sensor OPEL MOKKA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 192 of 233

190Verzorging van de auto
3. Gebruik de knop MENU op de
richtingaanwijzer om
Informatiemenu voertuig op het
Driver Information Center (DIC) te selecteren.
4. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
5. Druk op de knop SET/CLR om het
koppelen van de sensoren te star‐
ten. Er moet een bericht met een
vraag om acceptatie van het pro‐
ces verschijnen.
6. Druk nogmaals op de knop SET/CLR om de selectie te be‐
vestigen. De claxon piept twee
keer om aan te geven dat de ont‐
vanger in de inleermodus staat.
7. Begin met de voorband aan de lin‐
kerzijde.
8. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de knop om de TPMS-
sensor te activeren. De claxon
piept ter bevestiging dat de sen‐
soridentificatiecode aan de positie van deze band en dit wiel is ge‐
koppeld.9. Ga verder met de voorband rechts
en herhaal de procedure zoals be‐ schreven in stap 8.
10. Ga verder met de achterband rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 8.
11. Ga verder met de achterband linksachter en herhaal de proce‐
dure zoals beschreven in stap 8.
De claxon klinkt twee keer ter aan‐
duiding dat de sensoridentificatie‐
code aan de achterband bestuur‐
derszijde is gekoppeld en dat de
procedure voor het koppelen van
de sensoren van het TPMS afge‐
sloten is.
12. Schakel het contact uit.
13. Breng alle vier banden op de aan‐
bevolen bandenspanning zoals
aangegeven op de sticker voor
bandenspanning.
14. Zorg dat de bandenlaadstatus volgens de geselecteerde span‐
ning is ingesteld 3 93.Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Centre ziet, is
de daadwerkelijke bandenspanning.
Daarom is het belangrijk de banden‐
spanning bij koude banden te contro‐ leren.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐ den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van
de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.

Page 230 of 233

228
Hellingrem ................................. 138
Hoofdsteunen .............................. 35
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 123
I
Inbouwmaten trekhaak ..............221
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 51
Info-Displays ................................. 93
Inhouden ................................... 219
Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 116
Interieurverlichting ......................114
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........54
K Katalysator ................................. 132
Kentekenverlichting ...................178
Keuzehendel ............................. 133
Kilometerteller .............................. 82
Kindersloten ................................. 25 Kinderveiligheidssystemen ...........49
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................118
Klok .............................................. 79
Koelvloeistof .............................. 168
Koelvloeistof en antivries ............208Koelvloeistoftemperatuurmeter ...83
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 110
Koplampverstelling ....................109
L Laadsysteem ............................... 88
Lane Departure Warning ......89, 153
Leeslampen ............................... 115
Lekke band ................................. 196
Lichtschakelaar .......................... 108
Lichtsignaal ................................ 109
Luchtinlaat ................................. 124
M
Meters........................................... 81
Mistachterlicht ...................... 92, 114
Mistlamp ...................................... 92
Mistlampen ................................ 176
Mistlampen voor ........................113
Motorgegevens .......................... 215
Motor-ID...................................... 211
Motorkap .................................... 166
Motorkap open.............................. 92
Motorolie .................... 166, 208, 212
Motoroliedruk ............................... 91
Motor starten ............................. 126
N Nieuwe auto inrijden ..................126O
Obstakeldetectiesystemen .........146
Olie, motor .......................... 208, 212
Ontlaadbeveiliging accu ............117
Opbergvakken .............................. 56
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................56
Opbergvak middenconsole ..........59
Opbergvak onder passagiersstoel 58
Opgeslagen instellingen ...............22
Opschakelen................................. 89 Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 201
Parkeerhulp ............................... 146
Parkeren .............................. 18, 130
Park pilot met ultrasoonsensoren 146
Partikelfilter ................................. 131
Pedaal intrappen .......................... 88
Persoonlijke instellingen ............104
Pollenfilter .................................. 124
Portieren ....................................... 25
Portier open ................................. 92
Prestaties ................................... 216
Profieldiepte ............................... 190

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30