PEUGEOT 206 2006.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 182

127Rijden-
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display (bijv. bij 110 km/h):
Opmerking: ook als de begrenzer (bijv. bij een steile afdaling) niet kan voorkomen dat de ingestelde snel-heid wordt overschreden, knippert deze snelheid op het display.
Laat om de begrenzer weer in te schakelen het gaspedaal los om de wagensnelheid te verlagen tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
 Draai de knop 1 in de stand 0 of zet het contact af om het systeem uit te schakelen. De laatst inge-stelde snelheid blijft in het geheu-gen opgeslagen.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
Storing
In het geval van een storing van de snelheidsbegrenzer wordt de inge-stelde snelheid gewist en verschijnt het volgende op het display:
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal, kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestel-de snelheid wordt overschreden.
Bij het gebruik van de snelheids-begrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.- leg nooit meerdere matten bo-ven op elkaar.

Page 132 of 182

Rijden128 -
SNELHEIDSREGELAAR*
Deze snelheidsregelaar van de nieu-we generatie geeft de ingestelde snelheid weer op het instrumenten-paneel.
Hiermee kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven ongeveer 40 km/h vanaf de 4e versnelling bij auto’s met handgeschakelde versnellingsbak.
Bij auto’s met automatische trans-missie moet bij een snelheid hoger dan 40 km/h de selectiehendel in de stand D staan of moet in de sequen-tiële stand minimaal de tweede ver-snelling zijn ingeschakeld.
Op dat moment gaat ook het verklikkerlampje op het in-strumentenpaneel branden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Druk, als de snelheidsregelaar is ge-activeerd, op deze knop om de kilo-meterteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-maals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsregelaar.
Selecteren van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Op het dis-play verschijnt achtereenvolgens:
Eerste keer activeren/instellen van een snelheid
Druk op de toets 2 of 3 zodra de ge-wenste snelheid is bereikt. De snel-heid is nu in het geheugen opgeslagen en op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming.
Opmerking: het is mogelijk even gas te geven zonder dat de snelheidsre-gelaar wordt uitgeschakeld. De inge-stelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Snelheidsregelaar onderbrekenAls u het rijden met de snelheidsre-gelaar wilt onderbreken:  Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Het verklikkerlampje op het instru-mentenpaneel gaat uit.

Page 133 of 182

129Rijden-
Snelheidsregelaar opnieuw activeren
Druk, na het onderbreken van de snelheidsregelaar, op de toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
U kunt de snelheidsregelaar ook op-nieuw activeren door op de toets 2 of 3 te drukken. Het systeem slaat dan de snelheid op waarmee op dat mo-ment gereden wordt.
Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
 Druk op de toets 3.
Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h ver-hoogd.
Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h verhoogd.
Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verhoogd.
Met het gaspedaal:
 Geef gas tot de gewenste snel-heid is bereikt,
 Druk op de toets 2 of 3.
Ingestelde snelheid verlagen: Druk op de toets 2. Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verlaagd. Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h verlaagd. Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verlaagd.
Ingestelde snelheid annuleren
 Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestel-de snelheid gewist.
Uitschakelen van de functie
 Draai de knop 1 in de stand 0 om het systeem uit te schakelen.
Storing
In het geval van een storing van de snel-heidsregelaar wordt de ingestelde snel-heid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele seconden:
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snelheid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd.Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.Bij een steile afdaling kan de snel-heidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt over-schreden.Bij het gebruik van de snelheids-regelaar moet de bestuurder te al-len tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het ver-keer blijven vestigen en zijn ver-antwoordelijkheid nemen.Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.- leg nooit meerdere matten bo-ven op elkaar.

Page 134 of 182

Veiligheid130 -
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-den en velgen) die in goede staat verkeren, zorgt het antiblokkeersys-teem samen met de elektronische remdrukregelaar tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuur-baarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.
Opmerking: Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er gehomologeerde wielen worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt auto-matisch in werking zodra één van de wielen dreigt te blokkeren.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-gevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rem-pedaal wordt ingedrukt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde be-dieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Bij een noodstop worden, afhankelijk van de optredende remvertraging, de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Ze worden uitgescha-keld zodra weer wordt gasgegeven.
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een sto-ring in het ABS systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP,een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische rem-drukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen een PEUGEOT-servicepunt.
De normale werking van het anti-blokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een nood-stop krachtig en volledig in en laat het niet los.

Page 135 of 182

131Veiligheid-
ANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvul-ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-kracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de rem-men van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. In extreme situaties kan het systeem de auto echter niet altijd onder controle houden.
Uitschakelen van het ASR/ESP-systeem
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR- en ESP-systeem uit te schake-len, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
 Druk op de schakelaar "ESP OFF", die zich links onder het stuurwiel bevindt.
Controle van werking
De systemen ASR en ESP zorgen voor meer veilig-heid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico’s of te hard rijden.
De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de con-structeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen en de procedures voor montage en het uitvoeren van werk-zaamheden door een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aan-rijding controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het verklikkerlampje van de schakelaar en het pictogram gaan branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display: het ASR/ESP-systeem is uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw:
 automatisch ingeschakeld als het contact wordt afgezet.
 handmatig ingeschakeld door nogmaals op de schakelaar te drukken.
Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje van de schakelaar gaan knipperen en het pictogram verschijnen.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om de systemen te laten con-troleren.
Als het ASR- of ESP-systeem is ingeschakeld, knippert het desbetreffende pictogram.

Page 136 of 182

Veiligheid132 -
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de wer-king van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-gistreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veiligheidsgordels zorgen voor een afdoende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags ontsnappende gas kan enigszins ir-riteren.
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-activeerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Uitschakelen airbag aan passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszij-de altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uit-schakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Als dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een ge-luidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, laat het systeem dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Storing airbag voor
Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitge-schakeld.
* Volgens land van bestemming.

Page 137 of 182

133Veiligheid-
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Zij-airbags* en window-airbags*
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekle-ding.
Ze worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Als de twee verklikker-lampjes airbag permanent branden, plaats dan geen kinderzitje met de rug in de rijrichting. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact (2e Als bij aangezet contact Als bij aangezet contact stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een melding op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgescha-keld (stand "OFF").
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en de melding "Storing airbag" op het dis-play, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het sys-teem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumentenpa-neel in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Controle van werking
Het goed functioneren van het sys-teem wordt aangegeven door een pictogram in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Page 138 of 182

Veiligheid134 -
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hier-voor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel moge-lijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende si-garetten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen lei-den tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 139 of 182

133Veiligheid-
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Zij-airbags* en window-airbags*
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekle-ding.
Ze worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Als de twee verklikker-lampjes airbag permanent branden, plaats dan geen kinderzitje met de rug in de rijrichting. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact (2e Als bij aangezet contact Als bij aangezet contact stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een melding op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgescha-keld (stand "OFF").
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en de melding "Storing airbag" op het dis-play, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het sys-teem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumentenpa-neel in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Controle van werking
Het goed functioneren van het sys-teem wordt aangegeven door een pictogram in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Page 140 of 182

Veiligheid134 -
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hier-voor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel moge-lijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende si-garetten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen lei-den tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 190 next >