PEUGEOT 2008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 324

89
4
Rijden
)Trek de handrem aan. )Selecteer de stand P of N
.
)Star t de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal incombinatie met een waarschuwingsmelding. )Tr a p b ij draaiende motor het rempedaal in. )Zet de handrem los.)Selecteer de stand R , Dof M.)Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.


Wegrijden

Als de motor stationair draait, hetrempedaal is losgelaten en de stand R
, D
of Mis geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaalniet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geenkinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan enselecteer de stand P
indien er onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.

Als tijdens het rijden per ongeluk de stand Nwordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in destand Den trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de stand Nals de auto rijdt.Zet de selectiehendel nooit in de stand Pof Rals de auto niet volledig stilstaat.

Automatisch
schakelpro
gramma
) Selecteer de stand Dom automatisch
te laten schakelen tussen de vier
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder destand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig wordeningetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af teremmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnellingals u het gaspedaal plotseling loslaat.

Programma's Sport en
Sneeuw

Programma Sport "S"
)
Druk op de toets "S"
als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatischeen dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S.

Programma Sneeuw "7"
)
Druk op de toets " 7 " als de motor isgestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat ugemakkelijker kunt rijden op een ondergrondmet weinig grip.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7.

Te r ugkeren naar het
automatische programma
)Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen
door opnieuw op de desbetreffende toets te
drukken.
Deze twee speci
fieke programma's vullen de
automatische werkin
g aan onder bijzondere
rijomstandigheden.

Page 92 of 324

90
Rijden
Handmatig schakelen
)Selecteer de stand M om sequentieel
te
sc
hakelen tussen de vier versnellingen. )Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnellingkan alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.

Op het instrumentenpaneel verdwijntde aanduiding Den verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.

Onjuiste waarde bij handmatigebediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).



Parkeren van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.


Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
In dit geval werkt de versnellingsbak met eennoodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schokvoelen bij het selecteren van Rvanuit de stand P , of PRvanuit de stand N. Dit beschadigt de
versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkeleseconden en ver volgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in deautomatische stand) naar de stand M
(rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand
M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

De automatische versnellingsbak kanbeschadigd raken:


- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,

- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of eenandere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te besparen, de selectiehendel in de standN
zetten en de handrem aantrekken.


Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, verschijnt bij hetopenen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een waarschuwingsmelding op het display.)Zet de selectiehendel in de stand P
;
de melding verdwijnt.

Page 93 of 324

91
4
Rijden






Opschakelindicator *
Dit systeem adviseer t de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.


Werking

*
Volgens motoruitvoering.- U rijdt in de derde versnelling.
Voorbeeld voor een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak:
-
U trapt het gaspedaal geleidelijk in.
- Het s
ysteem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in te schakelen.

De informatie wordt in de vorm van een pi
jl op het instrumentenpaneel weergegeven, incombinatie met het nummer van de aanbevolen
versnelling bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak.

Bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak of een automatische transmissie werkt het systeem uitsluitend in de handbediende stand. Het systeem zal u nooit adviseren om:


- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen,

- terug te schakelen. Het s
ysteem geeft uitsluitend adviezen als u
rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op teschakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in tehoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van desituatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al danniet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.
De
functie kan niet worden uitgeschakeld.

Page 94 of 324

92
Rijden








Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestar t(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het Stop & Star t-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat brandenen de motor wordt in de STOP-standgezet:
- als u,
bij een handgeschakelde
versnellingsbak,bij een snelheid lager
dan 20 km/h de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en vervolgens het koppelingspedaal loslaat.
- a
ls u, bij een2Tr o n i cversnellingsbakbij een snelheid lager dan 8 km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N
zet.
Tank nooit als de motor door hetStop & Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het systeem werkt de eerste10 seconden na het inschakelen van deachteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in deSTOP-stand wordt gezet, blijven alleandere componenten zoals de remmenen de stuurbekrachtiging normaalfunctioneren.


Bijzonderheden: STOP-stand nietbeschikbaar

De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,

-
de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motor temperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
E
en teller telt de duur van demomenten dat de motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0 gezet.
Het controlelampje "ECO"knippert een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.

Page 95 of 324

93
4
Rijden
Het controlelampje "ECO"gaat uit ende motor wordt automatisch gestart:


-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u het
koppelingspedaal intrapt,
-
bij een2Tronic
versnellingsbak :

met de selectiehendel in de stand A
of M
, wanneer u het rempedaal loslaat,

met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A
of Mzet,

of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.Uit veili
gheids- of comfor tover wegingen kan deSTART-stand automatisch worden geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt los
gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m / h (2Tronic versnellingsbak),
- er bepaalde bijzondere omstandighedenzijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, instellingairconditioning...).


Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt demotor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeuri
g moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"inte drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een melding op het
display.

Uitschakelen
Het controlelampje "ECO"
knipperteen paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de
START-stand wordt geactiveerd, is
volkomen normaal.

Page 96 of 324

94
Rijden
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.

Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF".
Het s
ysteem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.

Storingen

Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en ver volgens constant branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de
STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Allecontrolelampjes op het instrumentenpaneelgaan branden. Zet in dat geval het contact af en
start de auto dan met behulp van de sleutel.
Schakel omwille van de veiligheid hetStop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.

Dit s
ysteem heeft specifieke kenmerken enmaakt gebruik van een speciale accu (raadpleegvoor meer informatie het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.



Onderhoud

Het Stop & Start-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamhedenaan dit type accu uitvoeren door het PEUGEOT- netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.

Page 97 of 324

95
4
Rijden




Hill Holder

Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden opeen helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat terwijl u hetrempedaal intrapt,

- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,

- als het bestuurderspor tier is
gesloten.
De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat met de
2Tronic versnellingsbak in de stand A of M,
wordt deze even op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat.
Werking
Als de auto bergafwaarts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als uhet rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periodedat u de Hill Holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten terwijl demotor draait, trek dan de parkeerrem met de hand aan. Controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel constantbrandt.



Storing

Bij een storing in het systeem gaan deze
verklikkerlampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.

Page 98 of 324

96
Rijden




Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.


De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.1.Knop voor het selecteren van desnelheidsbegrenzer 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer



Stuurkolomschakelaars

De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van hetinstrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid 8.Selecteren van een opgeslagen snelheid.
(zie paragraaf "Snelheden opslaan")


Weergave op het display
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.

Page 99 of 324

97
4
Rijden
) Draai de knop 1 in de stand "LIMIT":de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld
(PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteldzonder de begrenzer in te schakelen.



Programmeren
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat deingestelde snelheid op het display knipperen.


Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.


Uitschakelen van de
snelheidsbe
grenzer
) Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.



Bij een steile afdaling of bij het krachtigintrappen van het gaspedaal kan desnelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.

In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer
wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de
streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats.

Storing
)Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3te drukken (bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:

- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.




Overschrijden van de ingestelde snelheid
)Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4.
)Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
. )Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E).

Page 100 of 324

98
Rijden




Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingesteldesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
H
et inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingesteldesnelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en:
- de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
- de tweede versnelling moet zijn ingeschakeld
bij rijden in de handmatige stand bij een
2Tronic versnellingsbak of automatische
transmissie,- bij een 2Tronic versnellingsbak moetde stand A
zijn geselecteerd en bij eenautomatische versnellingsbak moet destand D
zijn geselecteerd.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van
de "dynamische stabiliteitscontrole".
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Na het afzetten van het contact worden alleingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. D
ebediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.
1.Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsregelaar



Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigenen zijn verantwoordelijkheid nemen. De informatie van de snelheidsre
gelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5. Snelheidsregelaar A AN/UIT 6.Snelheidsregelaar geselecteerd7.
Ingestelde snelheid 8.Selecteren van een opgeslagen snelheid.
(zie paragraaf "Snelheden opslaan")


Weergave op het display

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 330 next >