OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 211 of 335
Rijden en bediening209actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Anticiperend
remassistentiesysteem
Naast het anticiperend remsysteem
en het automatisch noodstopsysteem
verhoogt het anticiperende remassis‐
tentiesysteem de gevoeligheid van de remassistentie. Daarom remt de auto
bij minder stevig intrappen van het
rempedaal onmiddellijk krachtig af.
Deze functie helpt de bestuurder om
sneller en krachtiger te remmen vóór
de mogelijke aanrijding.
9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Intelligente remassistentie
Als de auto is uitgerust met een radar‐
sensor, gaat de intelligente remassis‐
tentie mogelijk werken wanneer het
rempedaal snel wordt ingetrapt om
extra goed te remmen op basis van
de naderingssnelheid en afstand tot een voorligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
remassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.9 Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Voetgangersbescherming vóór
3 210.
Uitschakelen
U kunt de actieve noodrem deactive‐
ren in het menu Persoonlijke instellin‐ gen 3 128. Als dat het geval is,
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Page 212 of 335
210Rijden en bedieningIn de volgende gevallen adviseren weu om het systeem te deactiveren in
het menu Persoonlijke instellingen:
● wanneer de auto wordt gesleept● vóór gebruik van een automati‐ sche wasstraat met ingeschakeld
contact
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
Systeembeperkingen In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Ritten op bochtige of heuvelach‐ tige wegen.
● Alle voertuigen detecteren, met name voertuigen met een
aanhanger, trekkers, modderige
voertuigen, enz.
● Een voertuig detecteren wanneer
het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● Er 's nachts wordt gereden.
● Het zicht beperkt is door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit wordt gehinderd door sneeuw, ijs, slijk,modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Houd om defecten te voorkomen de
zones van de camerasensor in de
voorruit en de radarsensor in de radi‐
ateurgrille altijd vrij van vuil, stof, ijs en sneeuw.Houd onderweg altijd uw aandacht bij
het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en / of de auto weg te sturen.
Storing
Als het systeem moet worden nage‐ keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 127.
Voetgangersbescherming vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel aan voetgangers in de buurt als gevolgvan frontale botsingen bij het rijden in
een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór, op uw pad, te detecteren.
Page 213 of 335
Rijden en bediening211De voetgangersbescherming vóór
kan in een vooruitversnelling bij snel‐
heden tussen 8 km/h en 80 km/h voet‐
gangers detecteren en ervoor waar‐
schuwen. Ook kan de voetgangers‐
bescherming vóór een krachtiger
remwerking bewerkstelligen of de
auto automatisch doen afremmen.
Tijdens ritten bij daglicht detecteert
het systeem voetgangers tot op een
afstand van ca. 40 m. In het donker kunnen de systeemprestaties beperkt zijn.
U kunt voetgangersbescherming vóór
in Persoonlijke instellingen instellen
op Uit, Waarschuwen of Waarschu‐
wen en remmen 3 128.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
● automatisch remmen
Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot een
afstand van ca. 40 m wordt aange‐
duid met controlelampje 7 op de
instrumentengroep. Bij auto's met head-updisplay wordt 7 op de voorruit
geprojecteerd.
Waarschuwing voetganger vóór
Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger wordt er een waar‐
schuwing in de vorm van een rood
led-lampje of het pop-upsymbool 7 op
het head-updisplay in het gezichts‐
veld van de bestuurder op de voorruit
geprojecteerd. Er klinkt een geluids‐
signaal. Het remsysteem kan zich
voorbereiden op sneller remmen door
de bestuurder, waardoor de auto
korte tijd iets kan vertragen. Blijf het
rempedaal zo nodig intrappen.
Bij de waarschuwing voetganger vóór werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Page 214 of 335
212Rijden en bedieningAutomatisch remmenAls er een botsing met een voetgan‐ger direct vóór de auto op handen is
en de remmen niet werken, remt de
auto mogelijk automatisch iets of
krachtig af. Mogelijk worden hierdoor
botsingen met voetgangers met een
zeer lage snelheid voorkomen of
loopt de voetganger minder letsel op.
De mate van automatisch remmen
kan in bepaalde situaties minder zijn,
zoals bij hogere snelheden.
Als dit gebeurt, schakelt het automa‐
tische remsysteem mogelijk de elek‐
trische parkeerrem in om de auto op
zijn plaats te houden. Schakel de
parkeerrem uit. Bij het intrappen van
het gaspedaal worden ook de func‐
ties automatisch remmen en de elek‐ trische parkeerrem uitgeschakeld
3 182.
Dit systeem omvat ook de intelligente
remassistentie en het noodremsys‐
teem reageert mogelijk ook op voet‐
gangers.
Actieve noodrem 3 207.U kunt automatisch remmen uitscha‐
kelen in het menu Persoonlijke instel‐ lingen 3 128.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
9 Waarschuwing
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór waarschuwt of remt
mogelijk de auto plotseling in situ‐ aties waarin dit onverwacht en
ongewenst is. Het kan abusievelijk
waarschuwen of remmen voor
obstakels die eruit zien of even
groot zijn als voetgangers, waar‐
onder schaduwen. Dit is normaal
bedrijf en de auto hoeft niet te
worden nagekeken. U kunt auto‐
matisch remmen negeren door het
gaspedaal stevig in te trappen, als de veiligheid dat toelaat.
9 Waarschuwing
Bij gebruik van het remsysteem
voor voetgangers vóór terwijl u
met een aanhanger rijdt, kunt u de macht over het stuur verliezen en
een botsing veroorzaken. Stel het
systeem bij ritten met een aanhan‐
ger in de Persoonlijke instellingen
op Waarschuwen of Uit.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● De rijsnelheid ligt buiten het bereik van 8 km/h tot 80 km/h ineen vooruitversnelling.
● De afstand tot een voetganger vóór de auto bedraagt meer dan
40 m.
● Er op bochtige of heuvelachtige wegen wordt gereden.
● Er 's nachts wordt gereden.
Page 215 of 335
Rijden en bediening213● Het zicht beperkt is door weers‐omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor in de voorruit wordt gehinderd door sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil, schade aan de
voorruit of slechter werkt door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Parkeerhulp
Algemene informatie Wijzig bij het gebruik van de trekhaak
de configuratie-instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp
gedeactiveerd.Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch inge‐
schakeld bij een snelheid tot 11 km/u.
Page 216 of 335
214Rijden en bediening
Een brandend ledje in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als r binnen een contactcyclus
wordt uitgeschakeld, wordt de
parkeerhulp gedeactiveerd. Als de
snelheid eerder meer dan 25 km/u
was, wordt de parkeerhulp opnieuw
geactiveerd wanneer de snelheid tot
onder 11 km/u daalt.
Bij deactivering van het systeem
dooft het led-lampje in de knop en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met waarschuwingstonen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels voor
de auto die dichterbij zijn dan 80 cm
en tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto die dichterbij zijn
dan 50 cm terwijl er een vooruitver‐ snelling is ingeschakeld, of tot
1,5 meter als de achteruitversnelling
is geselecteerd.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan
de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto dat
obstakel nadert. Is de afstand kleiner
dan ongeveer 30 cm, dan klinkt het
geluid continu.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter en voor de auto weergegeven
door veranderende afstandslijnen op
het Driver Information Center 3 114
of, afhankelijk van de versie, op het
Info-Display 3 122.
De afstandsmelding kan worden
geblokkeerd door boordinformatie
met een hogere prioriteit. Zodra het
bericht is bevestigd, wordt de afstand
weer aangegeven.
Het geluidssignaal wordt onderdrukt
wanneer de parkeerrem wordt inge‐
schakeld of de schakelhendel van de automatische versnellingsbak op N
staat.
Uitschakelen
Bij een snelheid hoger dan 11 km/u
wordt het systeem automatisch
gedeactiveerd.
Page 217 of 335
Rijden en bediening215Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Bij handmatige deactivering van het
systeem dooft het led-lampje in de
knop en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.
Na het handmatig deactiveren wordt
de parkeerhulp voor weer geacti‐
veerd als r wordt ingedrukt.
Het complete systeem is handmatig
uit te schakelen in het menu Persoon‐
lijke instellingen op het Info-Display. Het blijft gedeactiveerd voor de duur
van de contactcyclus of tot het
opnieuw wordt geactiveerd in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Storing
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende
factoren, verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 127.Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 114 of, afhan‐
kelijk van de versie, op het Info-
Display 3 122, ondersteund door
geluidssignalen.
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch.
Alleen GSi-modellen
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak moet de bestuurder
zelf optrekken en schakelen maar
remt en stuurt de auto automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter. Beide systemen gebruiken
dezelfde sensoren in de voor- en
achterbumper.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Page 218 of 335
216Rijden en bedieningGeavanceerde parkeerhulp activerenDe geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem door kort indrukken
van ( klaar voor gebruik.
In de parkeerhulpmodus herkent en
memoreert het systeem fileparkeer‐
plekken van 10 m en insteekplekken
van 6 m.
Het systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd en een parkeerplek zoeken bij snelheden tot 30 km/u.
De geavanceerde parkeerhulp wordt
op zeer steile hellingen mogelijk niet
geactiveerd.
WerkingZoekmodus voor parkeerplekken,
weergave in het Driver Information
Center
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door lang op de toets ( te
drukken.
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Om
parkeerplekken aan de bestuurders‐
zijde te vinden, schakelt u de richting‐ aanwijzers aan de bestuurderszijde
in.Aanduiding op het Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek door op het desbetref‐
fende pictogram op het Info-Display
te tikken.
Selecteer de kant waarop de parkeer‐
plek ligt door op het desbetreffende
pictogram op het display te tikken.
Page 219 of 335
Rijden en bediening217
Als er een plek is gevonden, wordt ditop het Info-Display getoond en klinkt
er een geluidssignaal.
Als u niet stopt wanneer het systeem
een parkeerplek heeft voorgesteld,
zoekt het systeem naar een andere
geschikte plek.
Inparkeermodus
De door het systeem gemelde
beschikbare parkeerplek wordt geac‐
cepteerd als de bestuurder bij parallel gelegen parkeerplekken binnen tien
meter of bij haaks gelegen parkeer‐ plekken binnen zes meter na het
bericht om de auto te stoppen stopt.
Het systeem berekent het optimale
pad om in te parkeren.Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de
besturing overneemt. Daarna wordt
de auto met handgeschakelde
versnellingsbak automatisch ingepar‐ keerd met gedetailleerde instructies
aan de bestuurder voor remmen,
optrekken en schakelen. Bij een auto‐ matische versnellingsbak wordt de
auto automatisch ingeparkeerd met
gedetailleerde instructies aan de
bestuurder voor optrekken en inscha‐
kelen van de voor- of achteruitver‐
snelling. De bestuurder moet de
handen van het stuurwiel houden. In de inparkeermodus is de manoeu‐vreersnelheid beperkt.
Let altijd goed op de geluiden van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de
afstand tot een obstakel minder dan
ongeveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐ matische besturing niet meer.Displayweergave
De instructies op het display tonen:
● Algemene tips en waarschu‐ wingsberichten.
● Een hint wanneer u sneller dan 30 km/u rijdt in de zoekmodus
voor een parkeerplek.
● Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● Het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnellingof R of D bij automatische
versnellingsbak.
● Het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden.
● Voor sommige instructies verschijnt er een voortgangsbalk
op het Driver Information Center.
● Het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal.
● Het annuleren van een inpar‐ keermanoeuvre.
Page 220 of 335
218Rijden en bedieningWeergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde
parkeerhulp op het Driver Information
Center kan worden belemmerd door
boordinformatie met een hogere prio‐
riteit. Na bevestiging van het bericht
met 9 op het stuurwiel, verschijnen
de instructies van de geavanceerde
parkeerhulp weer en kunt u het inpar‐ keren voortzetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd:
● door ( kort in te drukken
● nadat het inparkeren is gelukt
● tijdens het zoeken naar een parkeerplek sneller dan 30 km/u
te rijden
● tijdens het inparkeren sneller dan
8 km/u te rijden
● de constatering dat de bestuur‐ der het stuurwiel aanraakt
● steile weg heuvelop gedetec‐ teerd
● te veel schakelen: acht cycli bij parallel inparkeren of vijf cycli bij
haaks inparkeren
● wanneer u het contact uitschakeltWanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het zichzelf deactiveert
tijdens het inparkeren, dan verschijnt
er een bericht op het display. Ook
klinkt er een geluidssignaal.
Automatische versnellingsbak:
Als de geavanceerde parkeerhulp
wordt gedeactiveerd tijdens het
parkeren of als de parkeermanoeuvre
is afgerond, houdt de remfunctie de
auto staande totdat aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
1. het rempedaal wordt ingetrapt
2. de elektrische parkeerrem wordt ingeschakeld
3. de schakelhendel wordt in stand P gezet.
Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● Het systeem een storing vertoont.
● U het parkeren niet goed afmaakt.
● Het systeem buiten werking is.
● Een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐sing is.Als er tijdens parkeerinstructies een
obstakel wordt gedetecteerd,
verschijnt er een bericht om de auto
te stoppen. Door het verwijderen van
het object wordt het inparkeren
hervat. Wordt het niet verwijderd, dan
wordt het systeem gedeactiveerd.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
In bepaalde omstandigheden
kunnen allerhande reflecterende
oppervlakken op voorwerpen of
kledingstukken evenals externe
geluidsbronnen ertoe leiden dat
het systeem geen obstakels waar‐ neemt.