OPEL ZAFIRA C 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 101 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen99Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ....................100
Stuurwielverstelling .................100
Stuurbedieningsknoppen ......... 100
Verwarmd stuurwiel .................100
Claxon ..................................... 101
Wis-/wasinstallatie voorruit ......101
Wis-/wasinstallatie achterruit ...102
Buitentemperatuur ...................103
Klok ......................................... 104
Elektrische aansluitingen .........105
Aansteker ................................ 106
Asbakken ................................. 106
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................106
Instrumentengroep ..................106
Snelheidsmeter .......................106
Kilometerteller ......................... 107
Dagteller .................................. 107
Toerenteller ............................. 107
Brandstofmeter ........................108
Brandstofkeuzeschakelaar ......108
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 109
Service-display ........................ 110Controlelampen .......................110
Richtingaanwijzer ....................113
Gordelverklikker ......................114
Airbag en gordelspanners .......114
Airbag-deactivering .................115
Laadsysteem ........................... 115
Storingsindicatielamp ..............115
Rem- en koppelingssysteem ...115
Pedaal intrappen .....................116
Elektrische handrem ................116
Storing elektrische handrem ....116
Antiblokkeersysteem (ABS) .....116
Schakelen ................................ 117
Stuurbekrachtiging ..................117
Afstand tot voorligger ..............117
Lane Departure Warning .........117
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............117
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..117
Traction Control-systeem UIT . 117
Voorverwarming ......................118
Roetfilter .................................. 118
AdBlue ..................................... 118
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 118
Motoroliedruk ........................... 118
Te laag brandstofpeil ...............119
Startbeveiliging ........................119
Rijverlichting ............................ 119Grootlicht................................. 119
Grootlichtassistentie ................119
LED-koplampen .......................119
Mistlamp .................................. 119
Mistachterlicht ......................... 119
Cruise control .......................... 120
Adaptieve cruise control ..........120
Voorligger gedetecteerd ..........120
Snelheidsbegrenzer ................120
Verkeersbordherkenning .........120
Portier open ............................. 120
Informatiedisplays ......................121
Driver Information Center ........121
Info-Display ............................. 125
Boordinformatie ......................... 127
Geluidssignalen .......................127
Batterijspanning .......................128
Persoonlijke instellingen ............128
Telematicaservice ......................131
OnStar ..................................... 131

Page 102 of 303

100Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen en een aangesloten
mobiele telefoon bedienen met de
knoppen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 179.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de led in de toets.

Page 103 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen101De gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm
en worden warmer dan de overige
gedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 159.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag

Page 104 of 303

102Instrumenten en bedieningsorganenInstelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wisfrequen‐ tie en de -snelheid aan.
Na 20 seconden zonder wisactiviteit
gaan de wisserarmen iets omlaag
naar de parkeerstand.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 228
Wis-/wasinstallatie achterruit
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
bovenste stand:continue werkingonderste stand:onderbroken
werkingmiddenstand:uit

Page 105 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen103
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐ ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
De achterruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
R 4.0 IntelliLink-display afgebeeld.
Navi 950-display afgebeeld.
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.

Page 106 of 303

104Instrumenten en bedieningsorganenAls de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Afhankelijk van de configuratie van
de auto is het
● R 4.0 IntelliLink-display of
● Navi 950-display
beschikbaar.
R 4.0 IntelliLink
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Raak + en - om de instellingen te
veranderen.
Navi 950 Druk op HOME, selecteer
Instellingen en vervolgens Tijd en
datum .
Tijd automatisch aanpassen
Het systeem ontvangt voortdurend
informatie over de actuele tijd en
datum.
Activeer Kloksynchr. RDS-signaal om
de tijds- en datuminstellingen auto‐
matisch aan te passen.
Deactiveer Kloksynchr. RDS-signaal
om de tijd en datum handmatig aan te
passen.

Page 107 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen105Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om de tijdsin‐
stellingen aan te passen.
Pas de instellingen naar wens aan.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om de
datuminstellingen aan te passen. Pas
de instellingen naar wens aan.
Tijdweergave
Selecteer Tijdnotatie instellen om de
gewenste tijdweergave te kiezen. Er
verschijnt een submenu. Activeer 12
uur of 24 uur .
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 volt-aansluiting in de
voorste console. Klap de afdekking
neer.
Extra 12 volt-aansluitingen bevinden
zich in de achterconsole
en aan de linkerzijde van de bagage‐ ruimte.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.

Page 108 of 303

106Instrumenten en bedieningsorganenGeen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 159.
Aansteker
De aansteker bevindt zich in de voor‐ ste console. Klap de afdekking neer.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.

Page 109 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen107Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9999 km en begint
dan weer bij 0.
De auto is uitgevoerd met twee
dagtellerpagina's voor verschillende
tochten.
Selecteer ; door op Menu op de
richtingaanwijzerhendel te drukken. Draai het stelwiel op de richtingaan‐
wijzerhendel en selecteer ;1
of ; 2. Elke dagtellerpagina kan
apart worden teruggesteld door de
toets SET/CLR op de richtingaanwij‐
zerhendel enkele seconden in te
drukken op het betreffende menu.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.

Page 110 of 303

108Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of dehoeveelheid gas (LPG of CNG) in de
tank, afhankelijk van de geselec‐
teerde brandstof.
Het aantal brandende LED's geeft het
peil in de betreffende brandstoftank
aan. 8 LED's betekent dat de brand‐
stoftank vol is.
Tijdens rijden op gas wordt het peil in de gastank weergegeven.
Melding Te laag brandstofpeil
Nog één LED die wit brandt, geeft aan dat het brandstofpeil laag is.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
oplicht spoedig bij.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
knippert onmiddellijk bij.
Brandstoftank nooit leegrijden.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Tijdens het rijden op gas schakelt het systeem automatisch over op rijden
op benzine als de gastanks leeg zijn 3 108.Brandstofkeuzeschakelaar
Rijden op aardgas, CNG
Door Y in te drukken kunt u wisselen
tussen het gebruik van benzine en
aardgas. De led 1-status toont de
huidige werkingsmodus.
1 uit:rijden op aardgas1 brandt:rijden op benzine1 knippert:omschakelen is niet
mogelijk, één van de
brandstofsoorten is
leeg

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 310 next >