PEUGEOT 206 2004 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 184

82
14-06-2004
83
14-06-2004
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Automatische werking
2. Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets AUTO. Het
systeem regelt de luchtge-
steldheid in het interieur
automatisch aan de hand
van de door u ingestelde waarde.
Hiervoor regelt het systeem de
temperatuur, de luchtopbrengst, de
luchtverdeling naar de luchtroosters
en schakelt het indien nodig de air-
conditioning in. 3. Automatisch programma
"zicht"
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortni-
veau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius
of Fahrenheit .
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te wijzi-
gen. Instelling op ongeveer 21 biedt
een optimaal comfort.
UW 206 IN DETAIL
In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,
vorst...). Kies dit programma om de
ruiten snel te ontwasemen.
Druk op de toets AUTO om dit pro-
gramma af te sluiten en weer terug
te keren naar het automatisch pro-
gramma "comfort".

Page 82 of 184

82
14-06-2004
83
14-06-2004
4. AirconditioningBij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld. De aan-
duiding ECO verschijnt op
het display. Druk de toets nogmaals in
om de automatische werking van de
airconditioning te hervatten. De aan-
duiding A/C verschijnt op het display.
Opmerkingen
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ont- dooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind
worden door respec-
tievelijk de toetsen + of
- in te drukken.
7. Toevoer van buitenlucht 8. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de
toets OFF worden alle func-
ties van het systeem uitge-
schakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: Druk op de toets toe-
voer van buitenlucht 7 om de lucht-
toevoer volledig af te sluiten.
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld. Het is mogelijk om
de achterruitverwarming eerder uit te
schakelen door de toets nogmaals in
te drukken.
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd. Deze
stand, aangegeven op het
display, dient om de toevoer van bui-
tenlucht bij stank en stofoverlast af te
sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Opmerking: Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan bij koud of vochtig
weer, raden we u aan dan niet de in-
stelling "luchtrecirculatie" te kiezen.
UW 206 IN DETAIL

Page 83 of 184

84
14-06-2004
85
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
3-/5-deurs en 206 SW

Page 84 of 184

84
14-06-2004
85
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
206 RC

Page 85 of 184

86
14-06-2004
87
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun (behalve 206 RC)
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een botsing).
Voor het lager zetten van de hoofd-
steun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker gelei- der worden ingedrukt en
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de blokkeerpal op de geleider in
om een hoofdsteun te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. 4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te scha-
kelen.

Rijd nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en
correct zijn afgesteld. Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opbergstand
(laag) en kunnen worden verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeerpal
op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk op
de ontgrendelingsknop.
3 - Toegang tot de achterbank
3-deurs: A of B (volgens
uitvoering)
A - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen en de
stoel naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd
dat de stoel weer in de oorspronkelij-
ke stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank is niet mo-
gelijk als de rugleuning van de voor-
stoel volledig naar achteren is geklapt.
B - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.

Page 86 of 184

86
14-06-2004
87
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun (behalve 206 RC)
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een botsing).
Voor het lager zetten van de hoofd-
steun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker gelei- der worden ingedrukt en
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de blokkeerpal op de geleider in
om een hoofdsteun te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. 4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te scha-
kelen.

Rijd nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en
correct zijn afgesteld. Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opbergstand
(laag) en kunnen worden verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeerpal
op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk op
de ontgrendelingsknop.
3 - Toegang tot de achterbank
3-deurs: A of B (volgens
uitvoering)
A - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen en de
stoel naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd
dat de stoel weer in de oorspronkelij-
ke stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank is niet mo-
gelijk als de rugleuning van de voor-
stoel volledig naar achteren is geklapt.
B - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.

Page 87 of 184

86
14-06-2004
87
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
- Plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2.
- Trek aan de knop 3 om de rugleu-
ning 4 los te maken.
- Verwijder de hoofdsteun, of schuif deze omlaag.
- Klap de rugleuning 4 neer.
Kantel altijd eerst de zitting om-
hoog alvorens de rugleuning neer
te klappen (voorkomen van be-
schadiging).
ZITPLAATSEN ACHTER
Neerklappen van de achterbank:
- Til de zitting 1 aan de voorzijde op.
- Klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen. Terugplaatsen:
- Klap de rugleuning omhoog.
- Klap de zitting neer.
- Breng de middelste veiligheidsgor-
del en de sluitingen van de beide
andere veiligheidsgordels in de
juiste positie alvorens de zitting
aan de voorzijde te vergrendelen.
Let op dat de gordels niet worden
vastgeklemd.

Page 88 of 184

88
14-06-2004
89
14-06-2004
UW 206 IN DETAILVERVOER VAN LANGE
VOORWERPEN
Voorstoel:
- Klap de rugleuning neer met de hendel 5 (zie het desbetreffende
hoofdstuk).
Achterbank:
- Verwijder de zitting.
- Klap de rugleuning naar voren.
Verwijderen van
achterbankzitting
- Klap de zitting tegen de rugleuning van de voorstoelen.
- Knijp de lippen in om de zitting los te maken.
- Verwijder de zitting.
Neerklapbare rugleuning
- Verwijder de hoofdsteun om de rugleuning volledig neer te kunnen
klappen.
- Druk één van de knoppen 5 naar
achteren om de rugleuning neer te
klappen.

Page 89 of 184

88
14-06-2004
89
14-06-2004
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft be-
steed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- Sinds 1992 dienen kinderen jonger
dan 10 jaar in gehomologeerde*,
aan het lichaamsgewicht aange-
paste kinderzitjes op met veiligheids-
gordels of ISOFIX-bevestigingen uit-
geruste plaatsen te worden vervoerd.
- Kinderen van minder dan 9 kg
moeten zowel voor- als achterin
tegen de rijrichting in worden ver-
voerd . PEUGEOT raadt u aan uw
kind tegen de rijrichting in te ver-
voeren tot de leeftijd van 2 jaar.
- De veiligste plaats voor een kin-
derzitje is volgens de statistie-
ken een plaats op de achterbank
van uw auto . PEUGEOT beveelt
u dan ook aan het kinderzitje op
de achterbank te bevestigen,
ook al is het een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in kan wor-
den bevestigd. - Als uw kind op een zitverhoging zit,
controleer dan of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind
ligt. De schoudergordel dient over
de schouder van het kind te liggen,
zonder de hals te raken. PEUGEOT
raadt u aan een zitverhoging met
rugleuning en een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder van het kind
te gebruiken.
- Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van
het kinderzitje niet om de speling
tussen de gordel of het tuigje en
het lichaam van het kind tot een
minimum te beperken .
UW 206 IN DETAIL
Bijzonderheden met betrekking
tot het vervoer van kinderen op
de passagiersstoel*
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het kinderzitje in de rijrich-
ting op de passagiersstoel worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar is (verwijderd, neerge-
klapt). Zet in dat geval de passa-
giersstoel in de middelste stand en
schakel de airbag niet uit.
Het kinderzitje mag tegen de rijrich-
ting in worden aangebracht. In deze
stand is het verplicht de airbag aan
passagierszijde uit te schakelen. An-
ders kan het kind bij het afgaan van
de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
* Volgens de wettelijke bepalingen.

Page 90 of 184

90
14-06-2004
91
14-06-2004
UW 206 IN DETAIL
ISOFIX-BEVESTIGINGEN*
De passagiersstoel voor* en de rech-
ter- en linkerzitplaats* van de achter-
bank (3-/5-deurs en 206 SW) of het
1/3 deel van de in delen neerklapba-
re achterbank (206 RC) zijn uitgerust
met ISOFIX-verankeringen . Deze
bestaan uit 2 ringen geplaatst tussen
de rug en de zitting van de stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen
worden verankerd aan deze ringen.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een veilige, degelijke en snelle
montage van het ISOFIX-kinderzitje
in uw auto. Een speciaal voor PEUGEOT geho-
mologeerd kinderzitje is het
KIDDY
Isoix** kinderzitje dat verkrijgbaar is
bij de PEUGEOT servicepunten. Dit
zitje kan met de rug in de rijrichting
worden geplaatst voor kinderen van-
af de geboorte tot 13 kg en met het
gezicht in de rijrichting voor kinderen
van 9 tot 18 kg.
Plaatsen van een KIDDY Isoix-
kinderzitje:
- Met de "rug in de rijrichting":
• op de voorstoel: zet de voor- stoel helemaal naar voren,
zodat het kinderzitje zo dicht
mogelijk tegen of volledig tegen
het dashboard zit.
• op de achterbank: het KIDDY Isoix kinderzitje moet tegen de
rugleuning van de desbetref-
fende voorstoel zitten. - Met het "gezicht in de rijrichting":
• op de achterbank: de voorstoel moet in de middelste stand staan,
met de rugleuning rechtop.
In de 206 RC mag het KIDDY Isoix
kinderzitje alleen in de zitstand wor-
den geplaatst. Raadpleeg hiervoor
de gebruiksaanwijzing van het kin-
derzitje.
Het KIDDY Isoix-kinderzitje kan ook
worden bevestigd op zitplaatsen die
niet zijn voorzien van ISOFIX-veran-
keringen. Het is in dat geval verplicht
het zitje op de zitplaats te bevestigen
met de driepunts veiligheidsgordel.
Volg bij het plaatsen van het kin-
derzitje de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant van het kinderzitje.
* Volgens uitvoering.
** U kunt op de ISOFIX-bevestigin- gen in uw auto alleen de door
PEUGEOT gehomologeerde ISO-
FIX-kinderzitjes, die verkrijgbaar
zijn bij de PEUGEOT-servicepun-
ten, verankeren.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 190 next >