PEUGEOT 2008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 324

49
2
Toegang tot de auto
Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval vaneen storing in de centrale vergrendeling of van de accu.

Bestuurdersportier

Steek de sleutel in het slot om het por tier te
vergrendelen of ontgrendelen.


Overige portieren
)Controleer bij de achterportieren of de
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.)Ver wijder met de sleutel het zwar te afdekkapje op de zijkant van het portier. )Steek de sleutel zonder te forceren in de
opening en duw vervolgens, zonder te draaien, de nok het portier in.)Ver wijder de sleutel en plaats het
afdekkapje terug.



Batterij ver vangen

Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevattenmetalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
Storing afstandsbediening
Synchroniseren
)
Zet het contact af. )
Zet de sleutel in de stand 2 (Contact)
. )
Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de vergrendelknop (gesloten
hangslot) van de afstandsbediening. ) Zet het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De a
fstandsbediening werkt nu weer. N
a het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het ver vangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden. ) Ontgrendel of vergrendel de auto eerst metde sleutel in het slot.
)
Synchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk als de storing niet is verholpen.

Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt ugewaarschuwd door dit lampje ophet dashboard, een geluidssignaal,en een melding op het display.
) Wip het deksel los door een kleine schroevendraaier in de uitsparing te steken.)
Til de deksel op.
)
Verwijder de lege batterij.)
Plaats de nieuwe batterij in de juiste
richting. ) Klik het deksel vast.

Page 52 of 324

50
Toegang tot de auto
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT- net wer k . Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de por tieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde por tieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto. Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische star tblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat dezesleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestar t kan worden.

Page 53 of 324

51
2
Toegang tot de auto
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:





Alarm


- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeer t te openen.




- Interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.Het alarm gaat af als iemand probeert deaccu, de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan tebrengen.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de auto.
)
Druk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening. De omtrekbeveili
ging wordt 5 seconden nadat
de vergrendelknop van de afstandsbediening is
ingedrukt, geactiveerd. De interieurbeveiliging
wordt 45 seconden nadat de vergrendelknop
van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.
Indien een por tier of de achterklep niet goed isgesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de omtrek- en interieurbeveili
ging na
45 seconden wel ingeschakeld.
) Druk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.


Uitschakelen

Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop
gaat uit.
Het alarmsysteem is geactiveerd:
het verklikkerlamp
je van de knop zaléén keer per seconde knipperen.

Page 54 of 324

52
Toegang tot de auto
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- een huisdier in de auto wordt gelaten,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen.
Uitschakelen van deinterieurbeveiliging
)
Zet het contact af.)
Druk binnen 10 seconden op de knop tot het verklikkerlampje
blijft branden. ) Verlaat de auto.
)
Druk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening.

Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.

Opnieuw inschakelen van deinterieurbeveiliging


Afgaan van het alarm


Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werkingen knipperen de richtingaanwijzers gedurende
der tig seconden.
Al
s het alarm voor de 11 ekeer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
)Druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening om
de omtrekbeveiliging uit te schakelen.
) Druk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening om alle alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlamp
je van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.

Als het verklikkerlampje van de knopsnel knipper t bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening,
is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.



Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
)Ontgrendel de auto met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier.)Open het por tier; het alarm gaat af. )Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.



Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
)Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier.

Storing

Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.


*

Volgens land van bestemming.


Automatisch inschakelen *



Het systeem wordt 2 minuten nadat het
laatste portier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld. )Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet eerst op de
ont
grendelknop van de afstandsbediening
worden gedrukt.
De interieurbeveiliging wordt uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van het contactwordt uitgevoerd.

Page 55 of 324

53
2
Toegang tot de auto







Elektrisch bedienbare ruiten
1.Ruitbediening links voor.2.Ruitbediening rechts voor.3.Ruitbediening rechts achter.4.Ruitbediening links achter.5.Blokkeerschakelaar elektrischbedienbare ruiten achter.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
(volgens uitvoering)
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt om de ruit te openen of sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar omhet openen of sluiten te stoppen.Ongeveer 1 minuut nadat de sleutel is
ver wijderd, kunnen de ruiten niet meer wordenbediend. Zet het contact aan om de ruiten weer
te kunnen bedienen.

Beveiliging tegen beknellen
(volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijkweer open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk
dan op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek vervol
gens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiligingtegen beknellen uitgeschakeld.


Blokkering van de
ruitbedienin
g achter
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 omde ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.

Als het lampje brandt, is de ruitbediening achter geblokkeerd. Als het lampje is gedoofd, is de
ruitbediening achter niet geblokkeerd.

Page 56 of 324

54
Toegang tot de auto
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld:
- open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig isgesloten,
- houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde omhoog getrokken.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfsvoor een korte periode, altijd de sleutelmee.Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op dedesbetreffende schakelaar.Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet dezeervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert.De bestuurder moet er van verzekerd zijndat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrischeruitbediening.Zorg ervoor dat kinderen zich tijdenshet bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

Page 57 of 324

55
2
Toegang tot de auto
















Achterklep
)Ontgrendel de achterklep of de auto met deafstandsbediening of de sleutel, druk op de knop en til de achterklep omhoog.

Noodbediening

Hiermee kan bij een eventuele storing in
de centrale vergrendeling, de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.

Openen Sluiten
)
Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde.) Druk indien nodig op de bovenzijde van de
achterklep om deze volledig te sluiten.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
-
bij draaiende motor
gaat rhet verklikkerlampje enkele seconden branden in combinatie met een waarschuwingsmelding,
-
tijdens het rijden(snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikkerlampje enkele seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.


Ontgrendelen
)
Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,)
Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A
van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.

Page 58 of 324

56
!
Toegang tot de auto











Panoramadak U hebt de beschikking over een panoramadak met regelbare sfeerverlichting en getint glas,
waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot.
Voor een aangenaam thermisch comfor t en om geluiden te dempen is het dak voorzien van een elektrisch bedienbaar zonnescherm.
Openen
)Beweeg de schakelaar A naar achteren.
Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het zonnescherm op te bewegen.
Elektrisch bedienbaar zonnescherm

Sluiten
)
Beweeg de schakelaar Anaar voren.
Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewe
gen.


Als er iets of iemand bekneld raakt tijdens de beweging van het zonnescherm,moet u de bewegingsrichting van hetscherm omdraaien. Druk daartoe op dedesbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het zonnescherm bedient, moet hij er zeker van zijn dat niemand het sluiten van het zonnescherm kan hinderen.
De bestuurder moet ervoor zorgen datde passagiers het zonnescherm op de juiste wijze gebruiken. Let op kinderen in de auto wanneer u
het scherm bedient.

Page 59 of 324

57
3
Comfort








Handmatig verstelbare voorstoelen
)Til de beugel op en schuif de stoel in degewenste stand.)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.) Duw de handgreep naar achteren.

Verstelling in lengterichtingHoogteverstelling
Rugleuningverstelling


Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.

Page 60 of 324

58
Comfort
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelver warming voor
beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. )Met de draaiknop naast de voorstoel kan
de stoelverwarming ingeschakeld wordenen kan een ver warmingsstand worden geselecteerd: 0
: Uit. 1: Laag.2
: Gemiddeld. 3
: Hoog.

Hoogteverstelling hoofdsteun
)Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger
te zetten.)Druk op de pal A
en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te ver wijderen.)Steek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. )Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.
Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval vaneen aanrijding.De juiste stand van de hoofdsteun isals de bovenzijde van de hoofdsteunzich ter hoogte van de bovenzijdevan het hoofd bevindt.Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn ver wijderd. De hoofdsteunen moetenzijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Aanvullende instellingen

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 330 next >