OPEL VIVARO B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 151 of 207
Verzorging van de auto149
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MINI en MAXI staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot ge‐
volg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Remvloeistof 3 181.
Accu
De auto is uitgerust met een lood‐
zuuraccu. Auto's met stop-startsys‐
teem zijn uitgerust met een AGM-
accu die geen loodzuuraccu is.
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Accu vervangen
Zorg bij auto's met een stop-startsys‐
teem dat de AGM-accu (Absorptive
Glass Mat) weer wordt vervangen
door een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Page 152 of 207
150Verzorging van de auto
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 121.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er be‐ staat gevaar voor ontploffing als
gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven
hangen!
Starthulp gebruiken 3 173.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen: ■ Geen vonken of open vlammen en niet roken.
■ Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
■ Houd de accu buiten het bereik van
kinderen.
■ De accu bevat zwavelzuur dat aan‐
leiding kan geven tot blindheid of
ernstige brandwonden.
■ Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
■ Explosief gas kan in de buurt van de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Kartelboutje aan de onderkant van het filter ongeveer één slag los‐
draaien om het water af te tappen.
Page 153 of 207
Verzorging van de auto151
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof zonder water verschijnt.
Schroef weer aanhalen.
Dieselbrandstoffilter met kortere in‐
tervallen controleren als de auto dienstdoet in buitengewone omstan‐
digheden.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden ge‐
ventileerd of ontlucht.
Bijtanken en als volgt te werk gaan:
Met de contactsleutel ■ Het contact gedurende 5 seconden per keer inschakelen
(sleutel in stand M).
■ Contact gedurende 3 seconden uit‐
schakelen (sleutel in stand A).
■ Dit meerdere malen herhalen.
■ Motor starten (sleutel in stand D) en
weer uitschakelen (sleutel in stand St ).
Contactslotstanden 3 118.Met aan/uit-knop
■ Steek de elektronische sleutel in de
kaartlezer.
■ Druk op de knop Start/Stop maar
trap geen enkel pedaal in.
■ Wacht enkele minuten alvorens de motor te starten.
Aan/Uit-knop 3 118.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Motor starten 3 120.Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit
Til de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak een nieuw wisserblad in een
lichte hoek vast aan de wisserarm en
druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig naar omlaag.
Wisserblad achterruit Wisserarm optillen, wisserblad
draaien en losmaken.
Page 154 of 207
152Verzorging van de autoGloeilamp vervangenOntsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Lampcontrole
Schakel het contact na het vervangen van een lamp in en bedien en contro‐
leer de lichten.Koplampen
Grootlicht en dimlicht
1. Beschermkap verwijderen door deze linksom te draaien.
2. Kabelboomstekker loskoppelen.
3. Borgclip losmaken en lamp ver‐ wijderen.
4. Lamp vervangen en borgclip aan‐
brengen en erop letten dat de
lamp in de juiste stand worden
aangebracht.
5. Kabelboomstekker en bescherm‐ kap aanbrengen.
Zijmarkeringslichten
1. Lamphouder uit reflectorhuis ver‐wijderen door deze linksom te
draaien.
2. Lamp vervangen.
3. Lamphouder in reflectorhuis mon‐
teren.
Page 155 of 207
Verzorging van de auto153Mistlampen
Lamp van mistlampen voor van onder
de auto benaderen.
1. Borgclip links op de auto losma‐ ken en afdekkap openen.
Schroeven en borgclips rechts op de auto verwijderen om de afdek‐
kap te verwijderen.
2. Kabelboomstekker loskoppelen.
3. Draai de lamphouder linksom er‐ uit en verwijder de lamp.
4. Vervang de lamp en breng de lamphouder aan.
5. Kabelboomstekker en afdekkap aanbrengen.
Richtingaanwijzers
vooraan
1. Lamphouder uit reflectorhuis ver‐ wijderen door linksom te draaien.
2. Lamp vervangen.
3. Lamphouder in reflectorhuis mon‐
teren.
Achterlichten
Remlichten, achterste
richtingaanwijzers en
achterlichten
1. De 3 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap).
2. Lamphuis voorzichtig uit borgpen‐
nen aan de buitenzijde trekken en
verwijderen.
Page 156 of 207
154Verzorging van de auto
3. Lamphouder linksom draaien omdeze van het lamphuis te schei‐
den.
4. Lamp vervangen.
5. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
6. Controleren of de kabelboom goed zit.
7. Lamphuis in oorspronkelijke stand terugplaatsen en erop let‐
ten dat het goed vastzit.
8. Lamphuis over borgpennen plaat‐
sen en de 3 boutjes aanhalen.
Zijrichtingaanwijzers
1. Klemmen met een platte schroe‐ vendraaier uit het spatbord los‐
maken en het lamphuis uit de ope‐
ning tillen.
2. Lamphouder linksom draaien, uit lamphuis verwijderen en lamp
vervangen.
3. Lamphouder in lamphuis terug‐ plaatsen en lamphuis weer in ope‐ning monteren.
Derde remlicht 1. Achterdeuren/achterklep openen.
2. Verwijder de 2 bouten vanaf de binnenkant van de achterdeuren/
achterklep.
Page 157 of 207
Verzorging van de auto155
3. Verwijder de lamphouder vanafde buitenkant van de auto door de
clips met een platte schroeven‐
draaier los te maken.
4. Lamp vervangen.
5. Lamphouder aanbrengen en de 2 bouten weer aanbrengen.
Achteruitrijlichten
1. De 2 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap) en het
lamphuis verwijderen.
2. Lamphouder linksom draaien om deze van het lamphuis te schei‐
den.
3. Onderste lamp vervangen.
4. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
5. Lamphuis met de 2 boutjes mon‐ teren.
Kentekenverlichting
1. Lamp eruit wrikken met een platte
schroevendraaier.
2. Lens loswrikken.
3. Lamp vervangen.
4. Lens aanbrengen en lamp in be‐ huizing vervangen.
Mistachterlicht
1.De 2 boutjes verwijderen (met het
bijgeleverde gereedschap) en het lamphuis verwijderen.
2. Lamphouder linksom draaien om deze van het lamphuis te schei‐
den.
3. Bovenste lamp vervangen.
4. Lamphouder bij het aanbrengen in het lamphuis duwen, vervol‐
gens rechtsom vastdraaien.
5. Lamphuis met de 2 boutjes mon‐ teren.
Page 158 of 207
156Verzorging van de autoBinnenverlichting
Interieurverlichting voor en
achter
1. Lens compleet verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Lens plaatsen.
Laadruimteverlichting
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Achterste afdekking op lamphuis verwijderen.
3. Lamp vervangen.
4. Achterste afdekking en lamphuis aanbrengen.
Verlichting
handschoenenkastje
1. Lens compleet verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Lens plaatsen.
Instrumentenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.
Page 159 of 207
Verzorging van de auto157Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Alvorens een zekering te vervangen, de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Het wordt geadviseerd altijd een vol‐
ledige set zekeringen mee te nemen.
Dergelijke reservezekeringen kunnen
in de zekeringenkast worden be‐
waard.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle in deze
gebruikershandleiding beschreven zekeringenkasten op uw auto aan‐wezig zijn. Raadpleeg het zekerin‐
genkastlabel indien aanwezig.
Zekeringtrekker
Page 160 of 207
158Verzorging van de auto
Een zekeringtrekker kan worden ge‐
bruikt bij het vervangen van zekerin‐
gen.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit aan de linker‐
kant van het instrumentenbord, ach‐
ter een bekledingspaneel.
Trek het bovenste deel van het be‐
kledingspaneel weg om bij de zeke‐
ringenkast te komen.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.