stop start OPEL INSIGNIA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 185 of 335
Rijden en bediening183automatisch los. Dit is niet mogelijk
als u tegelijkertijd aan schakelaar m
trekt.
Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak: Door D in te schakelen en
het gaspedaal in te trappen zet u de
elektrische handrem automatisch los.
Dit is niet mogelijk als u tegelijkertijd
aan schakelaar m trekt.
Dynamisch remmen onder het rijden
Wanneer u onderweg aan de scha‐
kelaar m blijft trekken, zal de elektri‐
sche handrem de auto vertragen, maar niet tot stilstand brengen.
Zodra u schakelaar m loslaat, stopt
het dynamisch remmen.
Automatisch inschakelen
Als de auto is uitgerust met automa‐
tische versnellingsbak en adaptieve
cruise control actief is, wordt de elek‐ trische handrem automatisch inge‐
schakeld wanneer de auto gedurende meer dan twee minuten door het sys‐
teem wordt gestopt.
Na vertrek wordt de handrem auto‐
matisch losgezet.Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische handrem automatisch
worden ingeschakeld. Dit wordt ge‐
daan om het systeem te testen.
Storing
De storingsmodus van de elektrische
handrem wordt aangeduid door con‐
trolelamp j en een melding op het
Driver Information Center. Boordin‐
formatie 3 123.
Trek de elektrische handrem aan:
houd de schakelaar m meer dan
5 seconden uitgetrokken. Als contro‐ lelamp m brandt, is de elektrische
handrem aangetrokken.
Zet de elektrische handrem los: houd de schakelaar m meer dan
2 seconden ingedrukt. Als controle‐ lamp m dooft, is de elektrische hand‐
rem losgezet.
Controlelamp m knippert: elektrische
handrem is niet helemaal aangetrok‐
ken of losgezet. Knippert de lamp
continu, zet de elektrische handrem
dan los en probeer deze weer aan te
trekken.Remassistentie
Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem au‐
tomatisch met maximale kracht.
Het werken van de remassistentie
blijkt mogelijk uit het pulseren van het
rempedaal en een grotere weerstand
bij het intrappen van het rempedaal.
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht
automatisch af.
Hellingrem
Het systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende twee seconden
ingeschakeld. Bij het optrekken van
de auto worden de remmen automa‐
tisch losgezet.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.
Stop-startsysteem 3 167.
Page 240 of 335
238Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch om‐ hoog gehouden.
Luchtinlaat 3 161.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 167.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 286.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens vijf minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende oliepeilstokken ge‐
bruikt.
Page 245 of 335
Verzorging van de auto243Accu vervangenLet op
Elke afwijking van de in deze para‐
graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
De accu van de auto is afgedekt. Ver‐
wijder de afdekking om de accu te
vervangen. Til de afdekking achter‐
aan op en ontgrendel deze vooraan.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐ bruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het ge‐
volg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 167.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 277.
Page 260 of 335
258Verzorging van de autoNr.Stroomkring34Zonnedak (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)35Infotainmentsysteem (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)36–37Grootlicht rechts38Grootlicht links39–40–41Vacuümpomp42Koelventilator43Accu/gelijkstroomomvormer
(alleen bij auto's met een Stop/
Start-systeem)44Koplampsproeiers45Koelventilator46Klem 87/hoofdrelais47Lambdasonde48MistlampenNr.Stroomkring49Dimlicht rechts50Dimlicht links51Claxon52Ontsteking53Ontsteking/geventileerde voor‐
stoelen54Ontsteking55Elektrisch bediende ruiten/
inklapbare spiegels56Voorruitsproeiers57–58–59Dieselverwarming/emissiere‐
gelsysteem60Spiegelverwarming61Spiegelverwarming62Verwarmd stuurwiel (alleen
auto's zonder zekeringhouder in
bagageruimte)63Achterruitsensor64Adaptief rijlicht (AFL)Nr.Stroomkring65Extra pomp (alleen bij auto's met
Stop/Start-systeem)66Achterruitsproeier67Regelmodule brandstofsysteem68–69Accusensor70Regensensor71Accusensor
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
Page 333 of 335
331Ontlaadbeveiliging accu ............145
Opbergruimte................................ 72
Opbergruimte voor........................ 73
Opbergvakken .............................. 72
Opgeslagen instellingen ...............23
Opschakelen............................... 109
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 278
Parkeerhulp ......................... 39, 206
Parkeerlichten ............................ 142
Parkeren .............................. 19, 170
Park pilot met ultrasoonsensoren 206
Pedaal intrappen ........................108
Persoonlijke instellingen ............125
Pollenfilter .................................. 161
Portieren ....................................... 29
Portier open ............................... 113
Prestaties ................................... 295
Profieldiepte ............................... 266
Q
Quickheat ................................... 159
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 326
Regelbare instrumentenverlichting ...........142
Regeleenheid smartphone .........122Registreren van autogegevens
en privacy ................................ 325
Remassistentie .......................... 183
Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......286
Remmen ............................ 181, 242
Remvloeistof .............................. 242
Reparatie ongevalschade ...........321
Reservewiel ............................... 274
Richtingaanwijzer ......................106
Richtingaanwijzers ..................... 140
Richtingaanwijzer vooraan .........246
Roetfilter ............................. 111, 171
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......231
Rijregelsystemen ........................184
Rijverlichting ........................ 12, 112
S Selectieve katalysatorreductie ....172
Service ............................... 161, 285
Service-display .......................... 104
Service-informatie ...................... 285
Sjorogen ...................................... 79
Slepen ................................ 231, 278
Sleutel, opgeslagen instellingen ...23
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................268Snelheidsbegrenzer ...........113, 190
Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................241
Startbeveiliging ....................37, 112
Starten en bedienen ...................163
Starthulp gebruiken ...................277
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming ........................... 55
Stop/Start-systeem .....................167
Storing ....................................... 179
Storing elektrische handrem .......109
Storingsindicatielamp ................108
Stroomonderbreking ..................179
Sturen ......................................... 163
Stuurbedieningsknoppen .............88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......241
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 88
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 226 Te laag brandstofpeil .................112
Toerenteller ............................... 103
Top-Tether-bevestigingsogen ......71
Traction Control .........................184
Traction Control-systeem uit....... 110 Trekhaak .................................... 232