OPEL MOVANO_B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 101 of 239

Verlichting99Laat de lichtschakelaar omwille van
de veiligheid altijd in de stand AUTO
staan.
Dagrijlicht 3 100.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Grootlicht
Om te wisselen tussen dimlicht en
grootlicht de hendel tot een merkbare
weerstand naar u toe trekken.
Grootlichtassistentie
Deze functie maakt dat het
grootlicht 's avonds en wanneer u
sneller rijdt dan 45 km/h als de hoofd‐ rijverlichting kan worden gebruikt.
Het systeem schakelt naar dimlicht
als:
● Een sensor de lichten van voor- of tegenliggers detecteert.
● Het mistig is of sneeuwt.
● In stadsverkeer wordt gereden.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het sys‐
teem het grootlicht weer in.
ActiveringZet de rijverlichtingsschakelaar op
AUTO en druk de richtingaanwijzer
naar voren om de grootlichtassisten‐
tie in te schakelen.
Wanneer de assistentie geactiveerd
is, brandt controlelamp í op de in‐
strumentengroep continu en wanneer
het grootlicht ingeschakeld is, brandt
de blauwe controlelamp 7 3 91.
Controlelamp í 3 91.
Let op
Het gebruik van het systeem ont‐ neemt de bestuurder niet zijn ver‐
antwoordelijkheid voor het besturen
van de auto.
Deactivering
Druk de richtingaanwijzer nogmaals
naar voren. Controlelampje í dooft.
De grootlichtassistentie wordt ook uit‐
geschakeld wanneer de rijverlich‐
tingsschakelaar uit de stand AUTO
wordt gezet.

Page 102 of 239

100VerlichtingLet op
Afhankelijk van de versie kunt u het systeem ook via het Infotainment‐ systeem deactiveren. Raadpleeg de
handleiding Infotainmentsysteem
voor nadere informatie.
Algemene informatie
Het systeem kan om de volgende re‐
denen minder goed werken:
● Extreme weersomstandigheden, bijv. zware regenval, mist of
sneeuw.
● Het zicht van de vooruitzichtca‐ mera of de voorruit is belemmerd.
● Lampen van tegenliggers of voorliggers worden niet waarge‐
nomen.
● Koplampen zijn niet goed afge‐ steld.
● Systeem detecteert medeweg‐ gebruikers wellicht door andere
reflecterende vlakken niet.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.Koplampverstelling
Handmatig instellen
koplampreikwijdte
Stem met dimlicht ingeschakeld de
koplampreikwijdte af op de belading
om verblinding van tegenliggers te‐
gen te gaan.
Kartelwiel in de gewenste stand
draaien:
0:voorstoel bezet4:beladen tot toelaatbaar maxi‐
mumgewichtKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Koplampen door een werkplaats la‐ ten bijstellen.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
De lichten branden automatisch wan‐
neer het contact is ingeschakeld.
Als de auto is uitgevoerd met auto‐
matische verlichting, schakelt het systeem afhankelijk van het licht in de omgeving tussen dagrijlicht en de
koplampen. Automatische verlichting
3 98.

Page 103 of 239

Verlichting101Adaptief rijlicht (AFL)
Bochtlicht
Afhankelijk van de stuurhoek, de
snelheid van de auto en de versnel‐
ling in de bocht gaat er extra verlich‐
ting branden aan de desbetreffende
kant.
Het bochtlicht wordt na lang gebruik
en bij een snelheid van meer dan
40 km/u automatisch uitgeschakeld.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Bij krachtig remmen kunnen de
alarmknipperlichten automatisch
gaan werken. Uitschakelen door op
¨ te drukken.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Wanneer u het stuurwiel terugdraait,
keert de hendel automatisch terug
naar de oorspronkelijke stand en
dooft de controlelamp. Dit gebeurt
niet bij een geringe stuurbeweging
zoals bij het wisselen van rijstrook.
Beweeg de hendel voor drie keer
knipperen, bijv. bij het wisselen van
rijstrook, tot aan de eerste aanslag.
Bij het loslaten van de hendel springt
deze terug naar de uitgangspositie.
Als de hendel voorbij de eerste aan‐
slag wordt bewogen, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Richtingaan‐ wijzer uitschakelen door de hendel in
de oorspronkelijk stand terug te zet‐
ten.
Mistlampen voor
Binnenste schakelaar op stand >
zetten en loslaten.

Page 104 of 239

102VerlichtingMistlampen werken bij draaiende mo‐
tor en ingeschakelde koplampen.
Mistachterlichten
Binnenste schakelaar op stand r zet‐
ten en loslaten.
Mistachterlichten werken bij draai‐
ende motor en ingeschakelde kop‐
lampen.
Achteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens ver‐
dwijnt na korte tijd vanzelf, om dit te
versnellen de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
De instapverlichting gaat branden
wanneer de auto met de handzender
wordt ontgrendeld of de voorportieren
worden geopend.
Wanneer de portieren worden geslo‐
ten, dooft de interieurverlichting na
enige tijd of direct als het contact
wordt ingeschakeld.
Voorste interieurverlichtingMet de schakelaar in de middelste
stand werkt het licht als instapverlich‐
ting.

Page 105 of 239

Verlichting103Werkt door indrukken van schakelaar
c :
● continu aan
● aan wanneer de portieren wor‐ den ontgrendeld en geopend
● continu uit
Achterste interieurverlichting
Combi, bus
De interieurverlichting onderaan en in
het dak bevinden zich in de passa‐
giersruimte achteraan.Bedien de tuimelschakelaar op het in‐ strumentenpaneel:druk op OFF:uitdruk op c:aan
Leeslampen l 3 103.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting kan zo‐
danig worden ingesteld dat deze gaat branden bij het openen van de zij- of
achterdeuren, of juist continu is inge‐
schakeld.
Met de schakelaar in de middelste
stand werkt het licht als instapverlich‐
ting.
Werkt door indrukken van schakelaar
c :
● continu aan
● aan wanneer de portieren wor‐ den ontgrendeld en geopend
● continu uit
Wanneer de portieren worden geslo‐ ten, dooft de interieurverlichting na
enige tijd of direct als het contact
wordt ingeschakeld.
Leeslampen Leeslamp vooraan
Bediend met l.

Page 106 of 239

104VerlichtingAfhankelijk van de versie kunt u de
leeslamp in de gewenste richting zet‐
ten.
Leeslampen achteraan
Combi, bus
Bedien de tuimelschakelaar op het in‐ strumentenpaneel:
druk op l:aandruk op OFF:uit
Instapverlichting c 3 102.
U kunt elke leeslamp apart in- of uit‐
schakelen en in de gewenste richting
zetten.
Verlichtingsfuncties
Uitstapverlichting
Koplampen gaan ca. 30 seconden
lang branden, nadat de auto gepar‐
keerd en het systeem geactiveerd is.
Inschakelen 1. Ontsteking uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Richtingaanwijzerhendel naar het stuurwiel toe trekken.
Deze handeling kan maximaal
vier keer worden herhaald.

Page 107 of 239

Verlichting105De koplampen worden onmiddellijk
uitgeschakeld door de lichtschake‐
laar in een eender welke stand en
weer op 7 te zetten.
Ontlaadbeveiliging accu Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, kan de binnenverlichting na
enige tijd automatisch worden uitge‐
schakeld.

Page 108 of 239

106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Verwarming achterin ...............110
Airconditioning achterin ...........112
Hulpverwarming ......................113
Luchtroosters ............................. 116
Verstelbare luchtroosters ........116
Vaste luchtroosters ..................117
Koeling handschoenenkastje ..118
Onderhoud ................................. 118
Luchtinlaat ............................... 118
Pollenfilter ................................ 118
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 118
Service .................................... 118Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 37, stoel‐
verwarming ß 3 45.
TemperatuurRood:warmBlauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐ torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.

Page 109 of 239

Klimaatregeling107●Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
AC:koelingu:luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 37, stoel‐
verwarming ß 3 45.
Koeling (AC)
Wordt door te drukken op AC en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager ingeschakeld is.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 123.
Luchtrecirculatiesysteem Om in te schakelen u indrukken.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling AC aan.
● Luchtrecirculatiesysteem u aan.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.

Page 110 of 239

108Klimaatregeling● Draaiknop voor temperatuur inlaagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Schakelaar koeling AC AAN.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling ( s of K) en menu
selecteren
● luchtdebiet x
AUTO:automatische modusu:luchtrecirculatieV:ontwasemen en ont‐
dooienÜ:achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingAC OFF:airconditioning uitschake‐
len
Achterruitverwarming, buitenspiegel‐
verwarming Ü 3 37, 3 34, stoelver‐
warming ß 3 45.
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐
tische modus regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, anders werkt het sys‐
teem niet goed.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 240 next >