PEUGEOT 206 2005.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 101 of 191

Comfort96 -
01-10-2005
97Comfort-
01-10-2005
BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL
Overeenkomstig de Europese wetgeving (Richtlijn 2000/3) geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met
de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzit je (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind
en de plaats in de auto.
Plaats Gewicht van het kind/
leeftijdsindicatie
Tot 13 kg
(groep 0 (b) en 0+) Tot ± 1 jaar 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van ± 1 tot ± 3 jaar 15 tot 25 kg
(groep 2)
Van ± 3 tot ± 6 jaar 22 tot 36 kg
(groep 3)
Van ± 6 tot ± 10 jaar
3-/5-deurs en 206 SW
Passagiersstoel
vóór (c)
Vaste stoel, In hoogte
verstelbare stoel U U U U
Buitenste zitplaats
achter U U U U
Middelste zitplaats
achter (d)
Driepuntsgordel X UF UF UF
Middelste zitplaats
achter (e)
Tweepuntsgordel U UF UF UF
206 RC
Passagiersstoel
vóór (c)
U U U U
Zitplaats links of
rechts achter

Page 102 of 191

Comfort96 -
01-10-2005
97Comfort-
01-10-2005
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitj e op deze plaats te bevestigen.
(d) Het kinderzitje "BRITAX Babysure" (L1) kan niet op de middelste zi tplaats achter worden geplaatst.
(e) De kinderzitjes "RECARO Start" (L4) en "KLIPPAN Optima" (L5) mogen ni et op de middelste zitplaats achter worden
geplaatst als deze zitplaats is voorzien van een tweepuntsgorde l.
U: Plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedge keurd kinderzitje met de veiligheidsgordel.
Kinderzitje geplaatst met de rug in de rijrichting of het g ezicht in de rijrichting.
UF: Plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedge keurd kinderzitje met de veiligheidsgordel.
Kinderzitje uitsluitend geplaatst met het gezicht in de rij richting.
X: Plaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje ui t de aangegeven gewichtsgroep.

Page 103 of 191

Comfort98 -
01-10-2005
99Comfort-
01-10-2005
Het betreft 2 ringen die zijn geplaatst
tussen de rug en de zitting van de
stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die eenvoudig aan deze
ringen kunnen worden verankerd.ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Deze zitplaatsen* zijn uitgerust met
ISOFIX-bevestigingen.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een betrouwbare, degelijke en
snelle montage van het kinderzitje in
uw auto.
* Volgens uitvoering.
3-/5-deurs
206 SW 206 RC

Page 104 of 191

Comfort98 -
01-10-2005
99Comfort-
01-10-2005
ISOFIX KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO
KIDDY ISOFIXRÖMER Duo ISOFIX
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 to t 18 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Wordt met het gezicht in de rijrichting
geplaatst. Wordt uitsluitend met het gezicht in de
rijrichting geplaatst.
De rugleuning van het zitje moet tegen
de rugleuning van de desbetreffende
voorstoel steunen. De passagiersstoel vóór moet in de
middelste stand worden gezet.Wordt zonder de bovenste riem beves-
tigd.
Het zitje kan in drie standen worden ge-
zet: rechtop, slaapstand en verlengd.
Verstel de voorstoel van de auto om te
voorkomen dat de voeten van het kind
de rugleuning raken.
Deze kinderzitjes kunnen ook worden
bevestigd op zitplaatsen die niet zijn
voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het
kinderzitje met de normale driepunts
veiligheidsgordel op de zitplaats van
de auto te bevestigen.Volg bij het plaatsen van het
kinderzitje de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant van het zitje.
Bij de 206 RC mag het kinderzitje KIDDY Isoix uitsluitend in de zitstand worden gebruikt. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van het kinderzitje om het kinderzitje in deze stand te bevesti gen.

Page 105 of 191

Comfort100 -
01-10-2005
ADVIEZEN VOOR
KINDERZITJES
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van
het kind in gevaar in geval van een
botsing.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat
de hoofdsteun geen belemmering
vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig op
om te voorkomen dat de hoofdsteun
door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting
op de passagiersstoel voor worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar, neergeklapt of verwijderd
is.
Schakel de airbag aan passagierszij-
de* uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals
te raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind
ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de
auto.Gebruik de kindersloten* om
te voorkomen dat de portieren per
ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten*
niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
* Volgens uitvoering.

Page 106 of 191

101Toegang tot de auto-
01-10-2005
SLEUTELS
Met behulp van de sleutels kunnen
de voorportieren, de achterklep (3-/
5-deurs) en de tankdop onafhanke-
lijk van elkaar vergrendeld of ont-
grendeld worden, kan de airbag aan
passagierszijde worden uitgescha-
keld en wordt het contact-/stuurslot
bediend. Vergrendelen
Druk op de knop
A om de auto te
vergrendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden branden van de richting-
aanwijzers. Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te
lokaliseren op een parkeerplaats:
F
Druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperlichten
knipperen gedurende enkele
seconden.
Batterij van
afstandsbediening vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt in
combinatie met een geluidssignaal
de melding "Batterij afstandsbe-
diening leeg" op het multifunctio-
nele display.
Draai de schroef los en wip het huis
met een muntstuk bij het oog los om de
batterij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroni-
seerd worden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele
seconden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.
Centrale vergrendeling en
ontgrendeling
Met behulp van de sleutel in het
slot van een voorportier kunnen alle
portieren en de achterklep gelijktijdig
vergrendeld of ontgrendeld worden.
Als een van de portieren, de ach-
terklep of de achterruit (206 SW)
geopend is, werkt de centrale ver-
grendeling niet.
Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kunnen
dezelfde functies worden uitgevoerd. Ontgrendelen
Druk op de knop
B om de auto te
ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Bijzonderheden 206 SW: Druk
lang op de knop B om de auto te
ontgrendelen en de achterruit te
openen.
Als de auto is vergrendeld en wordt
ontgrendeld zonder dat binnen
30 seconden een van de portieren
wordt geopend, wordt de auto auto-
matisch weer vergrendeld.
Druk de knop van de afstandsbedie-
ning niet buiten het bereik van de
auto in. Hierdoor kan het systeem
buiten werking raken. In dat geval
moet de afstandsbediening opnieuw
gesynchroniseerd worden (zie het
desbetreffende hoofdstuk).

Page 107 of 191

Toegang tot de auto102 -
01-10-2005
103Toegang tot de auto-
01-10-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het mo-
tormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van
de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een speciieke code beschikt. Bij het aanzet-
ten van het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de startblokke-
ring, waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Neem de codekaart mee wanneer u
een verre reis maakt en bewaar de
kaart bij uw persoonlijke documen-
ten.Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode aan-
gegeven op het label bij de
sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij
verlies snel voor nieuwe sleutels
zorgen.
De radiograische afstandsbediening
is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet func-
tioneren als de sleutel in het contact-
slot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto.
De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden geprogram-
meerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand van
de sleutel), het verklikkerlampje van de
schakelaar centrale vergrendeling op het
middelste gedeelte van het dashboard
snel gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 108 of 191

Toegang tot de auto102 -
01-10-2005
103Toegang tot de auto-
01-10-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het mo-
tormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van
de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een speciieke code beschikt. Bij het aanzet-
ten van het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de startblokke-
ring, waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Neem de codekaart mee wanneer u
een verre reis maakt en bewaar de
kaart bij uw persoonlijke documen-
ten.Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode aan-
gegeven op het label bij de
sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij
verlies snel voor nieuwe sleutels
zorgen.
De radiograische afstandsbediening
is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet func-
tioneren als de sleutel in het contact-
slot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto.
De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden geprogram-
meerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand van
de sleutel), het verklikkerlampje van de
schakelaar centrale vergrendeling op het
middelste gedeelte van het dashboard
snel gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 109 of 191

Toegang tot de auto102 -
01-10-2005
103Toegang tot de auto-
01-10-2005
PORTIEREN
Voorportieren
Achterportieren (206 SW)
Openen van buitenafOpenen van binnenuit*
Vergrendelen van binnenuit
Waarschuwing "portier open"
Als
bij draaiende motor een portier
niet goed is gesloten, zal een ge-
luidssignaal te horen zijn in combina-
tie met een melding of bijbehorende
afbeelding op het multifunctionele
display.
Tijdens het rijden gaat, als de
knop van de plafonnier in de stand
"verlichting gaat branden als een
portier wordt geopend" staat, de
plafonnier knipperen.
Zonder centrale vergrendeling
Druk de knop
A in om het portier
te vergrendelen. De vergrendeling
werkt alleen voor het desbetreffende
portier.
Met de knop van het bestuurdersportier
kunnen de portieren, de achterklep
en de achterruit (206 SW) worden
vergrendeld.
Met centrale vergrendeling
Vergrendelen: druk op de knop A.
Door een voorportier te vergrendelen
worden tegelijkertijd ook de andere
portieren, de achterklep en de
achterruit (206 SW) vergrendeld.
Met de vergrendelknop op de ach-
terportieren kan alleen het desbetref-
fende portier worden bediend. Ontgrendelen van binnenuit
Trek aan de knop
A of aan de hand-
greep om het portier te ontgren-
delen.
* Volgens uitvoering.

Page 110 of 191

Toegang tot de auto104 -
01-10-2005
105Toegang tot de auto-
01-10-2005
KINDERSLOTEN
Beide achterportieren zijn voorzien
van een kinderslot om het openen
van binnenuit te verhinderen.
Draai de knop 1 een kwart omwente-
ling met de contactsleutel.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit*
Druk op de knop
A om de portieren
te vergrendelen/ontgrendelen. Inschakelen
Druk lang op de knop
A.
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Deze melding verschijnt opnieuw bij
iedere keer dat er gestart wordt.
* Volgens uitvoering.
Uitschakelen
Druk lang op de knop
A.
Opmerkingen: Als een van de
portieren geopend is werken de
vergrendeling van binnenuit en de
automatische centrale vergrendeling
niet.
Als de achterklep wordt geopend,
blijft de automatische centrale ver-
grendeling van de portieren actief.
Automatische centrale
portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, kunnen de portieren auto-
matisch worden vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger
dan 10 km/h de portieren tijdelijk te
ontgrendelen kort op de knop
A.
U kunt deze functie desgewenst in-
schakelen of uitschakelen.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 200 next >