PEUGEOT 206 2005.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 191

Indelingen120 -
01-10-2005
121Indelingen-
01-10-2005
Bagagenet
Bevestig het bagagenet aan de sjoro-
gen op de vloer van de bagageruimte
en op de achterbankleuning.
Er zijn meerdere mogelijkheden om
de hoedenplank op te bergen:
- achter de voorstoelen,
- achter de achterbank, met behulp
van het bagagenet,
- plat in de bagageruimte.
Hoedenplank
Verwijderen van de hoedenplank:
- maak de twee koorden
1 los,
- til de hoedenplank iets op en ver- wijder hem.
INDELING BAGAGERUIMTE
(3-/5-deurs)
* Volgens uitvoering.

Page 132 of 191

Indelingen120 -
01-10-2005
121Indelingen-
01-10-2005
Riemen
Met behulp van een riem aan de zij-
kant van de bagageruimte kunnen di-
verse voorwerpen (bidons, verband-
trommel, ...) worden vastgezet.

Page 133 of 191

Indelingen122 -
01-10-2005
123Indelingen-
01-10-2005

Page 134 of 191

Indelingen122 -
01-10-2005
123Indelingen-
01-10-2005
INDELING BAGAGERUIMTE
(206 SW)
1. Handgrepen en kledinghanger
2. Kledinghaken
Er zijn zes haken die u kunt gebruiken
als kledinghanger.
3. Bevestigingspunten bagagenet voor hoge
belading
Het bagagenet voor hoge belading
kan achter de voorstoelen of achter
de achterbank worden bevestigd.
Open de afdekplaatjes van de des-
betreffende bovenste bevestigingen.
Plaats één uiteinde van de metalen
staaf in een van de twee bevestigin-
gen, druk de staaf in, plaats het an-
dere uiteinde en laat de staaf los.
Bevestig de haken van het baga-
genet achter de voorstoelen als de
achterbank is neergeklapt of aan de
sjorogen op de vloer.
Deze sjorogen bevinden zich lood-
recht onder de desbetreffende bo-
venste bevestigingen.
Trek de twee riemen aan.
4. Haken
Er zijn twee haken opzij waaraan een
lichte tas kan worden opgehangen. 5. 12 V-aansluiting
De 12 V-aansluiting is van het type
aansteker en bevindt zich op het
linker zijpaneel. Hij kan worden
gebruikt als het contact in de stand
accessoires (1e stand van de sleutel)
of AAN staat.
6. Opbergnetten
Er zijn twee niet-uitneembare op-
bergnetten, waarin bijvoorbeeld het
bagagenet of een verbanddoos kun-
nen worden opgeborgen.
7. Riemen
Er zijn twee riemen waarmee diverse
voorwerpen (bidons, ...) kunnen wor-
den vastgezet.
8. Bagageafdekking
Opmerking:
ontgrendel de achter-
bankleuning om het plaatsen en ver-
wijderen van de bagageafdekking te
vereenvoudigen.
Plaatsen:
- plaats één uiteinde van het oprol- mechanisme van de bagageafdek-
king in een van de twee steunen,
- plaats het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken.
- laat het los om het te bevestigen.
- rol de bagage-afdekking uit tot aan de achterklepsponning.
- steek de geleiders van de bagage- afdekking in de rails op de zijpane-
len. Verwijderen:
- verwijder de geleiders van de
bagageafdekking uit de rails op de
zijpanelen.
- rol de bagageafdekking op, druk het uiteinde in en verwijder het uit
de steun.
9. Sjorogen
Het bagagenet kunt u bevestigen
aan de sjorogen: deze bevinden zich
op de achterbankleuning en op de
vloer van de bagageruimte (waarvan
twee onder de mat, achterin de
bagageruimte).
Gevarendriehoek
De achterklep is voorzien van een
opbergruimte voor de gevarendrie-
hoek.

Page 135 of 191

Indelingen124 -
01-10-2005
INDELING VAN DE
BAGAGERUIMTE (206 RC)
1. Geïsoleerd opbergvak met een bandenreparatieset,
de krik en het inklapbare
wielblok
2. Handgrepen met kledinghaak
3. Uitneembare hoedenplank
4. Sjorogen
Het bagagenet kunt u bevestigen
aan de sjorogen: deze bevinden
zich op de achterbankleuning en op
de zijpanelen van de bagageruimte
(links en rechts).
5. Opbergplaats voor bagagenet (voorbeeld mogelijke plaatsing)

Page 136 of 191

125Rijden-
01-10-2005
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
"TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met
vier versnellingen kunt u kiezen uit
automatische bediening , aangevuld
met de programma's sport en
sneeuw , of sequentiële bediening .
SchakelpatroonF Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een
pictogram in het instrumentenpaneel
aangegeven. P ark (parkeerstand): om de auto stil
te zetten of te starten , met of zonder
gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Laat, als bij het wegrijden per onge-
luk de selectiehendel in de stand N
staat, het motortoerental terugval-
len tot stationair voordat de stand D
wordt geselecteerd om vervolgens
weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
M anual (sequentiële stand): om zelf
te schakelen .
S : programma sport.
T: programma sneeuw.
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
F Trap altijd het rempedaal in
om uit de stand P te kunnen
schakelen.
F Selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
U kunt ook starten vanuit de stand N:
F Trap het rempedaal in en zet de
handrem los.
F Selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
Starten
F Controleer of de handrem is aan-
getrokken en zet de selectiehen-
del in stand P of N,
F Draai het contact in de stand
Starten . LET OP
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de
stand
R, D of M is geselecteerd, zet
de auto zich al in beweging, zelfs als
het gaspedaal niet wordt ingedrukt.
Laat daarom geen kinderen alleen
in de auto achter als de motor
draait.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden
uitgevoerd bij draaiende motor.

Page 137 of 191

Rijden126 -
01-10-2005
127Rijden-
01-10-2005
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier
versnellingen:
F Selecteer de stand D in het scha-
kelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdu-
rend de meest geschikte versnelling
afhankelijk van de volgende para-
meters:
- het proiel van de weg,
- de belading van de auto.
De versnellingsbak werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen. Om de veiligheid te verbeteren
schakelt de versnellingsbak niet
naar een hogere versnelling als u het
gaspedaal plotseling loslaat.
Handmatige bediening
Handmatig
schakelen in de vier
versnellingen:
F Selecteer de stand M in het scha-
kelpatroon,
F Duw de selectiehendel naar het
symbool + om op te schakelen,
F Trek de selectiehendel naar het
symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbe-
diende stand) worden geschakeld.
LET OP
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Opmerkingen
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal vol-
ledig worden ingedrukt (kick down).
De versnellingsbak schakelt automa-
tisch terug of handhaaft de ingescha-
kelde versnelling totdat de motor het
maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om ster-
ker op de motor af te remmen.
Programma's Sport en Sneeuw
Naast het auto-adaptieve programma
heeft u de beschikking over twee
speciieke programma's.
De gekozen stand wordt in het
instrumentenpaneel aangegeven.
Programma Sport
F Druk op de toets S als de motor is
gestart.
De versnellingsbak maakt automa-
tisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een
ondergrond met weinig grip.
F Druk op de toets
T als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan
voor het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptatieve
programma.
F Druk nogmaals op de toets S of
T
om het huidige programma uit te
schakelen. Opmerkingen
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de
snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders
wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand
M1.
De programma's S (sport) en
T
(sneeuw) kunnen niet worden inge-
schakeld in de handbediende stand.

Page 138 of 191

Rijden126 -
01-10-2005
127Rijden-
01-10-2005
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.
Storing
Een storing wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met
de melding "Storing automatische
transmissie" op het multifunctio-
nele display, de aanduiding "-" en
het knipperen van de pictogrammen
Sport en Sneeuw op het instrumen-
tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma (blokkering
in de 3
e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R vanuit de stand P,
of R vanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom
levert en de selectiehendel
in de stand P staat, is het
onmogelijk om naar een
andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
Als dit verklikkerlampje en
het verklikkerlampje STOP
branden in combinatie met
een geluidssignaal (bij
rijdende auto) en de melding
"Handrem aangetrokken" op het
multifunctionele display, geeft dit
aan dat de handrem nog (iets) is
aangetrokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet worden
gebruikt om een rijdende auto af
te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de
knop in en duw de handrem geheel
omlaag.

Page 139 of 191

Rijden126 -
01-10-2005
127Rijden-
01-10-2005
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.
Storing
Een storing wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met
de melding "Storing automatische
transmissie" op het multifunctio-
nele display, de aanduiding "-" en
het knipperen van de pictogrammen
Sport en Sneeuw op het instrumen-
tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma (blokkering
in de 3
e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R vanuit de stand P,
of R vanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom
levert en de selectiehendel
in de stand P staat, is het
onmogelijk om naar een
andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
Als dit verklikkerlampje en
het verklikkerlampje STOP
branden in combinatie met
een geluidssignaal (bij
rijdende auto) en de melding
"Handrem aangetrokken" op het
multifunctionele display, geeft dit
aan dat de handrem nog (iets) is
aangetrokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet worden
gebruikt om een rijdende auto af
te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de
knop in en duw de handrem geheel
omlaag.

Page 140 of 191

Veiligheid128 -
01-10-2005
129Veiligheid-
01-10-2005
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-
den en velgen) die in goede staat
verkeren, zorgt het antiblokkeersys-
teem samen met de elektronische
remdrukregelaar tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Opmerking: Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand
kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld
als de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingedrukt groot is en
zorgt ervoor dat de benodigde be-
dieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Bij een noodstop worden, afhankelijk
van de optredende remvertraging,
de alarmknipperlichten automatische
ingeschakeld. Ze worden uitgescha-
keld zodra weer wordt gasgegeven.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding, duidt dit op
een storing in het ABS systeem,
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
het verklikkerlampje
STOP,
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen een
PEUGEOT-servicepunt.
De normale werking van het an-
tiblokkeersysteem kan merkbaar
zijn door het trillen van het rem-
pedaal.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en
laat het niet los.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 200 next >