzijde is voor accelera‐
tie en de rechterzijde is voor remmen.
Rondetimer
De rondetimerfunctie meet de tijd die
verstreken is sinds de laatste keer dat
de gebruiker de rondetimer via con‐
tactcycli heeft gestart en gestopt. De
timerwaarden worden van uren tot tienden van een seconde weergege‐
ven. Start en stop de timer door 9 in
te drukken.
Page 122 of 341
120Instrumenten en bedieningsorganen
Huidige en vorige rondetijden wordentot op een tiende van een secondennauwkeurig weergegeven. Winst- of
verliestijd wordt aangegeven in de in‐ deling ss.s.
Menu Audio In het menu Audio kunt u naar muziek
zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Menu Telefoon
In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Menu Navigatie In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Menu Instellingen
De onderstaande lijst bevat alle mo‐
gelijke pagina's van het menu Instel‐
lingen. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn som‐
mige functies weergegeven als sym‐
bool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's
op:
■ eenheden
■ displayonderwerpen
■ infopagina's
■ snelheidswaarschuwing
■ draagvermogen band
■ software-informatie
Eenheden
Druk tijdens het weergeven van Een‐
heden op >. Selecteer Engelse of
metrische eenheden door op 9 te
drukken.Displayonderwerpen
Druk tijdens het weergeven van Dis‐
playonderwerpen op >. Selecteer
Sport- of Tourmodus door op 9 te
drukken. In de Sportmodus is er meer
boordinformatie, in de Tourmodus is
er meer media-informatie.
Deze instelling is alleen beschikbaar
bij een Uplevel-display.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info. Se‐
lecteer de functies die op de pagina
Info moeten worden weergegeven
door op 9 te drukken. Geselecteerde
pagina's hebben een 9 in een aan‐
kruisvakje. Niet zichtbare functies
hebben een leeg aankruisvakje. Zie
Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
Op het snelheidswaarschuwingsdis‐ play kunt u een snelheid instellen die
u niet wilt overschrijden.
Page 123 of 341
Instrumenten en bedieningsorganen121
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op > te drukken terwijl de pagina
wordt weergegeven. Druk op Q of
P om de waarde aan te passen. Druk
op 9 om de snelheid in te stellen. Na
het instellen van de snelheid kan
deze functie worden uitgeschakeld
door tijdens het bekijken van deze pa‐
gina op 9 te drukken. Als de gese‐
lecteerde maximumsnelheid wordt
overschreden, verschijnt er een pop-
upwaarschuwing en klinkt er een ge‐
luidssignaal.
Band belasten
Het bandenspanningsdisplay selec‐ teert de bandenspanningscategorie
op basis van de huidige bandenspan‐
ning. Druk tijdens het weergeven van
de pagina op > 3 261.
Selecteer: ■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
■ Max voor volledige belading
door op 9 te drukken.Software-informatie
Geeft informatie over open source- software weer.
Valetmodus
Sommige functies van het DIC en het
Colour-Info-Display kunnen voor
sommige bestuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor meer informatie.
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display bevindt zich
in het instrumentenbord bij de instru‐
mentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
■ 4,2" kleurendisplay
of
■ 8" kleurendisplay met aanraak‐
scherm en touchpadDe infodisplays geven het volgende
aan:
■ tijd 3 93
■ buitentemperatuur 3 92
■ datum op 8" kleurendisplay 3 93
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ navigatie, zie beschrijving in de handleiding van het Infotainment‐systeem
■ systeemberichten
■ boordinformatie 3 124
■ persoonlijke instellingen 3 126
4,2" kleurendisplay
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Page 124 of 341
122Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Draai MENU om een displaypicto‐
gram van het menu te selecteren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informatie.
Persoonlijke instellingen 3 126.
8" kleurendisplay Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
■ via toetsen onder het display
■ direct met de vinger op het aan‐ raakscherm
■ via een touchpad in de middencon‐
sole tussen de stoelenBediening met toetsen
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Draai MENU om een displaypicto‐
gram of functie van het menu te se‐ lecteren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Draai MENU om door een submenu‐
lijst te scrollen.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.Bediening met aanraakscherm Schakel het display in door op X te
drukken en selecteer de startpagina
door op ; te drukken.
Tik met een vinger op het/de gewen‐ ste displaypictogram of functie van
het menu.
Scrol met de vinger omhoog of om‐
laag door een langere submenulijst.
Page 125 of 341
Instrumenten en bedieningsorganen123
Bevestig een gewenste functie of se‐
lectie door erop te tikken.
Druk op q op het display om een
menu af te sluiten zonder een instel‐
ling te wijzigen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.Bediening met touchpad
Schakel het display in door op X te
drukken en selecteer de startpagina
met ;.
Scrol horizontaal met de vinger door
het gewenste displaypictogram en tik
erop ter bevestiging.
Scrol met de vinger verticaal door een langere submenulijst.
Bevestig een gemarkeerde functie of
selectie door erop te tikken.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informatie.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver In‐
formation Center en het Colour-Info-
Display kunnen voor sommige be‐
stuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor meer informatie.Regeleenheid smartphone
Via de regeleenheid smartphone hebt u via een smartphone toegang tot
boordgegevens via WLAN of een
Bluetooth-verbinding. Daarna kunt u deze gegevens op de smartphone
weergeven en analyseren.
Page 126 of 341
124Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden weergegeven op
het Driver Information Center (DIC);
in sommige gevallen samen met een
waarschuwingszoemer.
Druk op het Baselevel-display op de
knop SET/CLR , MENU of draai aan
het stelwieltje om een bericht te be‐ vestigen.
Druk op het Midlevel- en Uplevel-dis‐ play op 9 om een bericht te bevesti‐
gen.
Boord- en
onderhoudsinformatie
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
■ serviceberichten
■ vloeistofpeilen
■ diefstalalarmsysteem
■ remmen
■ rijsystemen
■ rijregelsystemen
■ bestuurdersondersteuningssyste‐ men
■ cruise control
■ snelheidsbegrenzer
■ adaptieve cruise control
■ frontaanrijdingswaarschuwing
■ preventief remsysteem
■ parkeerhulpsystemen
■ verlichting, gloeilamp vervangen
■ adaptief rijlicht (AFL)
■ wis-/wasinstallatie
■ portieren, ruiten
■ blindehoeksysteem
■ verkeersbordherkenning
■ Lane Departure Warning
■ bagageruimte, kofferdeksel
■ handzender
■ elektronisch sleutelsysteem
■ starten zonder sleutel
■ veiligheidsgordels
■ airbagsystemen
Page 127 of 341
Instrumenten en bedieningsorganen125
■ motor en versnellingsbak
■ bandenspanning
■ roetfilter
■ accustatus
■ selectieve katalysatorreductie, die‐ seluitlaatvloeistof (DEF), AdBlue3 168
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten kun‐
nen tevens verschijnen op het
Colour-Info-Display. Druk op de mul‐
tifunctionele knop om een bericht te bevestigen. Sommige berichten ver‐
schijnen slechts enkele seconden als pop-up.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.Het waarschuwingssignaal voor vei‐
ligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle an‐
dere geluidssignalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer de adaptieve cruise con‐ trol automatisch uitschakelt.
■ Wanneer de afstand tot de voorlig‐ ger te klein is.
■ Wanneer een geprogrammeerde snelheid of snelheidslimiet wordtoverschreden.
■ Wanneer er een waarschuwings‐ bericht verschijnt op het Driver In‐
formation Center.
■ Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Als het roetfilter het maximale vul‐ niveau bereikt.
■ Als er AdBlue moet worden bijge‐ tankt.
Bij het parkeren van de auto en/ of het openen van hetbestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting. ■ Wanneer de trekhaak niet is vast‐ geklikt.
Tijdens een Autostop ■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐ richt op het Driver Information Center.
Page 128 of 341
126Instrumenten en bedieningsorganen
1. Schakel alle elektrische verbrui‐kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Colour-Info-Display te ver‐
anderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Onderstaand wordt het wijzigen van
persoonlijke instellingen via de toet‐
sen onder het display beschreven. Dit
geldt voor 4,2" en 8" Colour-Info-Dis‐
play. Daarbij werkt het 8" display als
een aanraakscherm en via het touch‐ pad tussen de voorstoelen. Raad‐pleeg de beschrijving 'Colour-Info-
Display' 3 121 en de handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Druk bij een actief display op ;.
Draai MENU om een displaypicto‐
gram van Instellingen te selecteren.
Druk op MENU om te bevestigen.
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele toets:
■ Tijd en datum
■ Sportmodus
■ Taal (Language)
Page 129 of 341
Instrumenten en bedieningsorganen127
■Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ BlueTooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugkeren naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 93.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 181.
■ Achterverlichting sportmodus : Ver‐
andert de kleur van de instrumen‐
tenverlichting.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : de stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie
handleiding bij het infotainment-sys‐ teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Voertuig ■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in het interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd
UIT.
Automatisch ontwasemen : Onder‐
steunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Automatisch ontwasemen achter :
Activeert automatisch de achter‐
ruitverwarming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de
auto in geval van dreigend aanrij‐
dingsgevaar. Het volgende kan
worden geselecteerd: het systeem
neemt de remregeling over, waar‐
schuwt alleen door middel van ge‐
luidssignalen of wordt volledig ge‐
deactiveerd.
Page 130 of 341
128Instrumenten en bedieningsorganen
"Vrij rijden"-aankondiging: Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blindehoek‐ systeem.
Verkeerswaarschuwing
achteruitrijden : Activeert of deacti‐
veert de waarschuwing kruisend
verkeer achter.
■ Comfort en gemak
Volume signaaltonen : verandert
het volume van geluidssignalen.
Personalisatie door bestuurder : ac‐
tiveert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Automatisch oproepen geheugen :
activeert of deactiveert het oproe‐
pen van de opgeslagen instellingen
voor de afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.
Comfortuitstap bestuurdersstoel :
activeert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoelver‐
stelling.Spiegel kantelen in achteruit : acti‐
veert of deactiveert de parkeerhulp‐ functie van de buitenspiegel aan de
passagierskant.
Automatisch inklappen spiegel : Ac‐
tiveert of deactiveert het inklappen
van de buitenspiegels via de hand‐
zender.
Automatisch ruitenwissen in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakeling achter‐
ruitwisser bij inschakelen achteruit‐ versnelling.
Ruitenwisser met regensensor : Ac‐
tiveert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
■ Verlichting
Verlichting uit : activeert of deacti‐
veert en verandert de duur van de
uitstapverlichting.
Voertuig vinden met lichtsignaal :
activeert of deactiveert de wel‐ komstverlichting.
Verstelbaar stadslicht : Activeert of
deactiveert de functies van het
adaptieve rijlicht.Verkeer links of rechts : Schakelt
om tussen verlichting voor links- of
rechtsrijdend verkeer.
■ Deurvergrendeling
Open deur niet vergrendelen : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche bestuurdersportiervergrende‐
lingsfunctie wanneer het portier
open staat.
Vertraagde deurvergrendeling : ac‐
tiveert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
Automatisch deur vergrendelen :
activeert of deactiveert de automa‐
tische portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
■ Afstand vergr, ontgr, starten
Lichtsignaal ontgrendelen op
afstand : activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐
grendelen.
Melding vergrendeling op afstand :
Wijzigt het type terugmelding bij het vergrendelen van de auto.