PEUGEOT 206 2005.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 191

Comfort80 -
01-10-2005
81Comfort-
01-10-2005
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2 . Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3 . Zijventilatieroosters.
4 . Middelste ventilatieroosters.
5 . Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6 . Uitstroomopening voor
beenruimte achter (uitsluitend
bij uitvoeringen met
automatische airconditioning).
Gebruiksadviezen en
opmerkingen
Zet de knop van de luchtopbrengst
zodanig dat de interieurlucht goed
ververst wordt.
Als de knop van de luchtopbrengst
in de stand OFF wordt gezet, wordt
het thermische comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er
nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Stel de luchtverdeling in naargelang
de behoefte en de klimatologische
omstandigheden.
Wijzig de instelling van de
temperatuur geleidelijkom een
optimaal comfort te bereiken.
Zet de knop van de luchttoevoer
in de stand "Buitenlucht" voor een
snelle ontwaseming.
Als de temperatuur in de auto zeer
hoog blijft nadat deze lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het interieur
kort ventileren.
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopeningen
onder de voorruit, de
verschillende ventilatieroosters
en de ventilatieopeningen voor de
beenruimte vrij blijven. Bij een zware belasting van de
motor (trekken van een zware
aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan
de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor.
Controleer regelmatig de staat van
het interieurilter, dat zich onder de
motorkap ter hoogte van de voorruit
bevindt. De ilterelementen dienen
periodiek te worden vervangen. Laat
de ilterelementen twee keer zo vaak
vervangen als de omstandigheden
dit vereisen.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-
servicepunt controleren.

Page 82 of 191

Comfort82 -
01-10-2005
83Comfort-
01-10-2005
ONTDOOIEN EN
ONTWASEMEN
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na
ongeveer 12 minuten automatisch
uit*. Druk nogmaals op de schake-
laar om de achterruitverwarming
opnieuw gedurende 12 minuten in te
schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen door de
schakelaar nogmaals in te drukken.
Schakel zodra de omstandigheden
het toelaten de achterruitverwarming
en verwarming buitenspiegels uit
aangezien een laag stroomverbruik
zorgt voor een vermindering van het
brandstofverbruik.
Handmatig ontwasemen*
Snel ontwasemen van de voorruit en
zijruiten:
- schakel de airconditioning in,
- zet schakelaars van de tempera- tuurregeling en de luchttoevoer in
de maximale stand,
- sluit de middelste ventilatieroos- ters,
- zet de knop van de luchttoevoer naar links in de stand "Buitenlucht".
Automatisch ontwasemen,
programma "Zicht"*
In sommige gevallen kan het
programma AUTO niet toereikend
blijken om de voorruit en zijruiten
snel condens- en ijsvrij te maken
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
Kies dan het programma “zicht”,
door op deze toets te drukken, dat
zorgt voor een snelle ontwaseming
van de ruiten.
Druk nogmaals op de toets AUTO
om dit programma af te sluiten en
terug te keren naar het programma
AUTO.
* Volgens uitvoering of land van bestemming.

Page 83 of 191

Comfort82 -
01-10-2005
83Comfort-
01-10-2005
VERWARMING/VENTILATIE
De verwarming en ventilatie werken uitsluitend bij draaiende motor.
2. Luchtverdeling
1. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte. Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden geva-
rieerd door de knop in een tussen-
stand te zetten, aangegeven met "
-". 3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de
zijruiten.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie.
Zet om de luchtrecirculatiestand te
gebruiken de knop 4 naar rechts in
de stand "Luchtrecirculatie".
Zet, zodra de omstandigheden
dit toelaten, de knop 4 weer in de
stand "Toevoer van buitenlucht" om
te voorkomen dat de luchtkwaliteit
in het interieur afneemt.

Page 84 of 191

Comfort84 -
01-10-2005
85Comfort-
01-10-2005
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van de
luchtopbrengst op "OFF" staat.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
1. Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat de
temperatuur in het interieur 's
zomers te verlagen en zorgt in de
winter bij temperaturen boven 0°C
voor een snelle ontwaseming van
beslagen ruiten. 2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit en
zijruiten (ontwasemen - ont-
dooien).
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Druk de schakelaar in, het
verklikkerlampje gaat bran-
den. Luchtstroom naar de been-
ruimte.
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden geva-
rieerd door de knop in een tussen-
stand te zetten, aangegeven met "
-".

Page 85 of 191

Comfort84 -
01-10-2005
85Comfort-
01-10-2005
4. Regeling luchtopbrengstDraai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de
zijruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt
wordt terwijl de airco is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de airco
vergroot en worden de ruiten sneller
ontwasemd.
Als de luchtrecirculatiestand bij
vochtig weer wordt gebruikt, bestaat
het risico dat de ruiten beslaan.
Zet om de luchtrecirculatiestand te
gebruiken de knop 5 naar rechts.
Zet, zodra de omstandigheden dit
toelaten, de knop 5 weer in de stand
"Toevoer van buitenlucht" om te
voorkomen dat de luchtkwaliteit in
het interieur afneemt.
5. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie

Page 86 of 191

Comfort86 -
01-10-2005
87Comfort-
01-10-2005
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking
2. Regeling door het programma AUTO
Druk op de toets "AUTO".
Het is raadzaam deze stand
te gebruiken: het systeem
regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u ingestel-
de waarde. Het systeem kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt wor-
den, mits de ruiten zijn gesloten. Voor uw comfort worden de instel-
lingen tussen twee startmomenten
opgeslagen, mits de temperatuur in
het interieur nauwelijks is veranderd.
Is dit wel het geval, dan treedt het
automatische programma weer in
werking.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld.
Bij het indrukken van de toets
AUTO
zal het systeem weer volledig
automatisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortni-
veau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Cel-
sius of Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te
wijzigen. Instelling op ongeveer 21
biedt een optimaal comfort.

Page 87 of 191

Comfort86 -
01-10-2005
87Comfort-
01-10-2005
3. Airconditioning AAN/UITBij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverversing
uitgeschakeld.
De aanduiding ECO verschijnt op het
display.
Druk de toets nogmaals in om de
automatische werking van de aircon-
ditioning te hervatten. De aanduiding
A/C verschijnt op het display.
Opmerkingen
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
4. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ont- dooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 5. Luchtopbrengst
Druk op de toets "+"
of "-" om de luchtop-
brengst respectieve-
lijk te vergroten of te
verkleinen.
6. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 7. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de
toets OFF worden alle func-
ties van het systeem uitge-
schakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: druk op de toets toevoer
van buitenlucht 7 om de luchttoevoer
volledig af te sluiten.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd. De
recirculatiestand, aange-
geven op het display, dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Druk de toets nogmaals in om de
automatische toevoer van buitenlucht
te hervatten.

Page 88 of 191

Comfort88 -
01-10-2005
89Comfort-
01-10-2005
3-/5-deurs en 206 SW

Page 89 of 191

Comfort88 -
01-10-2005
89Comfort-
01-10-2005
206 RC

Page 90 of 191

Comfort90 -
01-10-2005
91Comfort-
01-10-2005
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun (behalve 206 RC)
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de
hoofdsteun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een botsing).
Voor het lager zetten van de
hoofdsteun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt en
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de blokkeerpal op de geleider in
om een hoofdsteun te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. 4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te
schakelen.
Rijd nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en
correct zijn afgesteld. Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opberg-
stand (laag) en kunnen worden
verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeerpal
op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun
omhoog tot aan de aanslag en druk
op de ontgrendelingsknop.
3 - Toegang tot de achterbank
3-deurs: A of B (volgens
uitvoering)
A - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen en de
stoel naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd dat
de stoel weer in de oorspronkelijke
stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
B - Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 200 next >