PEUGEOT 206 2005.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 141 of 191

Veiligheid128 -
01-10-2005
129Veiligheid-
01-10-2005
ANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-
ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd on-
der controle houden.Uitschakelen van het ASR/ESP-
systeem
In bijzondere omstandigheden
(als de auto vastzit in de modder,
sneeuw, in mulle grond, ...) kan het
nuttig zijn het ASR- en ESP-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
F
Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich links onder het
stuurwiel bevindt. Controle van werking
De systemen ASR en
ESP zorgen voor meer
veiligheid tijdens het
rijden. De bestuurder mag
zich echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico's of
te hard rijden.
De goede werking van de sys-
temen wordt verzekerd door de
naleving van de voorschriften van
de constructeur op het gebied
van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen en de
procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden
door een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een
aanrijding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Werking van het ASR- en ESP-
systeem Het verklikkerlampje van de
schakelaar en het pictogram
gaan branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display: het ASR/
ESP-systeem is uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw:
F automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
F handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Bij een storing in de syste-
men zal het verklikkerlampje
van de schakelaar gaan
knipperen en het pictogram
verschijnen.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de systemen te laten con-
troleren.
Als het ASR- of ESP-sy-
steem is ingeschakeld,
knippert het desbetreffende
pictogram.

Page 142 of 191

Veiligheid130 -
01-10-2005
131Veiligheid-
01-10-2005
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels
met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-
gistreren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins
irriteren.
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor de
passagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-
activeerd, behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagiers-
zijde altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
F Zet het contact af , steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpaneel
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding

op het multifunctionele display, laat
het systeem dan controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Storing airbag voor
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
* Volgens land van bestemming.

Page 143 of 191

Veiligheid130 -
01-10-2005
131Veiligheid-
01-10-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.Zij-airbags* en window-
airbags*
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht
in de stijlen en in de hemelbekle-
ding.
Ze worden aan de zijde waar de
aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Als de twee verklikker-
lampjes airbag permanent
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt. Als bij aangezet contact
(2
e stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld
(stand "OFF"). Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en de melding
"Storing airbag"
op het dis-
play, raadpleeg dan een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
* Volgens land van bestemming.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding op
het multifunctionele display.
Controle van werking
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door
een pictogram in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.

Page 144 of 191

Veiligheid132 -
01-10-2005
133Veiligheid-
01-10-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objec-
ten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de
inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op. Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of
op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel
uit van de bevestiging van de
window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 145 of 191

Veiligheid130 -
01-10-2005
131Veiligheid-
01-10-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.Zij-airbags* en window-
airbags*
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht
in de stijlen en in de hemelbekle-
ding.
Ze worden aan de zijde waar de
aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Als de twee verklikker-
lampjes airbag permanent
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt. Als bij aangezet contact
(2
e stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld
(stand "OFF"). Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en de melding
"Storing airbag"
op het dis-
play, raadpleeg dan een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
* Volgens land van bestemming.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding op
het multifunctionele display.
Controle van werking
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door
een pictogram in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.

Page 146 of 191

Veiligheid132 -
01-10-2005
133Veiligheid-
01-10-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objec-
ten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de
inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op. Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of
op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel
uit van de bevestiging van de
window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 147 of 191

Veiligheid132 -
01-10-2005
133Veiligheid-
01-10-2005
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling van de
veiligheidsgordel:
- Verlagen: trek de knop naar u toe en schuif het bevestigingspunt
omlaag.
- Verhogen: schuif het bevestigings- punt omhoog. De veiligheidsgordel omdoen
Trek de riem om u heen en steek de
gesp in de gordelsluiting.
Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers is de veilig-
heid van de voorste inzittenden bij
frontale aanrijdingen nog verder ver-
beterd. De gordelspanners dienen
om, afhankelijk van de kracht van
de aanrijding, de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de in-
zittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittende getrok-
ken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van:
- drie driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat (3-/5-deurs en
206 SW),
- twee driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat (206 RC).

Page 148 of 191

Veiligheid134 -
01-10-2005
Zorg ervoor dat alle inzit-
tenden tijdens het rijden
hun veiligheidsgordel dra-
gen, ook al betreft het een
korte rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen*, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door wor-
den geleid.
Controleer zowel voor en na het
gebruik van de gordel of deze goed
is opgerold.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden
gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag deze niet gedraaid zitten,
- mag er niets aan worden gewij- zigd. Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-servicepunt.
Controleer na het neerklappen
of verstellen van een stoel of de
achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Voorschriften voor het gebruik van
kinderzitjes:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider* wan- neer een kinderzitje is geïnstal-
leerd. De gordelspanners kunnen,
afhan-
kelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding , vóór en onaf-
hankelijk van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.

Page 149 of 191

Controles136 -
01-10-2005
137Controles-
01-10-2005
1,1 LITER (60 pk), 1,4 LITER
(75 pk) en 1,4 LITER 16V
(90 pk) BENZINEMOTOREN
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtilter.
7. Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
* Volgens land van bestemming.

Page 150 of 191

Controles136 -
01-10-2005
137Controles-
01-10-2005
1,6 LITER 16V (110 pk)
en 2 LITER 16V (138 pk)
BENZINEMOTOREN
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter.
7. Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
* Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 200 next >