ESP OPEL VIVARO B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 154 of 239
152Rijden en bedieningDruk op Ø op het instrumentenpa‐
neel.
Controlelamp Ø brandt op de instru‐
mentengroep en er verschijnt een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 102.
Wanneer de snelheid 50 km/u
bereikt, schakelt het systeem auto‐
matisch van Meer tractie naar TC.
Controlelamp Ø dooft op de instru‐
mentengroep.
U kunt TC weer activeren door
nogmaals op Ø te drukken. Contro‐
lelampje Ø dooft.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat de controlelamp b 3 99
samen met F 3 98 op de instrumen‐
tengroep branden en verschijnt er
een bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 102.
TC werkt niet. Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Boordinformatie 3 103.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) verbetert zo
nodig de rijstabiliteit ongeacht de
staat van het wegdek of de grip van
de banden. Het voorkomt ook dat de
aangedreven wielen doorslaan.Zodra de auto dreigt uit te breken (onderstuur/overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd. Daardoor wordt de rijstabiliteit
van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
ESP® Plus
is bedrijfsklaar zodra het
contact wordt ingeschakeld en de
controlelamp b op de instrumenten‐
groep dooft. Een bijbehorend bericht
verschijnt ook op het Driver Informa‐
tion Center 3 102.
Wanneer ESP® Plus
ingrijpt, gaat b
knipperen.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 99.
Aanhangerstabilisatie (TSA) 3 166.
Page 155 of 239
Rijden en bediening153De functie Meer tractie
Indien nodig kan ESP®Plus
worden
uitgeschakeld voor meer grip op
zachte grond of modderige of
besneeuwde wegen:
Druk op Ø op het instrumentenpa‐
neel.
Controlelamp Ø brandt op de instru‐
mentengroep en er verschijnt een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 102.
Wanneer de snelheid 50 km/u
bereikt, schakelt het systeem auto‐
matisch van Meer tractie naar
ESP® Plus
. Controlelamp Ø dooft op
de instrumentengroep.
U kunt ESP® Plus
weer activeren door
nogmaals op Ø te drukken. Contro‐
lelampje Ø dooft.
ESP® Plus
wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Motorremmomentregeling
De motorremmomentregeling is een
integrale functie van ESP ®Plus
. Bij het
terugschakelen op een glad wegdek
nemen het motortoerental en -koppel
toe om blokkeren van de aandrijfwie‐
len tijdens plotseling vertragen te
voorkomen.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat de controlelamp b 3 99
samen met F 3 98 op de instrumen‐
tengroep branden en verschijnt er
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 102.
Het elektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) werkt niet.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 103.
Page 167 of 239
Rijden en bediening165Trekhaak
Algemene informatie
Het achteraf monteren van een trek‐
haak door een werkplaats laten
uitvoeren. Zo nodig wijzigingen in de
auto aanbrengen, zoals in het koel‐
systeem, de hitteschilden of andere
uitrusting. Alleen trekhaken gebrui‐
ken die voor uw auto zijn goedge‐
keurd.
Rijgedrag en aanhangertips
Bij beremde aanhangers/caravans de losbreekkabel bevestigen.
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd. Voor aanhangers met een
geringe rijstabiliteit wordt het gebruik
van een trillingsdemper aanbevolen.
Niet sneller rijden dan 80 km/u, ook al
zijn hogere snelheden toegestaan in
het land waar u rijdt.Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 225.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
iedere 1000 meter aan hoogtetoe‐
name met 10% worden verminderd.
Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (kleiner
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het
maximaal toelaatbare treingewicht
niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 214
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
Page 168 of 239
166Rijden en bedieningDe maximaal toelaatbare kogeldruk
staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers. Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.
Wanneer de aanhanger met meer
dan 1200 kg beladen is, een minimale kogeldruk van 50 kg aanhouden.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belading van de auto
(inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie
typeplaatje of autopapieren) niet worden overschreden.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van het elektronische stabili‐
teitsprogramma (ESP® Plus
) 3 152.
Page 206 of 239
204Verzorging van de autoVoorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Trekhaak 3 165.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Ontdooimiddelen alleen in dringende gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen Het lakwerk van uw auto staat blootaan invloeden van buitenaf. Was uw auto daarom regelmatig.
Ga hiervoor bij voorkeur naar een
wasstraat met stoffen borstels met
een programma zonder aanbrengen
van was. Beperkingen voor carrosse‐
rieonderdelen met hoogglans- of
matte lak of sierstrippen, zie "Polijs‐
ten en in de was zetten".
Gebruik nooit een stoomreiniger of
een hogedrukreiniger voor de motor‐
ruimte.Breng regelmatig was op het lakwerk van de auto aan.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐ dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwissers en de achter‐ ruitwisser moeten uitgeschakeld zijn
en de buitenspiegels moeten inge‐
klapt zijn. Antenne en accessoires op de buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing, om
schade te voorkomen.
Page 233 of 239
231Auto reinigen.............................. 204
Auto slepen ................................ 202
Auto stallen ......................... 168, 174
Autostop ............................. 135, 137
Auto wassen ............................... 204
B
Bagageruimte ........................ 35, 78
Bagageruimte-afdekking .............79
Bagageruimteverlichting .............114
Bak op instrumentenbord .............73
Banden ...................................... 189
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 193
Bandenreparatieset ...................194
Bandenspanning .......................190
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 100, 191
Bandenspanningswaarden ........225
Banden verwisselen ...................197
Bedieningselementen telefoon .....85
Bedieningsorganen ......................85
Bekerhouders .............................. 75
Bekleding .................................... 206
Beladingsinformatie .....................82
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 154
Beveiliging van de auto ................37
Binnenspiegels ............................. 42Binnenverlichting ...............113, 183
BlueInjection ............................... 142
Bochtlicht .................................... 111
Bolle vorm .................................... 40
Boordgereedschap .............188, 202
Boordinformatie .........................103
Brandstofbesparingsmodus ........101
Brandstofblokkeersysteem .........136
Brandstofmeter ............................ 92
Brandstoftank ............................. 224
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 164
Brandstofverbruikcijfer ........103, 105
Brandstofverbruikmeter ................93
Brandstof voor dieselmotoren ...162
Buitenspiegels .............................. 40
Buitentemperatuur .......................87
Buitenverlichting .........................109
Bijrijdersbank ................................ 76
C
Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................... 14, 85
Compact reservewiel ..................199
Conformiteitsverklaring ...............226
Contactslotstanden ....................133
Controlelampen ......................91, 94
Controle over de auto ................132
Controles .................................... 169
Cruise control ....................102, 154D
Dagrijlicht ............................ 110, 111
Dagteller ...................................... 91
Dakbelasting ................................. 82
Dakdrager .................................... 82
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 142
De functie Meer tractie .......151, 152
Derde remlicht ........................... 180
Diefstalalarmsysteem ..................38
Diefstalvergrendeling ....................25
Dieselbrandstoffilter ...................176
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 176
Dieseluitlaatvloeistof ...................142
Dimlicht of grootlicht ...........109, 110
Documentenbak ........................... 75
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 141
Draairichtingsgebonden banden ............................ 189, 199
Driepuntsgordel ........................... 56
Driver Information Center ...........102
Dubbele cabine ............................ 76
E
Economisch rijden ......................131
ecoScoring.................................. 105
Page 234 of 239
232Elektrisch bediende ruiten ...........43
Elektrische aansluitingen .............88
Elektrische accessoires ................88
Elektrische verstelling ..................41
Elektrisch systeem...................... 184
Elektronische gegevensregistratie 43
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............119
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .........99, 152, 166
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 99
Event Data Recorders (EDR) .....228
F
Fleshouders .................................. 76
Frontaal airbagsysteem ...............63
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..228
Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 188
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................82
Gloeilamp vervangen ................178
Gordels ......................................... 55
Gordelverklikker ........................... 97
Gordijnairbagsysteem .................. 64Groothoekspiegel .........................42
Grootlicht ........................... 101, 110
H Handgeschakelde versnellingsbak ......................148
Handgrepen .................................. 78
Handmatige dimfunctie ................42
Handmatig verstellen ...................40
Handrem ............................. 149, 150
Handschoenenkastje ...................74
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 150
Hoedenplank achter .....................79
Hoofdsteunen .............................. 46
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 123
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 68
Indicator luchtstroom motor ........171
Info-Display................................. 103
Info-Displays ............................... 102
Infotainment-systeem .................103
Inhouden ................................... 224
Inklapbare spiegels .....................41
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 115
Instrumentengroep ......................91
Instrumentenverlichting .............183Interieurverlichting ......................113
Interieurverlichting voor ..............113
ISOFIX .......................................... 66
K
Katalysator ................................. 142
Kentekenverlichting ...................182
Kilometerteller .............................. 91
Kindersloten ................................. 32
Kinderveiligheidssystemen ..........66
Kledinghaken ................................ 75
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................117
Klok .............................................. 88
Knoppen op stuurkolom ...............85
Knoppen op stuurwiel ...................85
Koeling (A/C) .............................. 118
Koeling handschoenenkastje ....129
Koelvloeistof .............................. 172
Koelvloeistof en antivries ............210
Koelvloeistoftemperatuur .............99
Koelvloeistofverwarming............. 123
Koplampen ................................ 178
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 111
Koplampverstelling ....................110
Krik ............................................. 188
L
Laadsysteem ............................... 98
Laadvloernet ................................. 79