OPEL VIVARO B 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 191 of 241
Verzorging van de auto189Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
ā links op het instrumentenpaneel, achter het afwerkingspaneel
ā in de motorruimte, naast de accu
Let op
De zekeringenkast in motorruimte is alleen toegankelijk voor werkplaatsā
monteurs.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Er zitten verschillende typen zekerinā
gen in de auto.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herkenā
baar aan de gesmolten draad. Zekeā
ring pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Het wordt geadviseerd altijd een
volledige set zekeringen mee te
nemen. Dergelijke reservezekerinā
gen kunnen in de zekeringenkast
worden bewaard.
Sommige functies worden door meerā dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle in deze
gebruikershandleiding beschreven
zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn. Raadpleeg het zekeā
ringenkastlabel indien aanwezig.
Zekeringtrekker
Page 192 of 241
190Verzorging van de auto
Op het deksel van de zekeringenkastinstrumentenpaneel kan een zekeā
ringtrekker zitten.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkastinstrumentenpaneel
De zekeringenkast zit aan de linkerā
kant van het instrumentenbord,
achter een bekledingspaneel.
Trek het bovenste deel van het bekleā dingspaneel weg om bij de zekerinā
genkast te komen.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Page 193 of 241
Verzorging van de auto191
Page 194 of 241
192Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutelā systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra
aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaanā
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbeā
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richtingā
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachterā
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatieā
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passaā
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aansluiā
ting32Verwarmings- en recirculatieā
systeem33Remlichten/ABS/startbeveiliā
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutelā
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuurā
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
Page 195 of 241
Verzorging van de auto193Nr.Stroomkring44Voorruitwissers45Verwarming/airco
Breng na het vervangen van doorgeā
brande zekeringen het bekledingspaā
neel weer aan.
Boordgereedschap
Gereedschap
De krik, de wielsleutel, de wielboutā
mof, de momentsleutel, adapters, de
wieldophaak en het sleepoog liggen
in een module onder de bestuurdersā
stoel.
Schuif de stoel naar voren en klap de rugleuning naar voren 3 49 om bij de
gereedschapskist te komen. U kunt de gereedschapskist vastzetten met
een vleugelmoer. Losmaken door
vleugelmoer linksom te draaien.
Wiel verwisselen 3 202.
Reservewiel 3 204.
Auto’s met bandenreparatieset: De
wieldophaak en de momentsleutel
liggen in het koffertje met de bandenā reparatieset, dat onder de bestuurā
dersstoel opgeborgen is.
Bandenreparatieset 3 199.
Page 196 of 241
194Verzorging van de autoVelgen en bandenConditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadiā
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om
te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veiligā
heid.Winterbanden
Winterbanden verhogen bij temperaā turen onder 7 °C de rijveiligheid endienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Afhankelijk van de voorschriften die in
uw land gelden dient er een sticker in het zicht van de bestuurder te worden
aangebracht met daarop de toelaatā
bare maximumsnelheid bij gebruik
van winterbanden.
Aanduidingen op bandenBijv. 195/65 R 16 C 88 Q195:Bandbreedte in mm65:Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. bandā
breedte) in %R:Type koordlagen: RadiaalRF:Type: RunFlat16:Velgdiameter in inchesC:Cargo (bedrijfswagen)88:Kengetal voor draagvermoā
gen, 88 komt bijv. overeen met
567 kgQ:Kenletter voor snelheidKenletter voor snelheid:Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnelā heid van de auto afnemen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrolā len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Page 197 of 241
Verzorging van de auto195Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reserā
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook voor auto's met een bandenspanā
ningscontrolesysteem.
De bandenspanningsinformatiesticā
ker op het bestuurdersdeurframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
Breng de banden altijd op de op het
label vermelde spanningswaarden.
Bandenspanningswaarden 3 222.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winterā
banden.
Pomp het reservewiel altijd op tot de
maximale bandenspanning voor de
desbetreffende bandenmaat.
Een onjuiste bandenspanning beïnā
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofverā
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningstabel vermeldt alle mogelijke bandencombinaties
3 222.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteitsā
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocuā
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de bandenā
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne beschaā
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspanā
ningstabel de op de band aangeā
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxiā
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.
Page 198 of 241
196Verzorging van de autoBandenspanningswaarden op het
etiket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaarā
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer
neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden controā leert.
Rijden met een aanhanger Bij het trekken van een aanhanger
met een volledig beladen auto moet
de bandenspanning worden
verhoogd met 20 kPa/0,2 bar
(3,0 psi) en de maximumsnelheid
worden beperkt tot 100 km/u.
Rijden met een aanhanger 3 169.
Bandenspanningscontroleā systeem
Het bandenspanningscontrolesysā
teem gebruikt radiografische en
sensortechnologie ter controle van de bandenspanningswaarden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontroleā
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven bandenā
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspanā
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeuā
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
De sensoren van het bandenspanā
ningscontrolesysteem controleren de
spanningswaarden van de banden en verzenden de meetwaarden naar een
ontvanger in de auto.
Overzicht bandenspanningswaarden
3 222.
Bandenspanning te laag
Een te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 103 en een bijbeā
horend bericht op het Driver Informaā tion Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerstā
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spanningsā
waarden 3 222.
Na het op spanning brengen moet u mogelijk een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden in het
systeem bij te werken. Hierbij kan w
oplichten.
Page 199 of 241
Verzorging van de auto197Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage
bandenspanning. Controleer de
bandenspanningswaarden van alle
vier de banden.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met drukā
sensoren, omdat anders w dan
enkele seconden knippert en vervolā
gens blijft branden, samen met
controlelamp j 3 101 en er een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center verschijnt.
Een reservewiel of tijdelijk reserveā
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Voor de
overige drie wielen blijft het bandenā
spanningscontrolesysteem in
werking.
Controlelamp w en het bijbehorende
bericht blijven actief totdat de banden
op de juiste bandenspanning zijn
gezet.
Driver Information Center 3 105.Boordinformatie 3 106.
Lekke band
Een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt aangegeven
door het oplichten van controlelamp
w samen met C 3 101 en een bijbeā
horend bericht op het Driver Informaā tion Center. Stop de auto en schakel
de motor uit.
Bandenspanning 3 222.
Bandenreparatieset 3 199.
Reservewiel 3 204.
Wiel verwisselen 3 202.
InleerfunctieNa het repareren van een lekke band
en het weer op spanning brengen van de banden moet het bandenspanā
ningscontrolesysteem opnieuw bereā
kenen.
Bandenspanning 3 222.
Bandenreparatieset 3 199.
Selecteer onderweg het menu
Bandenspanning op het Driver Inforā
mation Center door de knop op het
uiteinde van de wisserhendel in te
drukken. Houd de knop gedurende
ongeveer 5 seconden ingedrukt om
het systeem opnieuw te laten berekeā nen. Een bijbehorend bericht
verschijnt in het Driver Information
Center.
Voor het voltooien van de inleerproā
cedure moet u wellicht enkele minuā
ten met een snelheid van meer dan
40 km/u rijden. Het systeem kan
tijdens deze tijd alleen beperkte inforā
matie verstrekken.
Wanneer tijdens het inleren probleā
men optreden, blijft controlelamp w
branden en wordt een waarschuā
wingsbericht op het Driver Informaā
tion Center weergegeven.
Page 200 of 241
198Verzorging van de autoDriver Information Center 3 105.
Boordinformatie 3 106.
Algemene informatie Gebruik van sneeuwkettingen of in dehandel verkrijgbare vloeibare
bandenreparatiesets kan de werking
van het systeem nadelig beïnvloeā
den. Gebruik door de fabriek goedgeā
keurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 199.
Sneeuwkettingen 3 199.
Externe zendinstallaties met een hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesysā
teem tot gevolg hebben.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhouā
den door een werkplaats.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controleā
ren.Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterbanā
den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.
De wettelijk toegestane minimumproā
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indiā
cator) is afgesleten. De locatie hierā van is met markeringen op de zijkant
van de band weergegeven.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te vervangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moet mogelijk de nomiā
nale bandenspanning worden geherā
programmeerd en moeten er eventuā
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 196.9 Waarschuwing
Rijden met ongeschikte banden of
wielen kan ongevallen veroorzaā
ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.